Belijdenis en School. VARIA. Vervolg verslag Zendingsdag. zalig worden, en dat, hoewel de vervolging, welk woord wij ook in de acta ontmoeten, op wreede wijze woedde. Hulsebos. Daar hetgeen ik de verledene week schreef over de wedergeboorte en het Verbond en zijne bediening, door Woord en sacrament, sommigen, gelijk mij bleek, niet volkomen duidelijk was, zoo voeg ik vóór wij anderen hooren, er nog een en ander aan toe. Naar het mij voorkomt heeft de wederge- geboorte niet onmiddellijk plaats, namelijk in dezen zin, dat met het verbond Gods en met de bediening van hetzelve, door Woord en sa crament, geene rekening zou worden gehouden. Ik geloof, dat de Heere God Zich aansluit in het zaligen van zondaren aan, dat Hij werkt onder en door hetgeen Hij in het verbond en deszelfs bediening gegeven heeft. Dus, dat Hij ons niet slechts, maar ook Zich zeivennatuur lijk vrijwillig, aan de middelen, die Hij ter za ligheid gaf, gebonden heeft. Wat Hij had kunnen doen, is daarbij niet de vraag maar wél wat Hij wil doen en doet. Hij toch werkt alle dingen, naar dm raad van Zijnen wil. Volgens Zijn woord nu zijn de Heidenen, zonder uitzondering, vreemdelingen van God, van de verbonden en belofte, ja zon der Hem in deze wereld. Het spreekt van zelf dat dit niet wil zeggen, dat zij absoluut zonder God en zonder de gaven der algemeene gratie zfln:maar wél, dat zij de zaligmakende ge nade en alzoo de gemeenschap met God in Christus missen. Deze zaligmakende genade nu missen zij niet, wanneer Hij Zijne wederbarende genade ver- heer! y kt, mitsdien hen tot Zyne kinderen aan neemt, als zij nog heidenen, d. i. zonder alle middelen der genade zijn. Zy, die dat stellen, stompen, onder meer, den prikkel af, om toch het verbond Gods niet te verbreken en de bediening er van niet te verachten. Het is ook daarom, dat wij er m. i. tegen moeten opkomen. Daarenboven mogen wij maar niet gelooven wat wij willenhetgeen wy gelooven, moeten wij uit het Woord onzes Gods kunnen bewijzen. Bewezen nu is dat niet. Maar wèl is het uitgesproken, dat God ook heidenen wederbar die nog ganscheiyk van de middelen**##. \errM nade verstoken waren En daarbij komt dan nog, dat er vóór eenigen tijd, meer dan eens geschreven is over de wedergeboorte, alsof zy bij allen, die tot den verbondskring behooren, in de allerprilste jeugd plaats heeft. Ik voor mij geloof wel, dat dit laatste geloofd noch bedoeld is. Doch, een historisch feit is het, dat, tengevolge er van, onrust en strijd ook over dit punt der leer is gekomenalsmede, dat toen andere broederen aan den anderen kant zijn gaan staan. Gelukkig klaren thans de nevelen op, ver staat men elkander beter, en nadert men el kander. Zeer veel is aan elkander reeds toe gegeven. Al is dat ook niet puntje voor puntje gestipuleerd en met zoovele woorden uitgesproken. Naarmate wij het onderzoek voortzetten en recht broederlijk worden, ontmoeten wij elkan der en gevoelen wij ons één in de Waarheid Gods; één in het geloof, dat de Waarheid, ja den God der Waarheid tot zijn voorwerp heeft. Door Gods genade hebben wij het verbond en de belofte Godsalsmede de bediening van het Woord en de Sacramenten. In den weg des verbonds nu werkt God de Heere door de belofte, die Hij ook den kinderen heeft ge geven. Door of krachtens dat verbond en de belof ten wordt menig kind vóór of by den doop, in zooverre ook weer door den doop, het nieuwe leven, het leven uit God in het harte uitgestort. Dat leven uit God wordt hun evenwel niet door het verbond, de beloften en den doop als door een zeker voertuig gegeven. Maar de Heere God schept het overeenkomstig Zyn verbond en Zyne beloften in het hart der kin deren. Alleen in zoover en in dezen zin ge schiedt het onmiddelijk. Hebben wij nu niet met de kinderen, maar met lien te doen die het Woord Gods kunnen hooren, zie, dan komt naar Gods wijsbestel en groote goedheid bij het verbond, de beloften en het sacrament des doops ook nog de bediening des Woords. En deze bediening moet allen creaturen deelachtig worden gemaakt. De Yader werkt door den Heiligen Geest en de bediening Zyns Woords met het oog op en in zoover ook weer door de beloften, die Hijin betrekking tot de hei denen, den Zoon Overeenkomstig