Belijdenis en School. VARIA. Officiëele berichten. „Het Verbond Gods4'. (Zondag 27.) Dikwerf en veel is er door de godgeleerden over geredekaveld en geschreven of het Ver bond Gods eenzijdig of tweezydig is. En naar dat hieromtrent hunne gedachten waren, wa ren ook, het spreekt van zelf, de definition die zij gaven van het Verbond Gods. CfcNu komt het mij voor, dat de vraagof net één- of tweezijdig is, onafscheidelijk sa menhangt met de vraag, van welke zijde men het beziet. Of het Verbond der genade aanwezen krij gen, geopenbaard en opgericht zou worden, was natuurlijk geene vraag, die aan eenig mensch gedaan is of kon worden. Vóór de grondlegging der wereld, van eeuwig heid dus, is in den raad van God tot dit Ver bond besloten. Zelfs ging strikt genomen ook het Verbond der werken alleen van God uit. Hij wilde de menschen ook vóór den zondeval verbondsgewijze re- geeren. Het was eene nederbuigende goedheid Gods dat Hij, de Hooge en Heerlijke, met de menschenkinderen een Verbond wilde oprichten. De inwilliging van 's menschen zijde was eene van zelfsheid en geene wilsdaad, waarbij eene tegenovergestelde beslissing mogelijk was. God, de Schepper, heeft den mensch alzoo ge schapen, dat hy het kon, wilde en moest doen. Aan een Verbond Gods, waarbij men, zoo als bij verbonden die de menschen onder el kander aangaan, van ganscher harte kan toe treden en het inwilligen, maar ook hetgansch tegenovergestelde kan doen, is niette denken. Ware dit zoo, dan hing het in laatste instan tie niet alleen van God maar ook van den mensch af, of het metterdaad aanwezen zou krijgennog eens, ware dit zoo, dan zou de Heere van voren niet weten, wie al en wie niet tot Zijn Verbond zouden toetreden. Welnu, is hetgeen wij hier zeiden waar in betrekking tot het Verbond der werken, veel meer is het waar, in betrekking tot het Ver bond der genade. Het lag niet op de lijn van 's menschen denken dat, na de zonde tegen God, na de zonde, waardoor zy, doem- en vloekwaardig waren geworden, een ander Verbond, het Ver bond der genade zou geopenbaard en opgericht worden. Het was loutre genade, dat de Heere dit deed. Ja alleen uit en door genade was het moge lijk. De Heere had al de menschen recht vaardig aan zich zeiven kunnen overgeven en laten verloren gaan. Dat Hij dit niet deed, is daad en openbaring Zijner eeuwige, vrije liefde en ontferming. Dit Verbond was boven en tegen verdienste, het ging uit van het souvereine welbehagen en de vrije liefde Gods, en niet van eene wederkeerige wilsdaad. Als en in den zin van de verbonden onder de menschen kan het niet twee zij dig heeten in geen geval in betrekking tot en met het oog op de menscheneer, en ook meer dan het werkverbond, zouden wij het genadeverbond met het oog op den Zoon des Vaders, die in den Vrederaad als het vertegenwoor digend Hoofd der uitverkorenen optrad, een tweezijdig Verbond kunnen noemen. Immers Hy was dit vrijwillig en gaf zich vrijwillig. Het was eene daad van Zijn volkomen vrijen wil, dat Hij het aanging, en alzoo mogelyk maakte. Doch Hij was hier, naar de Heilige Schrift ons leert, óók de gave van de liefde en de genade Gods des Vaders. Zie, wat de Vader wil, wil ook de Zoon. Ze zijn één in wezen en één in gezindheid. Daarenboven, en dit mogen wij hier ook niet vergeten, het Verbond wordt door ons niet alleen met den Vader, maar met den Vader, den Zoon en den Heiligen Geest ge sloten. Van den Drieeënigen God ontvangen wij het; de Drieeënige God geeft zich in dit Verbond, en de Drieeënige God laat ons dit Verbond en deszelfs beloften beteehenen en verzegelen. Zoo schoon en klaar is hierover ons doops- formulier. Dit is ontegenzeggelijk dat Jezus Christus, het Hoofd en de Middelaar des Verbonds, zoo