VRIJDAG 14 AUGUSTUS 1806.
^Veekblad gewijd aan de belangen der JjEREFORMEERDE JCerken
in Zeeland, Noord-Braeant en Limburg.
Ds. J. HULSEBOS, Ds. J. H. FERINGA
en Ds. A. LITT00IJ.
Uit «le Heilige Schrift.
5e Jaargnng
No. 33
"Want «le HEERE is onze Rechter,
de HEERE is onze Wetgever, de
HEERE is onze Koning; Hij zal ons
behouden.
Jesaja 3322
ONDER REDACTIE VAN
Poch Samuel zei de Heeft de HEERE
lust aan Brandofferen en Slachtofferen, als
aan het gehoorzamen van de stem des Hee-
ren? Zie, gehoorzamen is beter dan slacht
offer, opmerken dan het vette der rammen
1 Sam. 15: 22
Abonnement per 3 maanden f 0.35. Afzonderlijke nos.
3 cent. Advertentiën van 1 5 regels 30 cent, iedere
regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 -5 regels
50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Uitgever:
K. LE COIN T RE
MIDDELBURG.
Berichten, Advertentiën enz., gelieve men
tijdig, uiterlijk Vrijdagmorgen, by den
Uitgever in te zenden.
OEFENING OVER HET GELOOF.
De Heere opene uwe harten en geve u den
Geest des geloofs, Hij doe u de zaken verstaan
en in u bevinden, waarvan wij spreken zullen,
ik zal daaraan drie dingen vooraf zeggen.
I. Het is eene zaak, zoo gij ze niet hebt:
voor eeuwig, eeuwig, eeuwig zult gij verloren
en verdoemd worden.
II. Die ze heeft, maakt ze voor eeuwig ge
lukzalig.
III. God geeft uit vrijwillige liefde aan wien
het Hem behaagt, de zaak, waarvan wij te
handelen hebben.
a. Zoo gy ze niet hebt en voor uwen dood
niet krygt, voor eeuwig zult gij in de verdoe
menis blijven. Joh. 3 36. Die in den Zoon
gelooft, die heeft het eeuwige leven; maar die
den Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet
zien, maar de toorn Gods blijft op hem. Ellen
dige staat! het leven in eeuwigheid niet te
krijgen: maar hetzelve te moeten missen! Gij
weet, wat de duivel zeideJob 2 4. Huid
voor huid, en al wat iemand heeft, ml hij geven
roor zijn leven. Het leven, dat gij missen zult,
is niet voor zeventig of tachtig jaren, gelijk de
tijd van 's menschen leven hier op aarde van
Mozes beschreven wordt, maar voor eene lange
eeuwigheid.
b. Het is eene zaak, die heerlyk is, een
onwaardeerbare schat. Het is de sleutel van
de gansche Arke des Verbonds, waarmede al
de schatten ontsloten worden, waardoor ont
sloten wordt de schatkamer van Gods eeuwig
besluit, waardoor gij kunt vinden uwen naam
geschreven te staan in het boek des levens des
Lams. Lucas. 10.
c. Het is een ladder, om in het paradijs te
klimmenhet is de ladder Jacobs, waar langs
men komt bij de vele duizenden der Engelen,
tot de algemeene vergadering en de gemeen
schap der eerstgeborenen, tot God den Richter
over allen, tot de geesten der volmaakte recht
vaardigen, tot den Middelaar des N. T. Jezus
en tot het bloed der besprenging. Heb. 1224.
d. De zaak, waarvan wij te spreken hebben
is eene fontein, waardoor gij krijgt de stroomen
des Levens. Joh 3. Die in mij gelooft, gelijk
de Schrift zegt. stroomen, enz. Het is de fon
tein van een gedurig, heilig, gerust en geluk
zalig leven, het is de band van gemeenschap
met Jezus en van zijne gemeenschap met ons.
Het is het eenige middel, waardoor men deel
krijgt aan dien boom des levens, wiens blade
ren strekken tot genezing der heidenen, Openb.
22., aan dien appelboom waarvan de bruid
sprakHoogl ed II, die eene uitnemendheid is
onder de boomen des wouds, waardoor gij zoudt
worden opgewekt en opgekweekt. Och! dat
onze doode en doodige harten eens levend
werden door het spreken en hooren spreken
yan deze gewichtige zaak en door het voorwerp
des geloofs. Nu, dat zal de Heere doen, als het
Hem behaagt. De eerste werking der weder
geboorte is het geloof, welk geloof niet is eene
daad, maar begrijpt in zich vele daden en uit
werkingen.
Tot het geloof behoort:
le. Kennis van de zaken, die* men gelooven
zal. Jesaia 53 11. Door zijne kennis enz.
Joh. 17 3. Hebr. 2:4. In de kennis zijn
bizonder twee dingen, die een mensch kennen
moet.
A. Hij moet kennen de goddeiykheid van
de H. Schriftuur zoo gij dat wegneemt, zoo
neemt gij het fondament der religie weg.
B. Hij moet kennen die dingen in de Schrift,
die betreffen de wijze, hoe de zaligheid door
Christus is te verkrygen.
