Uit de Heilige Schrift 5e Jaargang. VRIJDAG 2 OCTOBER 189G. No. 40. in Zeeland, Noord-Brabant en ]_amburg. Ds. J. HULSEBOS, Ds. J. H. FERINGA en Ds. A. LITTOOIJ. RAPPORT WEEKBLAD GEWIJD AAN DE BELANGEN DER pEREFORMEERDE KeRKEN Want de HEERE is onze Rechter, de HEERE is onze Wetgever, de HEERE is onze Koning; Hij zal ons behouden. Jesaja 3322 ONDER REDACTIE VAN Doch Samutil zei de Heeft de HEERE lust aan Bran do fleren en Slachto fleren, als aan het gehoorzamen van de stem des Hee- ren Zie, gehoorzamen is beter dan slacht offer, opmerken dan het vette der rammen 1 Sam. 1522 Abonnement per 3 maanden f 0.35. Afzonderlijke nos. 3 cent. Advertentiën van 1 5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Uitgever: K. LE CO INT RE MIDDELBURG. Berichten, Advertentiën enz., gelieve men tydig, uiterlijk Vrijdagmorgen, by den Uitgever te zenden. OEFENING OVBR HET GELOOF. VIL Laat my u nu eenigen raad geven, om tot die verzekerdheid des geloofs te komen. Aan merkt daartoe de dingen, die wij eerst ge zegd hebben. a. Gij moet kennis hebben van uwen ellen- digen staat en gestalte, waarin gij gekomen zyt. b. Ook moet gij kennis hebben van het Verbond der genade, en wie die God is van het Verbond, die niet liegen kan, die ook ge zworen heeft, dat Hij 't Verbond houdtJesaia 54 10. Het Verbond mijns vredes zal niet wankelen. Zyne genadegiften zijn onberouwe- lijk. Romeinen 11. Hij is een onveranderlijk God. Mal. 3. Anders waren wy lang verteerd. c. Gy moet veel lezen de beloften, in de JSchrift en bizonder in de Propheten gedaan, van dat de geloovigen op de schouderen ge dragen en op de knieën zouden gekoesterd worden. Jes. 40 en Jes 66 en dergelijke be loften meer. Daaraan moet gij denken en met David uwe ziel daarmede verkwikken, ja daar over vrolijk zijn. Ps. 119 162. Gy moest in het heiligdom van Gods beloften ingaan en zien, wat gij al behoeft en wat Hij al belooft. d. Eisch van uw hart antwoord hierop, of het wel wilde door Jezus geholpen worden? Onderzoek u, of gij om al de wereld wel van Jezus zoudt willen afblyven Als gy dit in u kunt vinden, dat gij wel tot Hem wildet overkomen, dat gij wel wildet ingaan door die deur, zoo gy zegtik wilde wel door dat Roode Meer van zijn Bloed doorgaan, om behouden te worden en om in het hemelsche Kanaan te komen, ik wilde wel, dat Jezus my dierbaar werd. 1 Petr. 2. Zoo gy op uwe vraag aan uwe ziele, of zy wel iets liever wenschte dan Jezus, tot antwoord ontvangt, dat zy niets liever wenscht noch begeert, wel, daarop zal volgen eene sterke vertroosting en een gedurig aankleven. Het was eens de vermaning van Paul us. 2 Cor. 13. Onderzoek u zeiven of gij in het geloof zijt. Ik heb u in het begin voorgesteld de heer lijkheid en gelukzaligheid van hen, die het geloof hebben, en de sehrikkelijkheid van hen, die het niet hebben. Zoo is het dan nu noodig, dat gij eens gingt onderzoeken, of gy in het geloof zijt. Maar het is ook bizonder noodig, dat dit mochten doen al die eerlyke, burgerlyke en godsdienstige menschen, die daar zoo gerust henen gaan. Zy hebben wat kennis en doen het een en ander, en daarop zijn zij gerust. Ohet is niet genoeg uiterlijke kennis van de waarheid te hebben, met een historisch geloof begiftigd te zyn, gelijk wy toonden uit Matth. 13, en daarby zich uitmuntend zedig en be scheiden te gedragen. O het is niet genoeg Wilt gy weten of gy het zaligmakend geloof hebt, leg u getrouw hierbij neder en zie op en zucht om licht, om u zeiven te zien en te onderscheiden. Hieraan kunt gy weten, of gy Jezus gekregen hebt: 1. Dan moet er zyn eene kennis van den verdoemelijken staat. Hebt gy ooit gezien uw zelfs en der geheele wereld verdoemelykheid Rom. 3. Dit is de eerste daad van het ware geloof, dat de mensch zichzelven zoo ziet en dat hij zegt ik ben vervreemd van God en van het leven Gods, van Christus, van de Ver bonden der Beloften, ik ben zonder God en zonder hoop in de wereld. Eph. 2. Zoo een roeptWie zal mij vleugelen geven als eenen duive, om henen te vliegen naar God toe, daar ik blijven mocht? Wie zal mij water geven uit Bethlehems Bornput? Wie zal my doen met vreugde water scheppen uit de fontein des heils? Wie zal my zetten in de plaats der eeuwige heerlijkheid Dunkt u, als gij het ge loof badt, dat gy u dan bezig zoudt kunnen houden met praten en lasteren van de vromen Neen, dat zullen niet doen zij, die het geloof hebben. Ook vinden 4j zooveel onkruid in hun eigen hof, waaraan zij genoeg te wieden hebben, dat zij zich niet kunnen ophouden met dingen buiten hen. Zij vinden genoeg in hun eigen hart, waarvim zy geheele dagen kwalyk rusten kunnen, zoodat zy niet noodig hebben het buiten zichzelven in anderen te zoeken. Die geloof