Uit de Heilige Schrift.
Belijdenis en School.
5e Jaargang.
VRIJDAG 4 DECEMBER 1896.
No. 4ft.
AA/eEKBLAD GEWIJD AAN DE BELANGEN DER pEREFORMEERDE JCeRKEN
IN pEELAND, jNfoORD-j3RABANT EN J-^IMBURG.
Ds. j. HULSEBOS, Ds. j. n. feringa
en Ds. A. LITTOOIJ.
Want <le HEERE is onze Rechter,
de HEERE is onze Wetgever, de
HEERE is onze Koning; Hij zal ons
behouden.
Jesaja 3322
ONDER REDACTIE VAN
Doch Samuel zeide Heeft de HEERE
lust aan Brandotferen en Slachtofferen, als
aan het gehoorzamen van de stem des Hee-
ren Zie, gehoorzamen is beter dan slacht
offer, opmerken dan het vette der rammen
1 Sam. 15:22.
Abonnement per 3 maanden f 0.35. Afzonderlijke nos.
3 cent. Advertentiên van 1 5 regels 30 cent, iedere
regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels
50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Uitgever:
K. LE COTNTRE
MIDDELBURG.
Berichten, Advertentiên enz., gelieve men
tijdig, uiterlijk Vrijdagmorgen, bij den
Uitgever te zenden.
EENE ROEPSTEM.
Gy, die niet weet, wat morgen
geschieden zalwant, hoedanig is
uw leven?
Want het is een damp, die voor
een weinig tijds ge/ien wordt, en
daarna verdwijnt.
Jac. 4 14.
Eene roepstem kwam dezer dagen inzonder
heid tot de jeugdigen van jaren. Druk bezig in
de dingen van liet dagelijksch bedrijf, zeilde in
den vroegen ochtend van 25 November j.l. de
visschersvloot van Vlissingen uit. De vaart
en de vangst waren voorspoedig, het weder
helder en gunstig. Wat zou de bemaneing
dier vloot, oud of jong, deren
Doch ziet, hoe zou het woord, hierboven ge
schreven, van de broosheid des levens op dien
dag bevestigd worden. Gelijk gewoonlijk had
ook de jeugdige J. v. B. een paar dagen te voren
van de zynen afscheid genomen, gezond enfrisch,
in de verwachting van aan het eind der week
met al het visschersvolk wederom naar huis
en haardstede terug te keeren, teneinde den
Rustdag in de aloude woonplaats, de stad dei-
vaderen, in den schoot van het huisgezin door
te brengen.
Doch, het was anders bepaald. Een ontzet
tend ongeluk heeft plaats. Met blydschap uit
gevaren, keert Arnemuiden's vloot met droef
heid weer. Een der hoogaartsen wordt gemist.
Zij is door jammerlijke aanvaring van een
krachtig stoomschip door midden gebreken en
gezonken. En de opvarenden?
Drie van de vier, die de nijvere en kloeke
bemanning uitmaakten, zijn uit doodsgevaar
gered, maar de zeventienjarige jongeling J. v.
B. werd nergens in den omtrek van de plaats
des onheils ontdekt. Hij is met het zinkend
en verbryzeld vaartuig in de diepte ver
dwenen en verdronken. Eerst later is zyn lyk
gevonden, omstrengeld met een deel van het
touwwerk, dat hij wellicht bij het naken van
het gevaar, zich om het lichaam had geslagen.
Wat schrik en ontsteltenis by het vernemen
van deze mareWat gewaarwording bij vader
en broeders als zij, de zaak nog onbewust, bij
het landen van hun vaartuig vernamen, waar
om aller oogen zoo beteekenisvol juist op hen
waren gericht. En wat smart, als de rouw-
mare doordringt tot de woonplaats, tot het
huis, vanwaar de hoopvolle jongeling nog zoo
kort geleden in bloeienden welstand is vertrok
ken
De Heere gevt de treurende oudefs en be
trekkingen door het geloof in Christus Hem
te zwygen
De aardsche rechter zal naar recht onder
zoeken, of hier schuld is van roekeloosheid en
wie de schuldigen zyn. Maar Gods Woord
leert ons, dat de mate onzer dagen by God
bepaald is, en wij die niet zullen overschry-
den, en dat zonder zynen wil geen haar van
ons hoofd valt. Dure roeping is het, om voor
de bewaring van het leven van ons en ande
ren getrouw te waken, maar dat leven zelve is
niet in 's menschen hand, het is in Godes hand.
En ook de bitterste en smartelijkste beproevin
gen, zooals deze, moeten dien, die God liefheb
ben, medewerken ter goede. Niets kan hen
scheiden van de liefde Gods, welke daar is in
Christus Jezus, onzen Heere!
Maar voorts, worde er toch winste gedaan
met deze vernieuwde roepstem Gods en dat
onder ouderen en jongeren. God is een recht
vaardig en heilig God.
Eu ook al bezitten wij eene uitwendige
deugdzaamheid en beminnelijkheid, dit is niet
genoeg, om ten leven in te gaan, om aan het
eeuwig verderf te ontkomen. Dan is het ster
ven gewin, wanneer het leven Christi is. Op
een wèlleven volgt een wèlsterven.
Als er eenc waarachtige bekeering ten leven
gekend wordt door den Heiligen Geest, dan is
de Heere Jezus aan boord en steeds nabij, ook
als onverwachts de kake** des doods zich ont
sluiten.
