Belijdenis en School. „Kerspel of Wijk V9 VARIA. geene kerkeraden zijn. Classis en Synode zijn de Kerken, federatief of bondgenootschappelijk te zamen gaande, te zamen voor eene wijle vergaderende en beraadslagende. Iedere plaat selijke Kerk isopenbaring van het lichaam van Christus. En ziet dan nu eens, hoe die geestelijke po litie zy ziet eens, hoe Christus zijne Kerke door de ambten wil regeeren, hoe Hij regeert met den stok samenbinding en liefelijkheid. Er moeten Dienaars of Herders zijn, om Gods Woord te prediken en de Sacramenten te bedie - nen. De staf des Woords, het zegel des Ver- bonds. Zoo wil de Heere door den H. Geest in alle waarheid leiden, troosten, sterken, be kwamen en aanvuren tot den strijd, ja, zijne ellendigen beheeren en regeeren. Gij ziet, hoe de Herders hebben te weiden in de grazige weiden van Gods Woord, hoe de Dienaars hebben te brengen het bevel en het Woord huns Meesters. Doch dit ambt is op zichzelven niet vol doende. Het behoeft de beide anderen. Dat er ook Opzieners en Diakeneni) zijn; om met de Herders te zijn als de Raad der Kerke. Hier volgt nu, wat de ambtsdragers te zamen doen, als geestelijk bestuur, als Dienaren Christi, dus, hoe al verder de geestelijke politie wordt uitgevoerd. En door dit middel (van onder linge beraadslaging) de ware religie te onder houden en te doen, dat de ware leer haren loop hebbe, (ook door onderling opzicht, censura morum, en opzicht op de leer)dat ook de overtreders op geestelijke wijze gestraft worden, en in den toom gehouden. Ook der Diakenen ambt is in zeker opzicht een regeerambt. De dienende ambten, waartoe Christus van den Vader door den H. Geest de gaven alleen geeft, beelden zijn profetisch en priesterlijke Ko ningschap af. De Koning beschermt en bewaart de zijnen en voorziet in hunne nooddruft, ook in de tijdelijke. Dit komt bizonder bij het Diakenambt uit. Dat ook de armen en bedruk ten geholpen en getroost worden, naardat zij van noode hebben. Ziethier nu de kern en de'kracht der pres- byteriale, recht by belsche kerkregeering. Hoe wordt het nog vaak voorbijgezien tot schade voor de Gemeente en voor het persoonlijk leven. Mocht in deze ook meer gehoorzaamheid en stil verwachten worden gevonden. Dan zal het worden ondervonden, dat door dit middel alle dingen in de Kerken wel en ordelijk toegaan. Hulsebos. 1) De vraag: of en in hoeverre de Diakenen mede tot den Kerkeraad mogen genomen worden, alsook: of er een afzonderlijk ambt van Doctoren behoort te worden aangenomen, en het verschil hieromtrent in Belijdenis, formulier, Kerkenorde, laten wij thans ruston. H. Zooals ik vóór veertien dagen zeidt, kwam Dr. Kuyper na eene breedvoerige en grondige bespreking dezer vraag tot de slotsom, dat in zeer groote steden het kerspel de voorkeur hebben moet. Dit verblijdde my. Meer dan eens toch werd door prof. Linde boom en mij daarop aangedrongen, in de de- putaten vergaderingen, gehouden ten behoeve van de vereeniging der Kerken, en veel meer gemotiveerd doet dat nu ook Dr. Kuyper. Wat een Kerspel is, gelyk Dr. K. en ook ik het wenschen zou, is wellicht ieder niet dui delijk. Van Wijkverdeeling hebben allen, die meeleven een meer helder begrip. Ieder weet, dat de kleine en groote steden ten behoeve van de burgerlijke administratie enz in Wijken zijn verdeeld. Naar deze burgerlyke Wijk verdeeling zyn in den regel ook de diakenen, de ouderlingen en de predikanten, wanneer er meer dan één in de Kerken dier steden is, werkzaam. Elk hunner heeft in de steden één of meer van die Wijkeu voor zijne rekening. Met zulk een Wyk, of met het deel dat zij voor hunne rekening hebben, geraken zij na tuurlijk op de hoogte en vertrouwd. De ouder lingen en leeraren leeren allen, omdat zij met allen te doen hebben, kennen. Ze leven ook dientengevolge in in de behoefte en toestanden van deze leden hunner Kerk. Ja er komttus- schen hen meer eigenheid, meer onderling vertrouwen en gemeenschapsleven. Had men nu zoo mogelyk in het midden van zulk een W|k of, van het deel der stad hun ter bearbeiding aangewezen, een kerkge bouw, waarin de leeraar van de Wijk