5e Jaargang. VRIJDAG 13 NOVEMBER 1896. No. 46. in Zeeland, JNfooRD-jbrabant en J_hmburg. Ds. J. HULSEB03, Ds. J. H. FERINGA en Ds. A. LITTOOIJ. [Jit de Heilige Schrift Belijdenis en School. j^EEKBLAD GEWIJD AAN DE BELANGEN DER pEREFORMEERDE j^ERKEN Want de HEERE is onze Rechter, de HEERE is onze Wetgever, de HEERE is onze Koning; Hy zal ons behouden. Jesaja 3322 ONDER REDACTIE VAN Doch Samuel zeide Heeft de HEERE lust aan Brandofferen en Slachtofferen, als aan het gehoorzamen van de stem des Hee- ren? Zie, gehoorzamen is beter dan slacht offer, opmerken dan het vette der rammen. 1 Sam. 1522 Abonnement per 3 maanden f 0.35. Afzonderlijke nos. 3 cent. Advertentiën van 1—5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Uitgever: K. LE COIN TUE MIDDELBURG. Berichten, Advertentiën enz., gelieve men tijdig, uiterlijk Vrijdagmorgen, bij den Uitgever te zenden. Bij dit nomtner behoort een Bijvoegsel. DE HOOP DER GELOOVIGEN. Maar God bevestigt Zyne liefde jegens ons, dat Christus voor ons gestorven is, als wij nog zondaars waren. Veel meer dan, zijnde nu gerecht vaardigd door Zyn bloed, zullen wij door Hem behouden worden van den toorn. Want indien wij vijanden zijnde, met God verzoend zyn door den dood Zijns Zoons, veelmeer zullen wij, verzoend zijnde, behouden wor- den door Zijn leven. Rom. V 8 en 10. De apostel betoogt hier voor de geloovigen de vastheid en zekerheid hunner eeuwige zalig heid, hunner volk omen e verlossing. Van nature liggen Gods kinderen midden in den dood. Zij zijn van God vervreemd, zij zijn met schuld en dus met den toorn Gods beladen, zij zijn onder de ontzettende macht van zonde en satan. Doch wat is er met hen geschied. God, die rijk is in ontferming,ook toen zij dood waren in zonde en misdaden, heeft hen levend gemaakt met Christus. Aan hunne zonde en schuld en gansch verdoemelijken staat ontdekt, heeft 'sHeeren Geest hen door de Wet uitgedreven tot Christus, Hem hebben zij verkregen tot hunnen Borg, en waar nu het geloof, in hunne harten uit genade gewerkt, dien Heiland kent en omhelst, mag het zijn met den apostel Wij dangerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij God door onzen Heere Jezus Christus. Zij zijn dus met God verzoend. De vijandschap is weggenomen door de liefde Gods, die Zijnen Zoon hun schonk, om voor hen te sterven. Dit noemt de apostel eene groote en onuit sprekelijke weldaad, waarvan onder menschen geen voorbeeld of gelijkenis is te vinden. Kan er dan grooter en volkomener bewijs van Gods eeuwige en onwankelbare liefde voor de geloovigen zijn, dan dat Christus voor hen, nog overtreders zijnde, stierf, dat Hij hen recht vaardigde door Zijn dierbaar bloed, dat God alzoo hen, die zijne vijanden waren, met zich verzoende door den dood zyn3 Zoons Welnu, zoo is er ook vaste hoop voor de toekomst De strijd en de tegenheden van dit tegen woordig leven brengen menigmaal diepe ver slagenheid over de ziele van Gods kind. Als hij ziet op al zijne onvolkomenheden en strui kelingen en op de zwakheid des geloofs, als hij met Paulus moet uitroepen Het goede te doen dat vind ik nietdan vreest hij nog menigwerf, dat de eeuwige zaligheid hem zal ontgaan. En hoe zal hij kunnen bestaan in het rechtvaar dig en streng oordeel Gods Maar zïethier nu de volkomene, alles afdoende troost. Zouden dan nog verloren kunnen gaan, die met Chris tus bloed gekocht zijn, verloren kunnen gaan, aan wien de Heere zijne eeuwige liefde heeft bevestigd in de overgave Zijns Zoons Christus, die door zijnen dood de rechtvaardigmaking en de verzoening met God heeft teweeg ge bracht, is niet dood, maar leeft. En is nu de kracht zijns doods zoo groot en heerlijk, wat zal dan de kracht zijns levens zijn. Zal Hij Zijne vrijgekochten niet kunnen bewaren? Ja, zij zullen door Hem behouden worden van den toorn. Het groote en heer lijke werk is geschied vijanden uit de kracht des Satans te rukken, bergen van schuld uit te delgen. Zou nu de opgewekte Heiland ooit kunnen falen in de verdere behoudenis en alge- heele verlossing Zijns volks. Ziet de geloovi- ge op zijne onwaardigheden, welnu, het is im mers des Yaders welbehagen hen het Konink rijk te geven. Hij heeft zijne liefde aan de geloovigen bevestigd Zietdaar dan nu de hoop, ja, de roem des geloovigen. Is dit voor ons? Hebben wy daar deel aan? Dan eerst zijn wij in waarheid gelukkig. Maar dan zullen wy "Ok moeten weten, dat Christus voor ons gestorven is. Dan zal Gods liefde ook aan ons bevestigd moeten zijn, name lijk: dat wij weten, dat Christus voor ons, zon daars, goddelooze vijanden Gods zijnde, is ge storven. Dat is beslist noodig, om