Uit de Heilige Schrift. Belijdenis en School. YR1JDAG 26 FEBRUARI 1897. Ds. J. HULSEBOS. Ds. J. H. FEHIXttA en Ds. A. LITTOOIX. Jesaja 57 18. 6e Jaargang No. 9. y/EEKBLAD GEWIJD AAN DE j~)ELANGEN DER pEREFORMEERDE JK.ERK IN ,ZEELAND, jV OORD-f")RABANT EN pMBURG, ant de HEERE is onze Rechte-r, de HEERE is onze Wetgever, de HEERE is onze KoningHij zal ons behouden. Jesaja 33 22. ONDER REDACTIE VAN I)oeh Samuel r eide Heeft de HEERE lust aan Brandofferen en Slachtofferen, als aan het gehoorzamen van destem des Hee- ren Zie, gehoorzaamen is beter dan slacht offer. opmerken dan het vette der rammen. 1 Sam. 15 22. Abonnemen t per 3 maanden f 0.35. Ajzonderlijke nos. 3 cent. Advertentiën van 1 5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Uitgever: K. LE COINTRE MIDDELBURG. Berichten, Advertentien enz., gelieve men tydig, uiterlijk Vrijdagmorgen, bij den Uitgever in te zenden. GEZIEN EN NOCHTHANDS GELIEFD. „Ik zie hunne wegen, en Ik zal hen genezen en Ik zal hen geleiden, en hun vertroostingen wedergeven, namelijk aan hunne treurigen. „Dewelken Gij niet gezien hebt, en noch thands liefhebt, in denwelken gij nu, hoewel Hem niet ziende, maar geloovende, U ver heugt met een onuitsprekelijke en heerlijke vreugde." Zoo schrijft de Apostel Petrus in zijn eersten brief over de wederliefde der be genadigden xot hun verheerlijkten Heiland Niet gezien en nochthands geliefd. Dat zegt veel van de kracht dezer Liefde. Maar tevens veel van den Geliefde. Indien de Zijnen reeds nu Hem zoo beminnen, hoeveel inniger zal dan hun Liefde en hoeveel vuriger hun be wondering zijn, wanneer zij den Koning zullen zien in Zijn schoonheid. Hoe zal hun aan bidding toenemen, naarmate zij Hem meer leeren kennen Wat is er heerlijker, dan steeds dieper door te dringen in het binnenste heiligdom van het hart, waaraan uw Liefde hangt? En zoo dat voorwerp uwer Liefde waarlijk Liefde waardig is, niet waar? dan wordt het tot regelHoe meer gezien, hoe meer begeerd; hoe meer gekend, hoe meer geliefd Elke nadere kennismaking doet dan het bestaan van nieuwe schatten ontdekken. Wat is het goed, lezers, dat des Heeren wegen hooger zijn dan onze wegenen Zijn gedachten anders dan onze gedachten In het klein kan wat hierboven gezegd is, werkelijk gezegd worden van Liefdesbetrekkingen of vriendschapsbanden tusschen sommige (ook maar zeer enkele) menschen. In ziin volheid past het alleen op de Liefde van de Kerk en haar leden tot den Christus. Maar op de Liefde van God tot den mensch past het nooit! Gods alziend oog doorgrond geheel het wezen van den door de zonde verdorven mensch. Hy ziet hem kwaad in den wortel en het wezen van zijn bestaan. Kwaad in de neiging en gezindheid, die daaruit voorkomt. Kwaad in verzuim en daad, die van deze gezindheid de vrucht zijn. Kwaad in gedachten, woorden en werken. Iedere nieuwe dag openbaart nieuwe boos heid Iedere nieuwe nacht bedekt duisternis met duisternis. Hoe meer gezien, hoe meer weerzinwekkend. Hoe meer gekend, hoe meer hatelijk en on liefelijk. „De Goddeloozen zijn als een voort gedreven zee, want die kan niet rusten, en hare wateren werpen slijk en modder op", zegt Jesaja in zijn 57ste Hoofdstuk zoo ernstig. Er zijn zooveel vriendelijkheden en vriend schappen, lievigheden en liefdebetuigingen, die zoo bitter teleurstellen. Hoe meer men zulke lieden leert kennen, hoe minder men ze kan liefhebben. Wie ze niet kende, kon hem gelooven. Maar wie hen leerde kennen, werd zoo bitter ontnuchterd. Gode zij dank, er zyn ook anderen. Edele trouwe, harten, die zonder zelf het hoe en waarom te begrijpen zich dank en bewon deren vergaderen als een schat. God kroone hen, de lievelingswerken Zyner handen, met zegen. Maar zeer veel menschen vallen bij kennis making zoo bitter tegen. Ze schenen zoo trouw ze bleken zoo valsch - En toch heeft God ze lief. Toch wijst Hij zulke zondaren niet van zich weg. Hy zag ze van den aanvang in al hun verdorvenheid. Artikel XXVI onzer Geloofsbelijdenis wyst er terecht op: „Toen God Zijn Zoon voor ons gaf, wist Hij wel dat wij zondaars waren. Een vreeselijke wetenschap, voorzekerMaar in één opzicht troostrijk. Wie zich het ergste heeft voorgesteld, kan niet teleurgesteld wor den. Wie op zyn slechtst gekend is, kan niet tegenvallen. „Ik zie hunne wegen", zegt de Heere van zijn zondig volk. Hij kent de gebreken van de Kerken. Hij kent de zonden van Zyn be lijders, Hij ziet al de dwaalwegen van wie Hem zoeken, al de traagheden van wie Zyn Heil begeeren. Maar zoo rijk is nu Zijn trouwe