Zondag aan Zondag het Woord bediende, en waarin ook de ouderlingen en de diakenen en alle lid maten der Kerk, die in deze Wijk of dat deel der stad met hen woonachtig waren, opkwa men, zie, dan had men méér dan een Wyk, dan had men een Kerspel. Ja, dan leefde men ook op den dag des Heeren en voor Gods aan gezicht saam. De diakenen zagen daar en leefden er saam met de armen, die zij dienen mogende ou derlingen zouden, dewijl zij allen kenden, naar de belofte bij de bevestiging afgelegd, in be trekking tot het naarstiglijk komen om Gods Woord te hooren en de sacramenten te ge bruiken, inderdaad en in der waarheid opzicht kunnen houden, over het deel der kudde aan hunne zorg toebetrouwden de bedienaar des Woords, die immers inleefde in de toestanden en behoefte dergenen die opkomen, zou meer opbouwend, zou meer een woord ter rechter tijd en overeenkomstig die toestanden en be hoeften kunnen spreken. Dat kan de bedienaar des Woords niet, wanneer hij, neem maar, negenmaal van de tien beurten buiten zijn Wyk, en mitsdien voor menschen spreken moet, waarvan hij honderden in het geheel niet of nauwelijks kent. Want 20.000, 30.000 of 40.000 menschen te leeren kennen, zooals een leeraar en ouderling hen kennen moet, dat is onmogelijk. In dat deze duizenden wekelijks met elkander gemeenschap oefenen, door sa men op te gaan, is insgelijks onmogelijk. Im mers die duizendtallen in één Kerkgebouw samen te doen komen, om het Woord Gods te hooren, de sacramenten te gebruiken en gemeenschappelijk den Heere aan te roepen, gaat niet. Omdat dit niet kan, gaan zij toch in verschillende gebouwen opmaar nu met velen, dewijl zeer velen nü hier en dan daar opgaan, die ook zij niet kennen. Velen gaan dientengevolge meer als naar een gehoorzaal op, dan dat zij opgaan met hunne Kerspelbe woners voor en met wie zy anders zouden kunnen hooren en bidden, dewijl zij elkander, elkanders toestanden en behoeften langzamer hand leerden kennen. De gemeenschap der heiligen zou bij het Kerspelleven meer wezenlijk beoefend worden in de groote steden dan bij het rond preeken en het rond loopen. En het moet ons toch om de zaak en niet in de eerste plaats om den vorm en om conformiteit met de historische toestanden te doen zijn. Van het Woord onzes Gods mogen wij niet afwijken en de beginselen in dat Woord gegrond, mogen wij niet varen laten, maar historische gebruiken kunnen wij zigingen, ja verbeteringen ondergaanwant in geen enkel tijdperk van het leven is men tot de volmaaktheid voort gevaren. Als wij alles compleet hebben willen gelijk onze vaderen het hadden, dan moesten wij èn vóór volkskerken zijn èn van scheiding van Kerk en Staat niet willen hooren. Maar wij zullen hoop ik wijzer zijn, en daar om ook in de groote steden het rond preeken en het rond loopen er aan kunnen geven. Gelijk allen bekend is, is er ook in Amster dam, Rotterdam en 'sHage maar ééne Ned. Herv. Kerk, en de leeraars preeken beurtelings in al de Kerken. Zoo nu is het ook bij de Kerken van '34 en '86. Wanneer bijv. Kerk A of B, 12 kerkgebou wen voor den dienst des Woords heeft, in Amsterdam moest de Ger. Kerk met haar 40.000 leden, die m. i. hebben dan moeten de dienaren om de beurt, in al die gebouwen optreden. Rijden mogen zy niet op den dag des Heeren maar één uur loopen door wind en regen moeten zij menigmaal. Het kan gebeuren dat één der leeraren dit onder stormvlagen doen moet naar het gebouw, waar de andere leeraar woontterwijl deze andere leeraar juist wezen moet in de nabij heid van de woning van genen leeraar. En waarom heeft nu deze vermoeienis en noode- looze ontheiliging van 's Heeren dag plaats Als het gezegd mag worden, zooals het, naar ik meen, inderdaad is, dan moet het ant woord in de eerste plaats luidenomdat het volk in de steden aan die variatie gewoon is en daarvan nu eenmaal houdt. Het moet in ieder geval kunnen kiezen naar welgevallen; den leeraar zijner keuze moet het kunnen na- loopen, al is het ook een uur of een half uur yer. Aan een Kerspel eenigermate gebonden te zyn, dat vindt het te onvry, dat druischt in neen, niet tegen orde en regel, maar