deze beloften en Zijn eeuwig voornemen weder- baarde en wederbaart Hij duizenden bij duizen den heidenen, onder en door de prediking van het Evangelie. Want naar Zijne vrijmacht maakt Hij door de dwaasheid der prèdiking zalig, die gelooven. Paulus zegt dienovereen komstig (m. i toch geldt dit zoowel in betrek king tot de Heidenen als de Joden): „Naar Zijnen wil heeft Hij ons gebaard, door het Woord der waarheid(Jac. 1 18) En in 1 Petr. 1 23 Gij, die wedergeboren zijt, niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en eeuwig blijvende Woord, van God. In 1 Cor. 4 15 luidt hetWant in Christus Jezus heb ik u door het Evangelie ge teeld„Het heeft Gode behaagd, door de dwaasheid der prediking zalig te maken, die ge looven", schrjjft hij 1 Cor. i 21. Trouwens, in het geheele Nieuwé Testament wordt er, waar er sprake is van het werk der zaligmaking, nadruk gelegd, op de bediening van het Verbond en het Woord Gods. Maar uit de aangehaalde plaats, 1 Kor. 415 blykt voor ons dunkt mg genoegzaam, dat het „teelen" of baren dewijl het daar aan Pau lus wordt toegekend niet zóó moet worden opgevat, dat, óf Paulus óf het Woord als zoo danig het werk der wederbaring door inten sieve. d. w. zJJgjgt injieriyke kracht verricht. Hoewel het m. ïPioch ook niet geheel zonder en buiten de bediening van het Verbond en het Woord geschiedt. Het is er mee als met de wonderen. Hij, de Heere verrichtte het won der. Ja, onmiddelijk. Maar toch ook weer, door Mozes, door de profeten, en door het woord, dat God door hen sprak, zoo bijv. zeide God tot Mozes: Zeg den kinderen Israels, dat zij voortrekken; en Petrus zeideIn den naam van Jezus Chris tus neem u beddeke op en wandel. Omdat zij hierin medearbeiders Gods zyn, wordt aan hen en aan hun woord wei het, wonder toege schreven. Zóó nu is het ook in betrekking tot de wedergeboorte, in 1 Kor. 4 15 en Jac. 118 enz. God geeft in dien weg, onder en door die genade middelen en den menschen het nieuwe teven. Daarmee wil ik echter niet zeggen, dat wy om die weldaad van het genadeverbond deel achtig te worden, bepaald onder de prediking des Woords moeten verkeeren immers in de prilste jeugd, op het krankbed en elders maakt vele geestelyk-doode zondaren levend; eriii" dat dit 8eheel b^iten het Verbond, de be loften en het Woord om zou gaan, weerspreek ik. Voorts zeg ik het Woord is een licht en het is levend en krachtigmaar wat baat het een blinde dat de Zonne der gerechtigheid op middaghoogte staat en schijnt; en wat baat het den geestelijk-dooden zondaar, dat God hem roept. Zoolang de Heere hem niet het leven en het licht schenkt, baat hem dat niets. Wij moeten het leven ontvangen, om te zien, te hooren en te gelooven. Levend maken dat doet God en God alleen dat doet Hij door Zijn scheppend Woord. Met het oog hierop alleen kunnen wij dan ook zeggen, dat de wedergeboorte onmiddelijk plaats heeft. Naar het mij voorkomt, is het maar de vraaghóe men het, en van welken kant men het beziet. Littooij. De middagsamenkomst werd geopend door Ds. Ruijs met het laten zingen van Ps. 7210 en gebed, en daarna werd door den voorzitter aan Ds. v. d. Valk het woord gegeven, tot het verdedigen van stellingen, die de beginselen der zending betreffen. Z.Eerw. sprak eerst over 7 zendingsbevel Matth. 2819. En wees er op dat geen bevel minder is nageleefd dan dit. Jezus heeft dit gesproken na zijn aardsche zending, als de ge zondene des Vaders, te hebben volbracht. De zending vloeit uit Gods eeuwig voornemen om zich zijn gemeente te verlossen en te zaligen. Dat doel wordt niet bereikt, voor dat de schuld is verzoend en de wet is volbracht. En toen sprak Hij tot de apostelen, tot zyn kerk,Gaat heen, predikt het Evangelie" enz. Zoo behaagt het hem zijn gemeente te verga deren. Aldus moet zijn volk uit de volken toegebracht. Wordt dat bevel niet gehoorzaamd, dan zou Christus tevergeefs geleden hebben. Dat bevel moet ons dus aanzetten en prik kelen. De Kerk heeftin gehoorzaamheid aan des Heeren bevel, het werk der zending te be hartigen. In de 2e plaats wees spreker op het hoogste doel van den arbeid der Zending. Velen ijveren voor de zending, maar niet om de hoogste reden. Engeland beoogt b. v. een staatkundig en