Belijdenis en School.
VARIA
„Kerspel of Wijk V
in.
ln antwoord.
Maar de zaak, waarop wij hier vooral nadruk
kelijk wyzen, is hetgroote gewicht der verkie
zing, het teedere en heilige daarvan. Niemand
mag zijne taak in deze verzuimen, algemeen
behoort de belangstelling te zijn, persoonlijke
voorkeur of afkeur moeten verre blijven, met
teedere nauwgezetheid moeten de kenmerken
worden nagespeurd, en dat niet eerst op den
dag der verkiezing. De eere Gods en het welzijn
van Christus Kerk behooren het eenig doelwit
der keuze te zijn. Hoe meer deze zaak alzoo
door de Gemeente wordt ter harte genomen,
hoe helderder en klaarder de roeping ook voor
het bewustzijn van den verkorene treden zal.
Zoo spreekt dan ook de belijdenis in art. XXXI:
Wij gelooven dat de Dienaars des Woords Gods
Ouderlingen en Diakenen tot hunne ambten be-
hooren verkoren te worden door wettelijke verkie
zing der Kerkmet aanroeping des Naams Gods
en goede orde, gelijk het Woord Gods leert.
Maar ook heeft een iegelijk, die meent gaven
van den Heere te hebben ontvangen tot eenig
ambt in Gods Kerke, wel toe te zien, dat hy de
vrije keuze der Gemeente Gods niet voorbij zie
of verachte. Zoo moet zich dan een iegelijk wel
wachten door onbehoorlijke middelen zich in te
dringen, maar is schuldig den tijd te verwachten,
dat hij van God beroepen wordt, opdat hij ge
tuigenis hebbe van zijne beroeping, om van de
zelve verzekerd en gewis te zijn, dat zij van den
Heere is.
Het is dus geen teeken van gezond, kerkelijk
leven, wanneer aan de verkiezing zelve zoo
weinig beteekenis wordt gehecht, dat men daar
door nog ganschelijk niet weet, of men wel
tot het ambt van den Heere is geroepen, al
thans wanneer het niet eene verkiezing bij
wijze van een wereldsche stembus, maar in
waarheid eene verkiezing naar den Woorde
Gods is geweest. In het laatste geval heeft
de verkorene daarin eene zekere aanwijzing,
om hem aan te dringen tot aanvaarding van
het ambt, en om hem te bemoedigen en te
sterken bij het zien op eigen zwakheid en op
de vele bezwaren en moeielykheden, die vaak
op den weg van de aanvaarding en vervulling
van het ambt voorkomen. Tot de aanvaarding
van het ambt bij wettige verkiezing mag dus
niet geëischt worden, dat de Heere nog een bi-
zonder teeken geve, of eene bizondere stem in
de ziele doe vernemen. Maar uit deze souve-
reine roeping volgt dan ook de volkomen ge
lijkheid in macht en autoriteit van de Diena
ren des Woords, in wat plaats, dat zy zijn. Zij
hebben een zelfde machten autoriteit, zijnde al-
tegader Dienaars van Jezus Christus, des Eeni-
gen algemeenen Bisschops en des eenigen Hoofds
der Kerke.
Hulsebos.
Het standpunt van de Independenten was en
is een geheel ander dan het standpunt dat wij
bij de besprekingen over de vereeniging der
Kerken innamen, dat door ons nog ingenomen
wordt, en dat door Dr. Kuyper in zijne arti
kelen over „Kerspel of Wijk" ingenomen is.
De Independenten toch hebben zoo veel
plaatselijke Kerken en kerkeraden als er Ker
spels in de steden zijn.
In dat opzicht zijn de Kerken in Amerika,
waar men van eene eerste, eene tweede, ja, tot
eene achtste en negende Kerk in eenzelfde stad
spreekt, en die ook heeft, aan de Independen
ten gelijk. Daaraan gelijk zijn in dit opzicht
ook de Kerken in Middelburg en elders, die
eene A., eene B. en eene C. Kerk verkiezen
en er op nahouden.
Dit standpunt in te nemen en voor te staan,
is ontegenzeggelijk in strijd met de geschiede
nis en de leer der Gereformeerde Kerken. Zy,
die dit standpunt voorstaan en innemen, zijn
ten dezen niet gereformeerden, naar het mij
altijd voorkwam, ook niet bijbelsch. Vóór jaren
reeds wees ik er evenwel de Gemeente op,
die ik dienen mag, dat er van huisgemeenten
in eenzelfde stad, in de brieven door den apos
tel der Heidenen geschreven, sprake is. Het
luidt: „Groet ook de Gemeente, die in hun
huis is (Rom 16 51 Oor. 1612) alsmede
„Groet de Gemeente, die in zijn huis is"
(Coll. 4 15), en ook: „De Gemeente, die te
uwen huize is." (Philémon 2).
Tegelijkertijd wees ik er toen op, dat dit,
voor zoover de Christenen hier geregeld samen
kwamen, uit den nood der ty den geboren werd.
