YRIJDAG 3 JULI 1896. Weekblad gewijd aan de belangen der Gereformeerde Kerken in ^Zeeland, JNIoord-^rabant en J_,imburg. Ds. J. HULSEBOS, Ds. J. H. FERINGA en Ds. A. L[TT 00LR Uit (le Heilige Schrift. Belijdenis en School. „UITSTEL 5e Jaargang. No. 27 Want de HEERE is onze Rechter, de HEERE is onze Wetgever, de HEERE is onze KoningHij zal ons "behouden. Jesaja 3322 ONDER REDACTIE VAN Doch Samuel zeide Heeft de HEERE lust aan Brandofferen en Slachtofferen, als aan het gehoorzamen van de stem des Hee- ren? Zie, gehoorzamen is beter dan slacht offer, opmerken dan het vette der rammen 1 Sam. 15: 22 Abonnement per 3 maanden f 0.35. Afzo 3 derlijke nos. 3 cent. Advertentiën van 1 5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 een t, iedere regel meer 10 cent. Uitgever: K. LE COINTRE MIDDELBURG. Berichten, Advertentiën enz., gelieve men tijdig, uiterlijk Vrijdagmorgen, by den Uitgever in te zenden. BEPROEVING. Maar de Heere zeide tot mij Het zij u genoeg; spreek niet meer tot Mij van deze zaak. Deutèroxomium 3 266 Zijne liefste kinderen bezoekt de Heere vaak met de zwaarste beproevingen. Jacob was hinkende, als hij door Pniëlging. Paulus verhaalt, hoe hij het nut der zware beproeving had leeren kennen. Opdat ik mij vanwege de uitnemendheid der openbaringen niet zou verheffen, zoo is mij gegeven een scherpe doorn in het vleesch, namelijk een engel des sa tans, dat hij mij met vuisten slaan zou, opdat ik mij niet zou verheffen. Ook in Mozes leven treffen wij eene bizon- dere beproeving aan. Als bij Israels murmu- reeren (Num. 20) de man Gods in toorn ontsteekt en in plaats van tot de steenrots te spreken, gelijk de Heere beval, op haar sloeg, spreekt de Heere tot Mozes en Aaron! omdat gijlieden mij niet geloofd hebt, dat gij Mij heilig- det voor de oogen der kinderen van Israel, daarom zult gijlieden deze gemeente niet inbrengen in het land, hetwelk Ik hun gegeven héb. Veel zou hier zijn op te merken aangaande de naaste doeleinden en de naaste oorzaken dezer beproevingen; de diepste oorzaak is Gods heiligheid. Gods liefde, en het groote doel, Gods eere en de zaligheid Zijner kinderen. Dit is het al met eenen Job en met eenen Jakob, met eenen David en met eenen minder bekenden Hem an (ps. 88), met eenen Paulus en met eenen Mozes, en met zoovelen uit lateren en uit den tegenwoordigen tyd, wier namen ons niet bekend zijn, maar wier weg de Heere kent. Ja, wij zien in den weg van Gods liefste kinderen soms diepe smarten, zware teleur stellingen, drukkende kruisen, beproevingen van allerlei aard, en vaak groot, uitnemend, naardat zij uitnemende genade van God heb ben ontvangen. Ja, het is niet zoozeer uit zondering als wel haast regel, dat op het pad van den veel begenadigde scherpe doornen groeien. De Schrift leert ons, dat het kind Gods wel om wegneming van de beproeving bidden mag, maar dat de Heere die inden regel niet weg neemt, doch hen genade schenkt haar recht te dragen en den zegen er van te leeren genieten. Neen, niet onverschillig mag er worden ver keerd onder het grievend leed. En dat zal zich juist openbaren in het worstelen er mede voor den troon Gods. Dit is het eerste stadium der heiliging door de beproeving. Hierover, zegt Paulus, héb ik den Heere driemaal gebeden, opdat Hij van mij zou wijken. En de Heere heeft hem geantwoord: Mijne genade is n ge noeg: want Mijne kracht wordt in zwakheid volbracht. De