Die deze ware kennis of dit geloof heeft, die
zal deze drie dingen kennen en gelooven.
a. Zijn verdoemelijken staat, waarin hij na
den val gekomen is. Rom. 3 23, zijne ver-
vreemdheid van God, en dat engel noch mensch,
noch eenig schepsel, noch iets in de geheele
wereld hem uit dezen poel van ellende kan
redden noch verloesci.
b. Dat de eenige weg, om zalig te worden,
is het geloof in Jezus, die vol is van genade
en waarheid. Joh. 1 14. Hij moet weten,
dat het is het eeuwige leven Hem te kennen.
(Joh. 17 3) tot het eenig behoud d#r ziel, als
dien eenigen naam, die gegeven is tot zalig
heid. HandT 4 13, als de eenige deur om tot God
te komen. Joh. 10 9 Ik ben de deur, indien
iemand door mij ingaat, die zal behouden wor
den, en hij ml ingaan en uitgaan en weide vin
den, en als de enge poort, waardoor men in
gaat in de eeuwige zaligheid.
c. Hy moet weten en gelooven, dat hij geen
zaligheid door Jezus, noch deel aan Jezus
krijgen kan, ten ware God door eene krachtige
hand hem tot Jezus trekke en hem door zijnen
Geest met Christus vereenige. Joh. 6 44,
niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader
hem trekke.
Met de mededeeling dezer oefening uit den
jare 1676, die wij in de volgende nummers
hopen voort te zetten, gelooven wij onze lezers
geen ondienst te doen.
Hulsebos.
KERK.
Eens gaan kijken.
Yan tijd tot tijd moet eens herinnerd worden
wat ieder eigenlijk wel weten moest. Zoo ook,
onder meer, dat men zich niet moet laten ver
lokken om eens te gaan kijken bij hen, die
zich van de Gereformeerde Kerken hebben af
gescheurd om *de reglementen en besturen van
het Hervormd Kerkgenootschap te kunnen
behouden.
Onbegrypelyk genoeg gebeurt dit soms. Wèl
hebben deze lieden ons eerst van onze Kerke
lijke goederen beroofd, ons met smaad en
bitterheid overladen en ons by honderdtallen
de afsnijdingsvonnissen thuisgestuurd maar
toch zoodra er maar eens een vogelaar by
hen vriendelyk fluit, komen sommigen dier
afgesnedenen en vervolgden (of hun kinderen
en huisgenooten) haastig op het gefluit af, en
gaan eens kyken in die „Kerk", en gaan
eens hooren naar „zoo'n goede dominee", enz.
Hoe gevaarlyk!
En erger nog hoe karakterloos!
En het allerergste hoe zondig!
Gevaarlyk?
Zeker
Niet omdat er werkelijk kracht of recht is
in het standpunt der genootschapslieden. In
tegendeel, herhaaldelijk hebben eenvoudige
mannen en vrouwen, jongens en meisjes pre
dikanten uit dat Genootschap schitterend over
wonnen.
En zelfs de allergeleerdsten, allerwelsprekend-
sten, allervroomsten, allerernstigsten en in alle
opzichten best toegerusten, onder hen zyn zelfs
allen te samen niet bij machte om het goed
recht van het „Synodaal Genootschap tegenover
de doleantie van 1886 tot heden te bewijzen.
Niet omdat zij er niet begaafd genoeg
vooi zijn. Maar omdat die laak <(l te
.slecht is! en de bewyzen daarvoor tl te
duidelijk.
Waarom dan gevaarlijk?
Omdat dwaling en dwaasheid de helderste
oogen verblinden kunnen. Omdat wij ons niet
moedwillig in gevaar van dwaling begeven
mogen. Omdat wij niet zeker kunnen zijn van
Gods hulp, indien wij - in stryd met de bede
„Leid ons niet in verzoeking" ons begeven
onder het gehoor van sprekers, die moeten
trachten de slechte zaak van het Nederlandsch
Hervormd Kerkgenootschap goed te praten.
Spreken zy over de Kerk, dan staan wy bloot
aan het gevaar, dat God ons aan hun dwalin
gen overgeeft. Spreken zij niet over de Kerk
dan dreigt het andere gevaar, dat wy vergeten
hoe met deze Reformatie de eere Gods en de
zaligheid van duizende zielen gemoeid zijn;
zoodat wij dan gaan vragen: „Wat komt dat
stuk van de Kerk er op aan Die Dominee
preekt toch zoo lief' (ten minste als wij niet
een der honderden ongeloovige predikers
treffen).
Hoe zal in beide gevallen, onze verantwoor
ding voor den Heere zijn?
Is het ook karakterloos
Z(j hebben ons getracht af te snijden en uit
te werpen, en nu zij fin strijd met hun eigen
daden) ons roepen, zullen wij terugkomen?
Zij hebben ons vervolgd, omdat wy de eere
Gods boven hun goedvinden stelden. En zullen
wij nu hun lokstemmen stellen boven de eere
Gods
Zij hebben aan de Kerken de Kerkgebouwen
ontroofd, om die aan de besturen te geven, en
zullen wij nu derwaarts opgaan alsof dat on
recht niet riep tot God
Zij hebben zich van de Kerk afgescheiden
om zich bij het Genootschap te voegen, en
zullen wij nu door ons gaan kijken hen in de
meening brengen of stijven, dat hun samen
komst Kerk is?
Bij hen ligt telkens de onjuiste voorstelling
alsof de Kerk aan het Kerkgebouw gebonden
was. „De Kerk, waarin gij gedoopt zijt", zeg
gen ze, „De Kerk, waarin mijn vader was'.