handelsbelang. De Duitschers is het te doen om zielen te redden. Maar de Calvinisten be oogen ook hier, op grond van Gods Woord, de verheerlijking van den Drieëenigen God. Of schoon de zending haren gezegenden invloed in al de ordeningen van het volksleven doet gelden, zoo mag dat toch nooit het hoogste doel van den arbeid der zending zijn. In de 3e plaatsHoe wil God dat zijn Naam in het werk der zending verheerlijkt wordt? Zijn kerk zal vergaderd worden uit alle volken, 't Moet te doen zijn om zondaren met Christus bekend te maken, maar 't mag toch niet te doen zijn om de enkele zielen, maar om te vergaderen een Kerk. De apostel spreekt in Ef. 3:8—10 van „de groote genade hem gegeven om onder de Hei denen, door het Evangelie te verkondigen den onnaspeurlijken rijkdom van Christus", doch dit in het eerste stadium, maar daarna .Opdat nu, door de gemeente bekend gemaakt worde aan de overheden en de machten in den hemel de veelvuldige wijsheid Gods." God wil een ge meente, een lichaam van Christus. In die hei- densche volken zijn groote gaven van schep ping en algemeene genade, en komen nu daar bij de gaven der bijzondere genade, dan moe ten al die gaven vereend en geopenbaard, en alle die moeten saamwerken tot de glorie van den Drieëenigen God. Hoogste einde moet zijn de verheerlijking van God, niet alleen door de prediking van Christus en het redden van zondaren, maar ook door het vergaderen eener Kerk, waarin al de eigenaardige gaven ook die der algemeene genade, aan dat volk gegeven worden, uitkomen en aan den dienst van God gewijd. In de 4e plaatsHoe moet de kerk des Heeren arbeiders zenden in het werk der zen ding, plaatselijk of alle kerken saam door de putaten De Synode sprak uitvan de plaat selijke kerk moet het werk der zending uit gaan. Spreker wijst hier slechts alleen op een bezwaar, dat, als de plaatselijke Kerk het al leen niet kan doen en de hulp der Classis wordt ingeroepen, de classis arbeiders zenden zou en de Kerk zoodoende weder deputaatzou worden. Doch spreker belooft hierover nog eens goed te zullen nadenken. Waar het vaststaat, dat de uitzending van arbeiders van eene plaatselijke Kerk moet uit gaan, en het zijn kan, dat deze niet by machte is om het alléén te doen, maar daarin door andere kerken moet gesteund worden, zoo moet een weg gevonden worden, waardoor de autonomie der plaatselijke kerk ongeschonden bewaard blijft en de helpende kerken, op de meest mogelijke wijze kunnen samenwerken. Een broeder, die teleurgesteld is omtrent dit punt, en gaarne hier een weg zou zien aan gewezen, wordt medegedeeld, dat de zeekerken, die een Kerkschip bouwen gaan om onder de visschers te arbeiden, het hierin eens werden, dat de bediening des Woords op dat schip van één kerk moet uitgaan, maar zoo, dat de an dere medehelpende kerken hun deputaten heb ben. Hier ligt een voorbeeld, hoe de plaatse lijke kerk zuiver kan zenden. Als een Kerk vergadering houdt, en er over de zending wordt gesproken, naar de roeping van elke kerk, kunnen heel geschikt, tot be spreking van de Zending deputaten van de andere kerken worden toegelaten, die mede helpen namens hun kerken, en ten slotte worde de eindbeslissing aan de vergadering dier ééne kerk overgelaten. Ds. v. d. Valk zegt aan de vergadering de verdere verdediging zijner stellingen in een volgend jaar toe. Nadat de Praeses Ds. v. d. Valk had dank gezegd voor de uiteenzetting zijner vier eerste stellingen en zijn spijt had uitgedrukt dat er niet meer tijd is om de andere te hooren, ver kreeg nu Ds. Bouma het woord over het eiland Soemba. Kennen we Java uit het boek van Ds. Lion Cachet, Soemba is minder bekend. Soemba beslaat een oppervlakte zoo groot als de prov. Zeeland, N. Brabant, Utrecht, N. en Z. Holland te saam. 't Ligt zeer afgezonderd in de Timor- Archipel; 't Werd hier al te liberaal behan deld. Tot 1864 werd er niets verricht. In 1866 een klein begin gemaakt door ambtenaren. Wij mogen het vergeten, de natuur niet. De bodem is er steenachtig. Ge vindt er hoog- en laagvlakten. Langs de rivieren uitnemen- den kleigrond. Er zijn geen verscheurende dieren, maar buffels, apen en paarden. De in-

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1897 | | pagina 2