Het waren gelijk wy weten, tyden, waarin
men om Jezus wil vervolgd werd, niet gere
geld vergaderen kon, en ook niet aanstonds
een gemeenschappelijk Kerkgebouw had.
Dat er tijden kunnen zijn, waarin dat moet,
zietdaar, hetgeen door my destijds daaruit
afgeleid is.
Want dat dit bestendigd en alzoo regel wor
den mag, is door mij nooit beweerd, en kan
ook niet bewezen worden.
Calvijn, die ik op al deze plaatsen nog eens
nazag, verklaart deze teksten zelfs niet eens in
dezen zin, dat te hunnen huize samenkom
sten door Christenen uit onderscheidene huis
gezinnen gehouden werden. Hy meent, dat
bij al die teksten aan een zoodanig huisgezin
te denken is, dat zich als eene Gemeente
Gods openbaart. Gedurig is het, als bjj Philé
mon vs 2 „En voorwaar, het is ook geen kleine
lof van een vader des huisgezins, dat hij alzoo
zijn huisgezin onderwezen heeft, dat het als eene
kleine gemeente is, cn dat hij zélf het herders
ambt in zijn huis bedient
De randteekenaren laten het in het midden,
en geven, zooals menigmaal, de beide gevoe
lens aan. Zij zeggen bij Rom. 16 5 nDat is,
de geloovigen, die óf tot hun huisgezin behoorden
of in hun huis vergaderden."
In het beroemde excegetische werk van Henry
wordt het insgelijks in het midden gelaten.
Theodorus Adrianus Clarisse geeft in zijne
verklaring van Coll. 415 ook beide gevoelens
aan, zonder zelf eene keuze er tusschen te
doen.
In Dachsels Bijbelverklaring vinden wij aan-
geteekend, bij Rom. 165, als volgt
„Wat de lokalen voor de godsdienstige bij
eenkomsten in den apostolischen tijd aangaat,
was aan de oprichting van bijzondere Kerkge
bouwen in deze periode natuurlijk nog niet te
denkengedeeltelijk vanwege de armoede der
Christenen, deels en wel vooral omdat zij als
zoodanig nog geen wettig bestaan in het Ro-
meinsche rijk hadden, en zij door openbare
huizen van godsdienst nog meer den vervol
gingsijver der Joden zouden hebben opgewekt.
Hun bleef dus niets anders over dan of een
openbaar lokaal te huren, zooals bijv. de ge
hoorzaal van den heidenschen rector Tyrannus
te Efeze, (Hand. 19 9), pf om elkander in de bij
zondere huizen der meer aanzienlijke broeders
te stichten, zooals in het huis van Lydia te
Philippi (Hand. 1616—40), van Jason te Thes-
salonika (Hand. 17 5—7), van Justus te
Corinthe (Hand. 187), van Aquila en Priscilla
te Efeze (1 Cor. 1619). In grootere steden
en in talrijker gemeenten waren er verscheidene
van zoodanige vergaderplaatsen, en de kleine
gemeenten van Christenen, die in deze hunne
gewone godsdienstoefeningen hielden, worden
daarom door Paulus /miskerken genoemd, vol
gens Kol. 4 15, Fil. vs. 2. Onder deze Kerken
in de huizen of huisgemeenten moeten wij
yerstaan, dat de Christenen, waar zij reeds
zeer talryk waren geworden, en ver van el
kander leefden, zooals vooral te Rome, waar
van de bevolking die van het tegenwoordige
Parijs overtrof, in verschillende lokalen tot on
derlinge stichting vergaderden. Hierbij is een
organische verbintenis tot één geheel en hunne
leiding door een gemeenschappelijk presbyterium
geenszins uitgesloten. Vandaar zijn ook de
apostolische brieven nooit aan een afzonderlijk
deel, eene ecclesiola in ecclesia of een conventikel,
maar altijd aan alle Christenen te Rome, Co
rinthe, Efeze enz. gericht, en spreken zij tot
deze als tot een zedelijk lichaam.
(schaff.)"
„Hebben zich ook byzondere vergaderingen
van enkele deelen der gemeente gevormd in
bijzondere huizen van dezulken, die een daar
toe geschikt lokaal hadden, of die byzondere
bekwaamheid hadden om door voordrachten de
genen, die zich bij hen verzamelden te stichten,
zoo was dat toch zeker iets, dat eerst later
plaats had, als de reeds regelmatig georgani
seerde gemeente talrijker werd. Zij, die tot
zoodanige vergaderingen samenkwamen, scheid
den zich daardoor niet van het groote geheel
der gemeente af, welke onder den leidenden
senaat of het presbyterium stond.
(Neander.)"
Niet één van al deze achtenswaardige man
nen, ja, niet één van al de schrijvers, die wy
hierover opsloegen, leidt, uit de genoemde
teksten af, dat de Heilige Schrift ons zelfs
maar aanleiding geeft, om het independentiach
standpunt in te nemen.
