VRIJDAG 27 NOVEMBER 1896. No. 48. 1)8. J. J^OORD-j^RABANT HULSEBOS. Ds. J. Iï. FERINGA en Ds. A. LITTOOIJ. Uit (le Heilige Schrift. Pers i hetpMcnstiffe leven. 5e Jaargang. yj EEKBLAD GEWIJD AAN DE BELANGEN DER IN Want <le HEERE is onze Rechter, de HEERE is onze Wetgever, de HEERE is onze Koning; Hjj zal ons behouden. Jesaja 3322 yLEELAND, jcrEREFORMEERDE j^ERKEN EN y IMBURG. ONDER REDACTIE VAN Doch Samuel zeide Heeft de HEERE lust aan Brandofferen en Slachtofferen, als aan het gehoorzamen van de stem des Hee- ren? Zie, gehoorzamen is beter dan slacht offer, opmerken dan het vette der rammen. 1 Sam. 1522 Abonnement per 3 maanden f 0.35. Afzonderlijke nos. 3 cent. Advertentiën van 1 5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Uitgever: K. LE CO INT RE MIDDELBURG. Berichten, Advertentiën enz., gelieve men tydig, uiterlijk Vrijdagmorgen, bij den Uitgever te zenden. BEDIENENDE MACHT. En die voorganger is, als een die dient. Lukas 22 26a. Christus, de Heere, is het eenig Hoofd der Kerk. Hij is de Gezalfde, in Hem en in Hem alleen zijn de ambten in alle volheid en kracht, Hij is het, die de barmhartigheid oefent, Hij is het, die de apostel onzer Belijdenis heet, en die de overste Leidsman en Voorganger der kudde wordt genoemd. Maar nu wil Hij deze ambten uitoefenen door zijne leden hier op aarde, nu schenkt de Geest gaven der regeering en der bediening. De ware barmhartigheid en het ware opzicht in de gemeente is dit, hetwelk de Heere Jezus zelf door zijne almachtige genade, door zijn dienstknechten als zijne organen werkt. En wordt door de geloovigen de zegen van het ambt der barmhartigheid, de vertroosting en terechtwijzing van het opzicht der opzieners, van het herderlijk werk van den Bedienaar des Woords gesmaakt, dan smaken zij hierin iets van het volmaakt Hoogepriesterschap van den verheerlijkten Middelaar, Koningen Profeet, gezeten aan de rechterhand des Vaders. De Heere Christus heeft van den Vader ont vangen de heerschende macht in Zyne Kerk. De Vader heeft Hem der gemeente gegeven tot een Hoofd over alle dingen. Doch Hij oefent ook dienende macht uit in gehoorzaamheid aan den Vader. Dit deed Hij, hier op aarde zijnde, dit dopt Hij nog in den hemel door zijne leden, door zijne ambtsdragers. En gelijk die leden, die ambtsdragers nu het beeld des Heeren mogen dragen in het dienen, zoo zullen zij ook eenmaal met Hem heerschen. Zoo spreekt de Heere tot zyne apostelen en in hen tot al zijne ambtsdragers, tot al zijne leden De Koningen der volken heerschen over hen en die de macht over hen hébbenworden welda dige heeren genaamd. Doch gij niet alzoo maar de meeste onder u, die zij gelijk de minste en die voorganger is, als een die dient. En nu wijst de Heere op Zijne eigene dienende ambtsvervulling. Want, wie is meerderdie aanzit of die dient is het niet die aanzit Maar ik ben in het mid den van u, als een die dient. En nu zegt hun de Heere, hoe zy door Gods genade als Zijne leden en ambtsdragers in dit dienend werk deelen. En gij zjt degene, die met mij steeds ge bleven zjt in mijne verzoekingen. (Smaad en vervolging.) Maar zy zullen dan ook eenmaal met Hem heerschen. En ik verordineer u het Koninkrijk, gelijker- wijs mijn Vader dat mij verordineerd heeftop dat gij eet en drinkt aan mijne tafel in mijn Koninkrijken zit op troonen, oordeelcnde de twaalf geslachten Israels. En die voorganger is, als een die dient. Het volk des Heeren is een heilig volk, een ver kregen volk, een koninklijk priesterdom, om de deugden te verkondigen desgenen, die hen ge- reepen heeft uit de duisternis tot zijn wonder baar licht. Dat dienen, dat voorgaan, al dienende, is dus het kenmerk van Gods volk hier op aarde. Het is het algemeen Priesterschap der geloo vigen. Indien wy met Hem lyden, wij zullen met Hem verheerlijkt worden. Maar inzonderheid zal zich zoo de gave tot het Opzienersambt, tot het ambt van Herders en Leeraars, tot het ambt der barmhartigheid openbaren. O laat ons dan toch hierin onze geestelij ke armoede, onzen geestelijken nood leeren ge voelen, dat het ware dienen nog zoo weinig wordt gekend, dat de g.ive tot het ambt schaarsch en zwak is. Ook de bereidwilligheid en volvaardigheid des gemoeds om het ambt bij wettige roeping te aanvaarden, wordt vaak zoo pynlijk gemist. Eene heilige ontroering en een „Wie ben ik" mag, ja moet de ziele vervullen, wanneer de roeping ongezocht door den dienst der men- schen, maar dan toch /au den Heere komt, maar om zich dan toch ook met ware zelf verloochening blymoedig in 's Heeren hand te stellen, om als zyn werktuig door zijne al machtige genade te