wel als het Verbond zelf, gave, onuitsprekelijke gave der genade Gods is. Het Verbond en ook de weg, waarin en waardoor het alleen mogelijk was, ging uit sluitend van God uit. Voorts had ook de eerste openbaring van het Verbond, aan Adam en Eva, niets twee zijdigs. Toen deze openbaring plaats had, wachtten zij veeleer en wareu zij bevreesd voor het rechtvaardig oordeel Gods, voor het vonnis van wege hunne zonde. Als de hoogste openbaring der genade Gods ontmoetten zij en ontmoeten wij de bekendmaking van den weg des heils en van de verlossing in en door het zaad der wrouw. En in die bekendmaking toch ligt alles opgesloten wat tot het Verbond der genade behoort. Trouwens, sinds den zondeval is al leen in den weg van dit Verbond verlossing en gemeenschap met God mogelijk, en al wat daarna, wat in Noachs, Abrahams en der pro feten dagen, ja ook in de dagen van Jezus en de apostelen geopenbaard §n gegeven is. is slechts ontvouwing en verwezenlijking van het geen tot Adam en Eva hierover gesproken is daarom ook wordt de belofte aan hen gedaan, de moederbelofte genoemd, de belofte*dus waaruit de latere voortspruiten. Gaan wij verder, en komen wij tot hetgeen noodig is, om dit verbond recht te kennen, te waardeeren, aan te nemen en in te willigen, dan yalt ook weer alle eigenlijke voorwaarde weg. Littooij. (Wordt vervolgd). Onze Kerkenordening. Art. 1 en 2. Orde moet er wezen. Het drijven van hen, die Kerkelijke onafhankelijkheid verwarren met Kerkelijke losbandigheid wordt door Gods Woord veroordeeld. Dat ieder doet, wat goed is in zyn oogen, is in strijd met Paulus' han delen in Handelingen 14 22 (vergelijk 20 28) en met zijn schrijven „Laat alles eerlijk en met orde geschieden." Hoe moet die orde nu bereikt worden langs schriftuurlijken weg? Want dat is het eigenaardige van het Ge reformeerde Kerkrecht. De Genootschapsregle menten hangen, echt Arminiaansch, af van den wil der meerderheden. De helft plus een van een aantal stemmende menschen geeft daar geheel naar menschenwil den doorslag. Maar de Gereformeerde Kerkelijke bepalingen zijn op de Schrift en dus op Godswil gegrond. Wanneer dan ook „Synodale" Genootschaps reglementen met Gods Woord strijdig blijken, is er niets aar loen. Zij gelden toch. Maar zou in de Ken. rdening iets blijken met Gods Woord te stiijden, dan ware het (zie Art. 31) van dat oogenblik aan niet meer geldig. Die schriftelijke weg voor de Kerkelijke orde nu wordt in 1 1 bewandeld. Men wil die orde bereiken le door de diensten, van God zelf verordend in Handelingen 14Ephese 4 1 Corinthe 12 Handelingen 6Timothens en Titus. 2e door de samenkomsten. Waar de Kerken gemeenschappelijk beraadslagen (niet onder maar naast elkander) volgens Handelingen 15. 3e door het opzicht der leer (het omgekeerde van leervrijheid) naar Handelingen 20 en an dere plaatsen. 4e door de Sacramenten naar Matthëus 28, 1 Corinthe 11, enz. (niet ontheiligd gelyk in menige afdeeling van het Hervormd Kerkge nootschap.) 5e door de Ceremoniën, opdat ook in deze nóch tegen nóch buiten Gods Woord gedaan worde. 6e door de Christelijke Straf (liever tucht of vermaning te noemen) naar Matthëus 18 en 2 Corinthe 2. Is alzoo in de plaatselijke Kerk alles naar den Woorde Gods geordend, en de samenwer king der Kerken geregeld naar Gods wil, dan mag het geloof van Koning Jezus verwacht, dat j de orde en den welstand Zijner Kerke uit genade zal geven. Grijpen daarentegen de Sauls en Achazzen, de Uza's en Uzzia's in, dan kan alleen geestelijke ellende en innerlijk verval de uitkomst zijn. Feringa. Andtl. J. L. Zondag nam Ds. C. J. Kapteyn alhier afscheid van zyn gemeente naar aanlei ding der Schriftwoorden uit 2 Thess 3 16. ZKerw. diende deze Kerk sedert 10 