Liefde, dat dit alles Zijn Liefde niet te niet doet. Hoe gebrekkig zij zyn, Hij ontfermt zich hunner. „Ik zie hunne wegen, en lk zal hen gene zen." Ofschoon Hij hen ziet en hunne wegen kent, en ofschoon zij bij onderzoek steeds meer onwaardig blijken, nochthands heeft Hij hen lief. Laat dande Kerken moed houden, ook bij alle droevig ontdekken van eigen bederfHij geeft ze niet prijs Laat dan de zondebetreurende verlosten dank geven Ondanks al hun zonden heeft Hij tóch lief Laat dan de Heilzoekende zielen moed vat ten, Hij wil zich over de treurigen ontfermen. Hoort, Hij spreekt hun zün vertroostingen toe„Ik zie hunne wegen, en Ik zal hen ge nezen." Feringa. »Het Verbond Gods." (Zondag 27.) IV. Het is, gelijk ons de verledene week bleek, uit de Heilige Schrift onwedersprekelijk dui delijk dat het Verbond Gods door menschen kinderen verbroken kan worden, dat zij er uit geraken en onder de vloeken des Verbonds kunnen komen. Om er uit te kunnen geraken moet men er in opgenomen zijn geweest. En daar er geen afval der heiligen is, is het on mogelijk dat zy, die er uit geraken en er uit blijven tot aan hunnen dood, er in waren met een waarachtig en een volkomen hartinsge lijks is het onmogelijk, dat deze menschen be hoorden tot de tot zaligheid uitverkorenen, tot de wedergeborenen en geloovigen in Christus Jezus, de Middelaar des Verbonds. Leert ons nu de Heilige Schrift en dienovereen komstig, zooals altijd, de ervaring, dat er zoowel onder de bedeeling des Nieuwen als des Ouden Testaments zeer velen uit geraken, die er voor ons instonden, en aan wie wjj de sacramenten des Verbonds dientengevolge moesten toedienen, dan ligt het ook voor de hand dat wij, die het Woord Gods moeten bedienen, ook moeten doen uitkomen, dat niét allen Israël zijn, die er hier of die er hier een langen tijd toebe- hooren en voor gehouden moeten worden. Geeft men hun, die hier en voor ons in het Verbond Gods en de Gemeente begrepen' zijn in het algemeen en telkens weer den indruk, ik zeg den indrukdat zij geroepene heiligen, wedergeborenen en geloovigen zyn in Christus Jezus.; en doet' men niet of bijna nooit uit komen. dat nog weieens het tegendeel waar kan zijn, ja, al is het ook dat zij, „in het Ver bonds Gods en de Gemeente begrepen zijn," dan leert men hun niet alles wat God de Heere ons daaromi rout leert in Zijn Woord dah kan men hen, wijl de inbeeldingen des h,arten vaak groot en het zoeken naar gerustheid zoo aan stonds bij de hand en algemeen is, met een ingebeelden hemel naar de hel doen gaan. Wij moeten er voor waken, om niet van het eene euvel en van het eene uiterste in het andere te vallen. Op het onderzoeken van zich zei ven, of men nam. in het geloof is, moeten wij, naar het voor beeld van Paulus, zoowel aandringen als op het staan in en het leven door het geloof; want er was altijd kaf onder het koorn en het zal er onder blijven tol het einde toe. Door de Sacramenten wordt dan ook niet verzegeld dat zij, dat allen, die ze ontvangen, wederge boren zijn. Ware dit zoo, dan zou er ook een afval der heiligen moeten zijn en die is er niet. De beloften van het heilig Evangelie, in oud- en nieuw Testament, ons geopenbaard en gegeven, worden door de Sacramenten verze geld. (Zondag 25). Zoodra ook maar eenigszins van de gedachte wordt uitgegaan, dat dp Sacramenten voertui gen zijn van eenige zaligmakende genade Gods, of dat de Heere bij het toedienen er van za ligmakende genade aan allendie gedoopt worden, mededeeltis het niet te verklaren, zonder aan een afval der heiligen te gelooven, dat voor en na velen het Verbond verbreken, en in die verbreking leven en sterven im mers waar de zaligmakende genade eens is, daar blijft ze. De genadegifte en de roeping Gods zijn onberouwelijk. Tijden aaneen vergaten de christenen in Ne derland, dat de Heere vóór en na den zonde val verbondsgewijze handelde. Vóór den zondenval door het werkverbond en na dien tyd door het genadeverbond. Vanwege de diepe verbastering der Kerken waren er velen, die zich door hunne beken tenis en hun leven als ongeloovige en godde- looze menschen aanstelden, en dezen konden en mochten zij niet voor bondelingen houden, en daarom ook niet de verbondsbeloften betee- kenen en verzegelen en het was dientengevolge dat de leeraren wanneer zij dat evenwel deden, en, na het invoeren der leervrijheid, móesten doen, het spreekt van zelf, geene goede cons ciéntie hadden en als gevolg daarvan de Ge-

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1897 | | pagina 1