dienen en meer en meer te leeren dienen. De Heere geve door Zijne genade kennis en ervaring van deze dingen, en Hy doe ons daar in wassen en toenemen, opdat de naam des Heeren in ons midden worde verheerlijkt en groot gemaakt, de Gemeente wassen en toene men, in haar heerlijk Hoofd Jezus Christus en velen worden toegebracht tot de Gemeente, die zalig wordt. Hulsebos. u u Tengevolge van de nieuwe kieswet zullen den kiezers nieuwe progamma's van actie, en voor zoover men ze nog niet heeft, ook van beginselen worden voorgelegd. Een pogram van beginselen heeft de anti-revolutionaire party, maar een pogram van actie moet zij by vernieuwing zoowel hebben als de andere staatkundige partijen. De Roomsch-Katholieke en de Vrijzinnige Unie-partij zijn er naar de bladen ons zeiden reeds mee klaar, en dat van de georganiseerde anti-revolutionairen zal ook wel volgen. Dat van de Roomsch-Katholieken zal, onder meer, van dat der Vrijzinnigen zeker hierin verschillen, dat de laats ten den persoonlijken dienstplicht wèl en de eersten niet in hun program hebben opgenomen. Voor ons is echter van het grootste belang wat de anti-revolutionairen in dezen doen zullen. My zal het verbidden, indien zij er eerst dan voor zijn als zij zekerheid hebben, dat het kazerneleven dermate zal verbeterd worden, dat zonder gevaar voor hun geloof en zedelyk leven onze zonen er aan kunnen overgegeven worden. Wanneer, zonder gevaar te loopen in het geen ons het allernaast aan het harte ligt en door ons op den allerhoogsten prijs gesteld wordt, 's lands belang kan bevorderd worden, dan behooren wy m. i. dat te doenmaar ook anders niet. Doch dat gevaar was er, en is er nög. De geringe verbeteringen, die er hebben plaats gehad, hebben schier uitsluitend op het lichamelyke leven betrekking. Het zedenbedervend en het geloof ondermij nend en kwetsend leven, laat in de kazerne en ook in den dienst nog zeer veel te wenschen over. En als de Overheid onze zonen eischt, is het ook haar schuldigen plicht, er voor te zorgen, dat óók wij, zonder gewetensbezwaar en zon der rechtmatigen angst, met het oog op hunne geloofs-overtuiging, hen geven kunnen. Aan dezen billijken eisch moet dunkt my worden voldaan, vóór wij of tenminste als wij een verkregen privilegie prijs geven. Geschiedt dat niet vóór of als het privilegie prijs gegeven wordt, dan vrees ik voor de ge volgen. Want voor «ene verbetering, zooals wy die willen en wenschen, is, meen ik, helaas, de meerderheid der machthebbenden niet. Ik wenschte natuurlijk wel, dat ik reden had om te gclooven, dat het leven met de jongelingen uit den gegoeden burger- en hoo- geren stand het gevaar, dat ik bespreek, weg nemen zal. Doch in plaats van dit te geloo- ven, vraag ikof de hoogheid van dezen en het verfijnde moderne leven van genen het niet zal verergeren Men heeft voor eenige jaren, toen deze zaak druk besproken werd, van zeer geachte zyde gezegd„Maar men moet hen ook wel naai winkels en werkplaatsen zenden, waar het hier bedoelde bezwaar evenzeer aanwezig is." Doch deze gevallen staan niet gelyk immers daar moet men ze niet henen zenden, maar als de persoonlijke dienstplicht aangenomen is, dan moet men hen afstaan. Honderden met mij zouden hunne kinderen in eenen even gevaarlijken werkkring eenvou dig niet inleiden en niet hebben willen. Ook in dit opzicht behooren wij m. i. eerst en meest het Koninkrijk Gods en zyne gerechtigheid te zoeken. Daarenboven kunnen wy als anti-revolutio, naire party invloed uitoefenen op de verbete ring van het kazerneleven, oók in onzen geest, wanneer wy het uitspreken, dat wy persoon lijken dienstplicht willen, byaldien vóór of met de invoering, ons de noodige waarborgen worden gegeven, dat onze zonen in hunne be- lydenis en in het leven, naar de Heilige Schrift, niet zullen gekwetst en bemoeielijkt worden. Voor de verbeteringen ten behoeve van het lichamelyke leven zal wel gezorgd worden? zoodra ook de rijken, zoodra elk voor zyn num mer opkomen moet. Daarvoor is geen bezwaar. Dat komt dan van zelf. Doch zoo is het niet in betrekking tot hetgeen wij overeenkomstig het Woord Gods voor onze zonen verlangen moeten. Daarom moet dit vooraf verkregen en be dongen worden. Geen betere gelegenheid dan wanneer de Overheid den persoonlyken dienstplicht invoeren wildan toch heeft zij de partijen noodig. Maar nu moeten zy, die geen rempla^ant of nummerverwisselaar kunnen bekomen en van onze beginselen zyn toch ook dienen, werpt men my tegen. Dat is zoomaar dat kunnen wy niet helpen en dat moeten zy d&n ook.

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1896 | | pagina 1