Jan. 1895. Axel. Zondag 14 Maart a. s. hoopt Ds. C. J. Kapteijn alhier zijn intrede te houden na be vestigd te zijn door zyn broeder Ds. W. Kapteyn van Breda. Oostburg. Zondag 21 Maart hoopt alhier de Eerw. Heer W. Goedhuis Cand a/d Vrije Univ. zyn intrede te houden na bevestigd te z||n door Ds. A. Steyling van Axel. Naar wy vernemen heeft Ds. G. Lampen te Kruiningen, eervol Emeritaat aangevraagd. De Classis Edam heeft in hare vergadering van 18 Februari j. 1. praeparatoir onderzocht en geëxamineerd den heer J. Ztjp, Theol Cand., en met algemeene stemmen beroepbaar ver klaard voor de Geref. Kerken in Nederland. Namens de Classis, G. van Wijngaarden. Scriba. Door mej. Doornbos te Kollum is gelegateerd aan de Christ. School te Kollum f5u0, aan de Geref. Kerk aldaar (B) f 1000aan de Vrije Universiteit te Amsterdam f 1000aan de Weesinrichting te Neerbosch f100. Beroepen: te Overschie P. Warmenhoven te Alblasaerdam, te Houwerzeil A. S. Schaafsma te Boombergum, te Genemuiden J. Schoema- ker te Lutten a/d Dedemsvaart, te Driesum F. C. v. Dorp te Uelsen (Gr. Bentheim). Bedanktvoor Hantum door H. Thomas Cand. voor Pumerend door D. Bakker te Broek op Langendijk, voor Warns door K. Doornbos te Wolvega, voor Doesburg door C. A.Renierte Amsterdam, voor Amersfoort A door M. Schuur man te Alfen a/d Rijnvoor Tzummarrum door S. Dwarshuis te Oldemarkt; voor Zaan dam door L. v. de Valk te Scheveningenvoor Veere door T. Bouma te Doorn. Zending onder de Joden. Deputaten van bovengenoemde Zending be richten dat tot Colporteur voor den arbeid onder de Joden benoemd is de heer G. Jager van Teendam tegen 1 April a. s. Gedurende eenigen tijd zal hy eerst ondericht en leiding voor den arbeid ontvangen van Ds. E. Krop veld te Waddingsveen terwijl de tijd der aanvaarding van den arbeid en de plaats zijner vestiging later zal worden medegedeeld. Aan de Zeeuw wordt het volgende uit Ierseke gemeld In de voormiddaggodsdienstoefening der Geref. Kerk aihier heeft zich Zondag het vol gend incident voorgedaan. Nadat de leeraar ds. Visser zijne rede geëindigd had en aan de gemeente bekend had gemaakt dat een lid der kerk onder den eersten trap van censuur was geplaatst sprak J J. Otte lid dier kerk „Johannes Visser je liegt voor God en de gemeente onschuldig veroordeeld". Schijnbaar kalm ging de leeraar voort om den zegen uittespreken en de talrijke schare verliet verontwaardigd het kerkgebouw. Colijusplaat. De Geref. Gem. alhier mocht Zondag het genoegen smaken haar ieeraar Ds. Staal weder voor haar te zien optreden. Sedert November 1895 had eene voortdurende ongesteld heid hem belet zijn herderlijk werk te verrichten. De herstelde leeraar aanvaardde weder zijn werk met eene leerrede naar aanleiding van H Chron. 16 vers 9. Eene talrijke schare was opgekomen en volgde met aandacht de zeer toepasselijke rede. De Kerkeraad der Geref. Kerk van Middel burg C. heeft besloten te beproeven, mocht het zijn in de gunste des Heeren, het College van Ouderlingen, waarin nog altijd eene vacature bestaat, aangevuld te krijgen met nog twee Broeders. De Kerkeraad heeft daartoe opgemaakt de volgende dubbelgetallen in alphabetische volg orde gerangschikt als de Broeders B. Lahr, C. van MolenbroekM. C. Snijders en A. Stroo. Uit dit dubbelgetal moeten twee Broeders Ouderlingen gekozen worden. De verkiezing zal plaats hebben in eene Vergadering van stem gerechtigde manslidmaten te houden zoo de Heere wil op Woensdag 17 Maart aanstaande, des avonds te half acht ure in de Noorderkerk. Trouwe opkomst wordt dringend aanbevolen. De Kerkeraad voornoemd, Namens hem: J. D. v. d. Velden, h. t. pr. C. H. de Wagbmakir. h. t. Scriba.

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1897 | | pagina 2