5e Jaargang VRIJDAG 4 SEPTEMBER 1896. No. 36. Ds. J. HULSEBOS, Ds. J. H. FERINGA en Ds. A. LITTOOIJ. AFSCHEIDSGROET Een onvergetelijke ure. jVeekblad GEWIJD aan DE EELANGEN DER pEREFORMEERDE |CeRKEN IN ^ZEELAND, OORt)-BRAE A N T EN J^IMEURG. Want «le HEERE is onze Rechter, de HEERE is onze Wetgever, de HEERE is onze Koning; Hij zal ons behouden. Jesaja 33 22 ONDER REDACTIE VAN Doch Samuel zei de Heeft de HEERE lust aan Bran dofieren en Slachtofferen, als aangiet gehoorzamen van de stem des Hee- ren? Zie, gehoorzamen is beter dan slacht offer, opmerken dan het vette der rammen Sam. 15:22 Abonnement per 3 maanden f 0.35. Afzonderlijke nos. 3 cent. Advertentiën van 1 5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 -5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Uitgever: K. LE CO INT RE MIDDELBURG. Berichten, Advertentiën enz., gelieve men tijdig, uiterlijk Vry dagmorgen, bij den Uitgever te zenden. bij gelegenheid van het eindigen der Generale Synode van de Gereformeerde Kerken, den September 1896. Geliefde Broeders! „In blijdschap zult gijlieden uittrekken, en met vrede voort- geleid worden." Jes. 55 12«. „Hij reisde zijnen weg met blijdschap." Hand. 8 39c. $ods Geest geleide U, geroepen om te scheiden Alleen door 's Heeren gunst bracht Hij U biddend saam {jjleen uan Hem de eer wilt Hem een dank lied wijden) K^ot glorie van Zijn Naam j^oog' Hij na Uw vertrek Uw werkzaamheên bekroonen ^n, gaf Hij stof tot vreugd, verhoorde Hij als weleer,) p^en zegen voor Zijn kerk, moog Hij Zijn trouw betoonen Tjan Hem daal' zegen neêr! £geist als de Kamerling met blijdschap Uwe wegen,) fctjn wordt aan 's Heeren hand met vrede voort- geleid ^jan koom' er moeite en strijd, maar in dien strijd ook zegen,) fcsjn 't einde is zaligheid Nunspeet. c. v. d. Velden Jz. Wie het voorrecht had den bidstond voorde Synode, welke in deze weken te Middelburg gehouden wordt, te kunnen bijwonen, zal mij ten volle verstaan, als ik, met het oog op deze belangrijke samenkomst, van een onvergete lijke ure spreek. Ofschoon de vergadering eerst te half acht begon, was er vóór zes uur reeds, in de na bijheid der Noorderkerk, een meer dan gewone drukte. Toen reeds stond er een talrijk groepje menschen voor de geslotene deuren, uitziende naar het oogenblik, dat die deuren zich openen zouden. En dit duurde niet lang. Klokke zes werden zij geopend. Wie toen binnentrad kon zich een plaats naar believen uitzoeken; wie later kwam, moest al blijde wezen, dat hij nog eenige ruimte kon vinden. 'tWas een eigenaardig gezicht, dat aan groeien dier schare gade te slaan, allen eenigs- zins haastig binnenkomend, half verlegen geen goede plaats meer te zullen krijgen. Doch de kerkeraad van Middelburg had op alle dingen zich voorbereid, ook hierop, dat de schare, die in de Noorderkerk verwacht werd, goed ont vangen worden en ordelijk plaats nemen kon. Wachten is altijd onaangenaam, maar hier verveelde het niet. Schoon was het te zien, hoe het ruime kerkgebouw steeds voller werd. Schoon was de verscheidenheid van gestalte en van kleederdracht, welke daar viel op te merken. Want heel de omstreek van Middel burg, ja voor een groot deel was heel Zeeland daar vertegenwoordigd. Gedurig merkten wij onder de aangroeiende schare bloedverwanten en goede kennissen op. 't Was een verassing ze te zien, en een groot genot als ze u ook opmerkten en, vriendelijk groetend, u toewuif den. Ondertusschen waren de banken vlak voor den kansel, die voor de leden der Synode gereserveerd waren, ook bezet. En natuurlijk richtten zich veler oogen met belangstelling tot deze broederen. Gedurig staken eenige hoofden op de gaanderij zicli bjjeen, en hoordet gij de vraag: „Wie is dat? Kent ge die? En 'twas ook ons een genot, broederen, in lange niet ontmoet, waaronder vooral ook onze hoog geachte leermeesters, al was het dan ook maar uit de verte eens weer te mogen zien. Ge begrijpt lezer, dat onder dit alles de tijd spoedig verstreek. Ongeveer kwart na zeven werd de vergadering geopend met het zingen van Psalm 68 2 en 5. Het kerkgebouw was toen door een dicht opeen gepakte schare ge heel vol. Hoe indrukwekkend klonk dat lied, waarmee heel die schare één toon der hope en der vreugde aanhief, die het hart stemde en voorbereidde tot aandacht en tot gebed! Onder dit gezang trad Dr. Kuyper op, en na dat eerst nog een gedeelte van Gods Woord was voorgelezen, heelt Z.H.gei. de schoone rede gehouden naar aanleiding van Psalm 133. Bijna twee uren achtereen duurde zij. Met inge