Het standpunt, dat in eenzelfde plaats meer
dan ééne georganiseerde Kerk mag zijn.
Er is geen enkel bewijs dat men in de dagen
der apostelen, dat men in dien nood der tijden
in dezelfde plaats meer dan één presbyterium,
d. i. meer dan één kerkeraad had, al nemen
wij ook aan, dat de Christenen toen vaak in
meer dan één huis vergaderden.
De apostelen, die onder 's Geestes leiding
schreven, richten hun woord, wanneer het
naar ééne stad gezonden wordt, naar eene
stad, waarin ook eene huisgemeente is, gelijk
bijv. te Corinthe (men zie 1 Cor. 16 16) niet
aan de gemeenten, maar wèl aan de gemeente.
Zij kenden en erkenden alzoo in hun schry-
ven, onder 's Geestes leiding, het meervoud,
dat de independenten en wij hier en daar nog
hebben, niet.
In den eersten brief aan de Corinthe toch
lezen weAan de gemeentel Gods". Evenzoo
schrijft de apostel in 2 Cor. 11.
Opmerkelijk is het, dat het meervoud gebe
zigd wordt, in den brief niet aan ééne plaats
of stad, maar aan een landstreek gericht, ik
bedoel den brief aan de Galaten.
In dezen brief (Cap. l-:2j luidt het: „Aan de
gemeenten van Gala tie". „Galatie was een van
de grootste provinciën van Klein-Azië", teeke
nen hierbij onze randteekenaren aan.
Waar er dus meerdere gemeenten zijn, wor
den ze aangesproken in het meervoud, en waar
er slechts ééne is, is het enkelvoud.
Te Corinthe, waar de Christenen waarschijn
lijk op meer dan ééne plaats vergaderden,
had men alzoo desalniettemin maar ééne Ge
meente.
In die ééne Gemeente zijn allen begrepen
en worden allen aangesproken.
Voor een Kerspel is dus aanleiding en grond
in de Heilige Schriftmaar voor meer dan
ééne Gemeente en kerkeraad in dezelfde plaats
niet.
Littooij.
Slot D. V. de volgende week.)
Onlangs spraken wij over een aanval, in De
Nieuwe Sprokkelaar van 5 Februari, van den
Heer Ds. M. Buiskool, predikant van het Ne-
derlandsch Hervormd Kerkgenootschap te Klun-
dert, die ons niet was toegezonden. Vrijdag 2
April werd ons nu per post dit nummer van
Februari gezonden met het volgende opschrift
„Ongelukkig verzuimd u te zenden. Red."
Wy hebben aanstonds aan deze Redactie be
wijs van ontvangst gezonden. En dewijl wij
niets anders ontvangen hebben, is ons daar
mede de gedragslijn afgebakend, dien wij nu
hebben te volgen.
Indien toch de Heer Ds. Buiskool gemeend
had, op onze aanbieding in te gaan, en in een
openbare samenkomst te Klundert in bijzijn van
hen, die de zaak bewijzen en beoordeelen kon
den, zyn beschuldigingen te staven, zou hij ons
aanbod op eene of andere wijze beantwoord heb
ben. Hoe zwak reeds door dit zwygen de juist
heid van die besehuldigingen blijkt, kan voor
ieder duidelijk zyn.
Wy onzerzijds nemen hiermede genoegen, en
zullen - na op deze zwakheid van positie nog
eens de aandacht gevestigd te hebben ons
nu tot een Schriftelijke behandeling bepalen. Uit-
teraard herhalen wij in deze afscheidsweken on
ze nu niet aanvaarde, en dus vervallen, aan
bieding van een openbare samenspreking niet.
In het eerstvolgende nummer hopen wy dus
het bewuste stuk van den Heer Ds. Buiskool
over te nemen, en er onze aanteekeningen
bij te maken, waarvan wij natuurlijk èn nu èn
dan genoemden schrijver een afdruk hopen te
doen toekomen.
Kiundert, 6/4 '97.
Feringa.
Toespraak van Ds. Klaarhamer over
het „Suppletiefonds".
{Slot.)
Wij vaders hebben ons wanneer het wél
is daartoe reeds verbonden bij ons huwelijk.
Het heeft God beliefd, daaruit Zijn Kerk te for-
meeren en te bouwen; en waar w(j van den
Heere met kinderen gezegend zijn, hebben we-
bij den Doop vrijwillig voor God en de gemeente
beloofd, onze kinderen alzóó te onderwijzen.
In die belofte ligt opgesloten de stille onder
werping aan God, waardoor we kunnen zeggen
Zie Heere, spreek, Uwe knecht hoort. In dat
hooren ligt de grond voor de onderwyzing, maar
ook voor de opvoeding onzer kinderen. Laat
ons hierin getrouw bevonden mogen worden.
Het is niet genoeg alleen heilig voor ons zei
ven te leven. Want al waart ge een Godzalig
mensch, pas op, dat ge niet wordt als Eli, die