wel tegen de begeerte om ongestoord naar eigen wils- keuze op te gaan. Gaat men op naar wils- keuze en loopt men den dienaar des Woords na, die men boven anderen lief heeft of gaarne hoort, daar is het gewis de vraagof het niet meer om den dienaar, en by velen zelfs om hem te believen, te doen is, dan om het Woord Gods te hooren. Zondag 38 zegt ons, dat wij naarstiglijk moeten opgaan, om Gods Woord te hooren. Deze menschen vereering, zooals het, helaas, by nog al eenigen van deze rondloopers isof en dit staat by ons hooger dit kerken naar ligging en smaak des harten, is, o. i. niet goed te praten. Wy zouden het, naar het mij voorkomt met recht en reden afkeuren, wanneer bijvoorbeeld op ons Eiland twee onzer Gereformeerde Kerken, waar het Woord be diend wordt, —neem Serooskerke en St. Laurens werden voorbij geloopen, teneinde in Mid delburg by den leeraar zijner liefde en keuze te kunnen opgaan. Wanneer zoo iemand even voorbij Serooskerke woonde, zou hij evenwel niet verder behoeven te loopen dan velen dat om de even genoemde reden in Amsterdam doen. Wij zouden daarin zien, niet waar, noodelooze vermoeienis, die slaperigheid veroorzaakt en daarenboven vaak reden is, dat men maar een maal met de gemeente opkomtalsmede, mis kenning van hetgeen de HeEre in denabyheid geeftwaar nog bij komt, dat men dus doende zich gewent om, naar eigen zin en wil te han delen, in plaats van naar den regel door God ons in zijne ordenantiën gegeven. Nog een ander kwaad komt er uit voort, namelyk, dat opzicht en tucht niet naar be- hooren kunnen plaats hebben. Heeft men tengevolge van het rond preeken, het rond loopen, dan is het niet na te gaan, of de lidmaten der Kerk naarstiglijk tot de ge meente Gods komen en „getrouwelijk commu- niceeren", d. w. z. het heilig avondmaal gebrui ken. Volgens onze Kerkenorde nu is het de roe ping der Opzieners daarop acht te nemen. Zij moeten hen, die hierin nalatig zijn, ernstig vermanen, en hen, die er hierin nalatig biy ven, „der Classis overleveren"opdat deze lidmaten, om deze publieke ongehoorzaamheid, om deze vertreding der geboden en inzettingen Gods, om dat leven in openbaren strijd met hunne belijdenis, gecensureerd zouden worden. Als nu tengevolge van dit rond loopen op zicht en tucht in dezen schier onmogelijk wordt gemaakt, dan komt by onteillekeurige trouweloosheid tegenover deze leden vaak mindere getrouwheid ook tegenover anderen. En wanneer opzicht en tucht verslappen, dan ver bastert de Kerk, en daardoor komt het heilig ongenoegen Gods over haar. Dit was, toen door mij op kerspelvorming in de groote steden werd aangedrongen, steeds het hoofdbezwaar. Daarby werd in aanmerking genomen, dat de Kerken der hoofdsteden naar luid der kerkgeschiedenis, zeergrooten invloed uitoefenen op de Kerken in de kleinere steden en dorpen. Vooral is dit het geval als daar de meest eminente mannen, lidmaten, ouderlingen en leeraren zijn ja ook opleiden het zy dan in andere betrekking en onder andere titels voor den dienst des Woords. In goeden zin genomen en verstaan zeide ik wel zijn de uitgangen van het kerkelyk le ven daar te zoeken en te vinden. En dat toch is voor onze Kerken immers niet tegen te spreken. Is dat niet tegen te spreken, welnu, dan is het voor al de Kerken van beteekenis, dat opzicht en tucht er plaats hebben, ja dat de Kerk dier steden een gezond, bijbelsch leven leidt. Dat ik mij hiermee niet op independentisch standpunt plaats doe ik D. V de volgende week uitkomen. Littooij. „Noodzakelijke Herinnering." Overdruk uit de Zuider Kerkbode. Prijs per 25 ex. :f 0.40 per 50 ex.: f0.70; per 100 ex. fl.25, per 250 ex. f 2.50. Wij moeten op dit tractaatje even de aan dacht vestigen, 'tls op verzoek overgedrukt, en behoorde in ieders handen te zijn. Niet I omdat het tractaatje zoo fraai is de schry ver zelf kan daarover natuurlijk geenerlei oordeel uitspreken. Maar omdat de zaak niet vergeten mag worden. Het is inderdaad wat het heet „Noodzakelijke Herinnering." Firinöa Aan de Vrije Universiteit te Amsterdam is

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1897 | | pagina 2