spannen aandacht, onder een Jademlooze stilte werd de spreker van het begin tot het einde, gevolgd in zijn krachtig betoog over de ge wichtige vraag: Wanneer de zegen des Heeren over de kerken ingeroepen en verwacht worden kan, en waarin eigenlijk die zegen bestaat. In het eerst zag ik voor mij uit, t-nkelen, nu en dan, met een glimlachje goedkeurend en be wonderend elkaar toeknikken, verbaasd van zooveel heerschappij over de taal, van zooveel sierlijkheid en kracht in den vorm. Maar toen het hart des redenaars warm werd, en in brandende gloed ontvlamde, toen knikte men elkaar niet meer toe, maar werd aller hart veroverd, door de aangrypelijke gedachten, die in bezielde en bezielende taal zich een weg baanden tot ieders gemoed. Een der meest treffende oogenblikken was het ongetwijfeld, toen hy, als de overtuiging zijns harten uitsprak, „dat diezelfde God, die eens in bloed en tranen het Calvinisme hier geplant heeft, bezig is aan datzelfde Gerefor meerde wezen een nieuwe, een andere, een op onzen tijd berekende toekomst te bereiden; niet het schitterend verleden, dat onze vaderen gekend hebben, maar daarom een toekomst van niet minder ernstige beteekenis." „Broe ders." zoo riep de spreker daarna vol enthusi- asme uit, „ik geloof aan die toekomst, ik ge loof er met heel mijn hart aan, en ik wenschte wel van God, dat ik datzelfde onwrikbaar ge loof in uw aller hart kon overstollen. Wat Bilderdijk zong van „ons Holland groeit weer, Holland bloeit weer, Hollands naam wordt weer hersteld," breng ik, zonder zweem van aarzeling in myn hart, en in veel heiliger zin, op liet Calvinisme over. Als Gereformeer den hebben wij niet in Nederland alleen, maar in het groote wereldgeding nog eene toekomst, nog eene roeping, nog een heilige taak, die ons is toevertrouwd. Toeft dan niet, maar maakt u op om te bouwen en God uit den hemel zal het u doen gelukken." By liet hooren van dat woord, en telkens weer, kwam ons voor den geest wat in de Schrift vun Paulus vermeldt staat, n.l., dat hy God dankte en moed greep. En mij dunkt, ieder, die de practisehe toe spraak van Dr. Kuyper aandachtig leest, zal daarvan iets gevoelen; hy zal er voedsel uit trekken voor het vertrouwen op God tegen de dreigende toekomst, die ons wacht. Wy twyfelen niet, of die bidstond is een gezegende ure geweest voor velen. De gedachte, welke toen besproken werd, was zoo alleszins voor die gelegenheid gepast. Goed verstaan, is zij bij machte stuur en in richting te geven aan heel de Generale Synode, in al haren veelzijdigen en hoogst moeilijken arbeid. En dit niet alleen. Aan elk, die deze rede mocht hooren of lezen, werd het eenige goede spoor gewezen, dat wij, als zonen van gereformeerden huize, in heel ons leven, zoowel in het huisgezin, als in de kerk en in de maatschappij, hebben te volgen. Niet ernstig genoeg kan het ons op het hart worden ge- druk, dat toch het voornaamste, waaraan alles gelegen is: de zegen des Heeren, by alle din gen het eerst en het hoogst behoort te staan. Laten wij allen toch, bij wat wij denken en spreken en schrijven, ons ernstig afvragen, of daardoor wel een zegen over de kerken kan uitgaan. Dit zal ons zeker tot meer bedacht zaamheid stemmen. Laten wij, waardeHeere ons genade geeft in zynen dienst en voor zijne zaak te mogen arbeiden, al onze gedachten en woorden, eer wij ze anderen meedeelen, biddend neerleggen voor den troon Gods; dan zullen ze gezuiverd worden van wat er verkeerds in mocht zijn, en daarna uitgesproken, zeker der kerk ten goede gedijen. Moge het lied van David, zoo vol van vrede en liefelijkheid, over de Synode macht hebben, opdat men daar als broeders samenwone, en er onder den zegen des Heeren, van de ver gadering veel goeds en liefelijks tot de kerken in den lande uitga. En dit zal ongetwijfeld geschieden, ook afgezien van de gewichtige stukken, die daar behandeld worden, als de gedachte van den bidstond met vernieuwde kracht allerwege de harten aangrijpen, en tot zelfonderzoek, tot zelfverloochening opwekken moge, n.l., dat, de Heere, slechts zoo wij als broeders samen arbeidensamen 'even en samen wonen, onder ons den zegen gebiedt en het le ven tot in eeuwigheid. Weesp. J. P. Tazelaar. De Generale Synode van de Geref. Kerken in Nederland is heden middag om 4 uur gesloten» De schoone toespraak van den voorzitter en het woord van Ds. Js. v. d. Linden en Dr. F, L. Rutgers bij deze gelegenheid gesproken, deel en wij later mede*

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1896 | | pagina 1