ware hope op eene zalige toekomst en volkomene verlos sing te hebben. Worde dit door ons recht verstaan. Worde die verzekerdheid begeerd, gezocht, van den Heere afgesmeektMaar, boe wordt dit bij velen aanhoudend en roekeloos na gelaten Hoevelen pryzen het Woord, maar staan niet naar het bezit der heils-schatten Dat een iegelyk toezie, wantwat troost zal er zijn bij het naderen van den dood, indien men Christus niet heeft tot borg? Maar wei gelukzalig, die mag getuigen: I)ie ons zijnen eenigen Zoon niet heeft onthoudenzal Hij ons ook met Ilem niet alle dingen schenken. Hulsebos. Ds. Gispen schreef, èn in De Bazuin van 23 èn van 30 October een zeer actueelen en lezenswaardigen brief. De lezing en herlezing er van durven wij ieder aanbevelen. Deze brieven behelzen in hoofdzaak een antwoord op eene vraag van br. Krabbendam, die aldus luidde„Hoe kunnen onze voorgangers zoo roemen op de herleving van het Calvinisme, terwijl het schijnt, dat de Heilige Geest, die toch de levenwekker moet zijn, zich van de gemeente onttrekt Maar neen, heeft zich niet aan haar ont trokken want Hij woont in en blijft bij haar. Ware het zoo, had Hij zich aan haar ont- trokken, dan zou de gemeente onder een ontzet tend oordeel Gods gekomen zijn, dan stierf zij gewisselijk weg. Het wederkeeren der gemeente tot de leer, den dienst, de regeering en de tucht der vaderen, zijn onwedersprekeiijke bewijzen dat de Heilige Geest zich aan haar niet onttrokken heeft. Want dat moeten wij toch aan de hand van en overeenkomstig het Woord Gods be- oordeelen, of de Heilige Geest zich aan haar onttrokken heeft. Waar het gebed, zoo vele jaren door de wei nig overgeblevene vromen tot Hem opgezonden, verhoord, en de genade door Hem geschonken wordt, die noodig is, om de alles verstikkende kerkgenootschappelijke banden te verbreken, ten einde Hem overeenkomstig Zijn Woord te die nen, gewis, daar is de Heilige Geest nog niet geweken. Waar dat geschiedt, daar blykt het, dat de Heilige Geest, in plaats van geweken, in haar midden woont er werkt. Die gebedsverhooring en dien zegen heeft de Heere ons geslacht ge nadiglijk verleend. Toen schrijver dezes vóór ruim 29 jaren naar Middelburg kwam, was het in de Herv. Kerk op ons Eiland allertreurigst gesteld de meeste predikanten waren modern. Nu is er niet één meer. Wat méér zegt: destijds was er behalve in Middelburg slechts nog eene zeer kieine kerk te Ylissingen en te Serooskerkeen nu zyn er 18 kerken, die de slaafsche banden verbro ken hebben en oen Heere dienen naar Zijn Woord. Wij zeggen daarvanDit is van den Heere geschied en het is wonderlijk in onze oogen. Het is ons een bewijs, dat de Heere een verhoorder der gebeden is, dat Hij van ons niet is geweken, maar bij ons woonde en onder ons werkte. Het heeft Hem behaagd, aan de verwoesting, die het modernisme, die de prediking van het ongeloof en de revolutie aanrichtte, in het al oude Walcheren paal en perk te stellen. Het heeft Hem behaagd, om den Christus Gods in stad en dorp weder te doen prediken, en aan honderden bij honderden een kerkelijk leven overeenkomstig Zijn Woord en inzettingen to geven. Snoode ondankbaarheid is het, dit werk, deze gave Gods te miskennen, voorbij te zien, of gering te achten. En gewis is het onze zonde, onze eigenwil ligheid en eigenzinnigheid, wanneer wij, die éérst en wij, die daarna ontkwamen, elkander niet op het allerhartelijkst ontvangen, niet sa men den Heere danken en dienen willen. Zouden wij dat in de ontkomenen uit Babel niet scherpelijk als tégen Gods wil en als in strijd met Zyn werk hebben afgekeurd? Immers ja. Maar daarom moeten wij het ook onderons, waar het ook gevonden wordt, afkeuren. Want heilig, zelfs waarachtig bekeerd waren allen, die eerst en daarna hit Babel togen en God weer naar Zijn Woord gingen dienen, ook niet. Ja, zij, die meer geestelijke gaven ontvingen, verkrijgen door samenleving juist de beste ge legenheid om anderen te dienen met hetgeen de Heere hun gegeven heeft. Daarvoor ook hebben wij ze ontvangen van den Heere. Zy, die gezegend zyn, moeten tot een zegen wezen. Willen wij dat niet, dan is dit ontegenzeggelyk één der oorzaken van het zich inhouden des Heiligen Geestes. De Heere wil, dat wy de genade die Hy ons schenkt, op woeker zetten, en wel in den door Hem ons aangewezen weg. De genade, die God ons verleent, staat altyd tegenover het een of ander, m. a. w., ze is óf hier óf daar voor noodig. Ze wordt ons met het oog op banden, die moeten verbroken, met lijden en 3trijd, dat moet doorleefd, of met

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1896 | | pagina 1