hebben, zyn bekommerd voor hunnen eigenen staat. O, dat gij geloof hadt, gy zoudt zoo bekommerd zijn over u zeivenDe meesten hebben maar een schyngeloof en geen waar geloof! De meesten zeggen, dat zy gelooven, en hebben nooit hunne ellende en verdoeme lijkheid gezien. Och, ik wenschte, dat gij eens inzien mocht krijgen in uw duivelsch hart, opdat gij dan mocht dorsten naar Jezus. Als men in de mynen werkt, dan krijgt men zulk een dorst, och, ik hoop, dat gij eens in de mynen van uw eigen hart zult werken, opdat gij dorstig naar Jezus mocht worden. O uwe zonden hebben u nog niet gedrukt, gij hebt nog tot den bloede niet gestreden, gij hebt nog niet geroepenWat zal ik doen opdat ik zalig worden mag. Hand. 16 Als gij zoo riept, daar zou geloof komen, want toen de stokbewaarder zoo riepWat moet ik doen toen volgde daarop terstond geloof, en gij zult zalig wor den 31. Ogy oefent geen geloot, omdat uw hart door den honger niet is opgezet. Gij ge looft niet, dat gij arm zyt, daarom gelooft gy, dat gy r\jk zyt en verrykt geworden. Openb. 3. Dat gij nog niet in onmacht naar Jezus liefde leert uitzien, het is, omdat gij meent, dat Jezus u al lief heeft. Dat gij niet hongert, is, omdat gy meent, dat gij verzadigd zijt. Hier ontbreekt het u aan. Wat zal toch een blinde zien O zaagt gy eens, wat eene magere ziel gij hebt. Als gij 's middags en 's avonds eet, denkt gij daar wel eens aan En 's nachts op uw leger, zucht gij daar wel over tot God dat uw hart niet langer mager mocht blyven. Er staat: Ps. 106 15 van de Joden, da: de Heere hun hunne begeerten gaf, maar dat Hij aan hunne zielen zond eene magerheid, zoo gaat het met ons ook. Ongelukkig zyn zij, die geen ander brood hebben dan het lichame- lyke brood en die geene andere spijze hebben dan lichamelyke spijze. De Zaligmaker zegt: Joh. 6 53Tenzij dut gij het vleesch des Zoons des menschen eel en zijn bloed drinkt, gij hebt geen leven in u zeiven. O! dat gy Christus niet begeert tot uwe spyze, het is, omdat gy uwe lusten volgt en omdat gy niet ziet, dat gy*arm zyt. Ogy hebt uw leven lang nog geen stuk broed van den Heere Jezus gehad, zoo gij niet gezien hebt, dat gy zonder voedsel waart, zoo gij niet naar Hem gehongerd en gedorst hebt, zoo gy niet gezien hebt, dat gij aan alles gebrek hadt. Gy, die dat niet gezien hebt, wat zijt gij ongeluk kig, en wat zyt gij diep ellendig Daar is een geslacht, zegt Salomo, dat rein is in zijne oogen, maar het is van zynen drek niet gewasschen Gy moogt droomen, dat gij eet (maar, zoo gij ooit het geluk zult hebben, dat God u zalig- lijk zal wakker maken, of dat gy in de eeuwig heid eerst wakker zult worden rampzaliglvjk) g(j zult zien en ervaren, dat gy hongerig zijt. KERK. in zake de Zending. IH. 6. Het verband der Zending. Bedoeld is hiermede het verband der zen dende Kerken tot wat buiten haar staat. lo. Met de Overheid. Ook in het werk der Zending hebben de zendende Kerken de Over heid op haar terrein te eeren, en voor zooverre dit niet in conflict komt met haar roeping, de regeling der Overheid te volgen. Ook die Overheid is Dienaresse van dienzelfden God in wiens naam de Zending optreedt, en daarom heeft ook de Zending in alle ding dat niet te gen Gods ordinanties voor de Kerk en hare Zending ingaat, te gehoorzamen. Maar evenzeer rust op de Kerken in Nederland de plicht, om door inwerking op de Overheid en het Staats bestuur hier te lande uit de gemaakte regeling alles te verwyderen, wat öf de Zending, of het stichten van Kerken in Indië, of het bloeien dier Kerken zou belemmeren. Ook de leden onzer Kerken hebben èn door het recht van petitie èn door het kiesrecht hierop invloed te oefenen. Onze Gereformeerde Belijdenis kent geen scheiding tusschen religie en staatsbeleid. Het Calvinisme is ook hierin van het Metho- disme principieel onderscheiden, dat steeds beiden moeten strekken tot verheerlyking van Gods naam. Waar nog bij zij gevoegd, dat, niet voor de uitzending zelve, maar wel voor onderwijs en hospitaal verpleging, geldelijken steun van de Overheid mag gevraagd en aan genomen worden. 2o. Met andere Kerken. De Gereformeerde belydenis handhaaft ook bij afzonderlijke groe- peeriug van Kerken nochtans de eenheid van het lichaam van Christus, en dus voor geïnsti tueerde Kerken den plicht tot correspondentie inet buitenlandsche Kerken van gelijke bely denis. Deze correspondentie behoort met name op het gebied der Zending geoefend te worden, vooral waar men op naby elkander gelegen terrein werkt. 3o. Met andere Zendingstations. Naar onze Indiën zenden niet alleen onze Kerken, maar ook andere Kerken en Genootschappen Dienaren

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1896 | | pagina 1