En hoe weinig wordt nu de ware levensernst
onder onze mannen en vrouwen, maar inzon
derheid onder de jeugdigen van jaren gezien
Is het niet, alsof er een vast verbond is ge
maakt met den dood en een verstandig ver
drag met de hel. En dat: levende onder de
prediking des Woords en de gestadige roep
stemmen Hoe roekeloos vaart men dag aan
dag af op de levenszee met een gansch ande
ren geest aan boord, dan de Geest GodsEn
zie nu zijne lankmoedigheid, die de geredden
nog spaarde, zyne lankmoedigheid, waardoor
wij allen, die dit lezen, nog zijn in het heden der
genade! U inzonderheid, jeugdigen van jaren,
tijdgenooten en speelmakkers van den omge
komene, zij deze roepstem ten eeuwigen zegen.
Hulsebos.
Op onze critiek en vragen, naar aanleiding
van de stukken in Hollands Kerkblad, over het
•ptreden in de bediening des Woords door onze
Hoogleeraren, schrijft de redacteur in het num
mer van 28 November, als volgt
„Onze zuidelijke broeder maakt ons door
zyn welwillendheid de discussie waarlijk
uitlokkend.
Sta hier allereerst de verklaring, dat wjj
in de uitspraken der Middelburgsche Sy
node allerminst de bevestiging van ons
afzonderlijk oordeel vonden, maar de hul
diging en toepassing der beginselen die
ook door ons, soms onder minder waar
deering van sommigen, bepleit zijn.
Hebben wij ons daarover niet te duidelyk
uitgedrukt, dan voldoe deze mededeeling.
Niet om persoonlijke erkenning, maar enkel
om den richtigen gang van de zaken, die
Gods weg en wil betreffen, is het ons te
doen. Waardeering is een weldaad, die de
Heere soms uit genade geeft, maar om
welke wtf, wat onze personen aangaat,
niet mogen vragen, al is zij aan geen
menschelijk hart onverschillig. Voor de eer
onzer beginselen mogen wij echter de
zegepraal dier beginselen, waar wij ze ern
stig voorstaan, dankbaar constateeren.
Wat nu de vragen van de Zuider-Kerkb.
aangaat, het gaat voor om moeilyk tegen
de bewering van Hollands Kerkblad met
betrekking tot onze hoogleeraren iets in te
brengen. Deze vraag zal dan ook aan ander
adres dan het onze gericht zyn. Wy wach
ten met de Zuider-Kerkb. de beantwoor
ding van die vraag af.
In de opmerkingen toch, die op de ge
stelde vraag volgen, wordt blykbaar geen
bepaalde weerspraak van ons gevoelen
bedoeld.
Wat de uitlegging van Calvyn betreft
op Ef. 4 11, de hervormer beschryft daar
het kerkelijk doctoraat tot speciale schrift
verklaring, studie der godgeleerdheid en
opleiding voor den dienst des Woords.
Maar men vergete niet. Ie dat in onze
kerken het kerkelijk doctoraat niet ge
regeld is, een feit, waarop Hollands Kerk'
blad herhaaldelijk en opzettelijk vóór de
Middelburgsche synode de aandacht ves
tigde de Synode achtte den tyd tot de
door ons gewenschte regeling echter blyk
baar niet gekomen, ja voor zooveel wij
weten, wijdde zy aan het kerkelijk doc
toraat hare aandacht in het geheel niet.
Kerkelijke doctoren zijn er dus onder ons
niet en niet één onzer hoogleeraren is
kerkelyk doctor, zoodat zij ook aan het
kerkelijk doctoraat geen recht ontleenen
kunnen, om op te tredën in den dienst
des Woords. Ten 2e. Al werd het kerkelyk
doctoraat onder ons geregeld, zoo zou het
naar de Kerkenorde nooit anders geregeld
kunnen worden dan als een ambt der
plaatselijke kerk, zooiat iemand door een
plaatselyke kerk d. i. door een kerkeraad
tot kerkelyk doctor beroepen en bevestigd
zou moeten worden. Een zoodanig ambt
der plaatselyke kerk is het ambt onzer
hoogleeraren niet, en zij staan dus, niet
alleen wat de regeling maar ook wat hun
ambtelijke positie aangaat, niet in de con
ditie van het kerkelijk doctoraat, zoodat
zij daaraan geenerlei rechten kunnen ont
leenen. En ten 3e de broeders, die ker
kelijke doctoren zijn, en dus dit ambt in
eene plaatselijke kerk hebben, worden
nochtans door Art. 3 der kerkenorde even
stellig als de ouderlingen en diakenen op
zettelijk van den dienst des Woords uit
gesloten, tenzij ze door eenige plaatselijke
kerk ook in het ambt van dienaar des
Woords beroepen zyn. Al waren dus onze
hoogleeraren kerkelijke doctoren, wat
zij thans niet zyndan nog zouden
zij in dat ambt niet in de bediening des
Woords mogen optreden. Zulk optreden
is ook aan kerkelijke doctoren slechts ge
oorloofd, indien zij tevens dienstdoende of
emeriti dienaren des Woords eener plaat
selijke kerk zyn. Een beroep op het ker
kelijk doctoraat stuit hier op de uitdruk
kelijke bepaling der kerkenorde af.
De vraag om liever uit de belijdenis
dan uit de kerkenorde over dit stuk te
debatteeren, kan voor wat den thans be-
staanden. rechtstoestand betreft, niet door
gaan. Is de kerkenorde fout, dan worde