scherpe doorn in het vleesch wordt dus niet weggenomen, maar de beproeving geheiligd, de genade zal er des te rijker door uitblinken. Ook Mozes bad den Heere om "wegneming zijner smartelijke en vernederende teleurstel ling. Heere! Heere! Gij hebt begonnen Uwen knecht te toonen Uwe grootheid en Uwe sterke handwant wat God is er in den hemel en op de aarde, die doen kan naar uwe werken en uwe mogendheden! Laat mij toch overtrekken en dat goede land bezien, dat aan gene zijde der J or daan is, dat goede gebergteen den Libanon! Maar het antwoord luidtHet zij u genoeg spreek niet meer tot Mij van deze zaak. De Heere wil dus, dat er een berusten zal komen, nietgelijk de wereld soms hooghartig en ongevoelig het leed draagt, maar een ge willig dragen, een zich vereenigen met Zijnen wil. Wij zien, hoever Paulus hierin reeds ge oefend mocht zjjn. En Mozes? Hoort hem later getuigen'En hij zeideIk ben heden honderd en twintig jaren oud, ik zal niet meer kunnen uitgaan en ingaandaartoe heeft de Heere tot mij gezegd: Gij zult over dezen Jordaan niet gaan. De Heere uw God, Die zal voor uw aangezicht overgaan Zlethier de rechte gezegende berusting. De Heere'"bereikt daarmede Zijn doel, Hij geeft door 't geloof in Christus krachten. In dien gij de kastijding verdraagt, zoo gedraagt zich God jegens u als zonen. De beproeving des geloofs werkt lijdzaamheid, en de lijdzaamheid bevinding en de bevinding werkt hoop, omdat de liefde Gods in de harten is uitgestort door den II. Geest. Ja, zalig is de man, die verzoeking verdraagt; want als hij beproefd zal geweest zijn, zal hij de kroon des levens ontvangen, welke de Heere beloofd heeft dengenen, die Hem liefhébben. Hulsebos. Hetgeen een paar bladen bericht hebben, is waar, dat nam. zoo de Heere wi] en wij leven, de bidstond vóór de Synode door Dr. A« Kuy- per, op verzoek der Kerkeraden alhier, zal geleid worden. Eén der broederen zeide, toen op de vergade ring van de Kerkeraden dit punt aan de orde kwam, het ligt voor de hand dat wij hiervoor Dr. Kuyper moeten verzoeken. Immers op de vereenigde Synode te Amsterdam hadden wij twee presidentenDr. Kuyper en Ds. Gispen. Laatstgenoemde nu, de president der laatste Synode van de Chr. Ger. Kerken, werd op de eerste Synode, daarna te Dordt gehouden, verzocht den bidstond te leiden, en deze broeder nam het aan, en deed hetwelnu laten wij, zooals voor de hand ligt, thans den anderen president, den president van delaatst- gehoudene Synode derj Ned. Ger. Kerken vra gen, en er op aandringen, dat hy het op zijne beurt aanneme. Met alle stemmen werd dit terstond aange nomen, Dr. Kuyper alzoo verzocht, en tot onze blijdschap werd door hem ons verzoek inge willigd. Den aangewezen secundus of tertius behoefden de Kerkeraden dus niet lastig te vallen. Littooij. In de Heraut van verledene week besprak de hooggeachte Redacteur onder het veelzeggende opschrift, „Uitstel," het rapport over de oplei ding tot den dienst des Woords. Wij veroorloven ons een paar opmerkingen op en naar aanlei ding van hetgeen deze Redacteur schreef, en dat onder meer aldus luidt Na de lezing van het Tweede Rapport over de opleiding spraken we als onze over tuiging uit, dat het daarin voorgelegde plan ten eenemale onaannemelijk was. (1) Tevens echter voegden we er bij, dat we geen oogen blik de verwachting koesterden, dat de synode der kerken, die eerlang te Middelburg daagt, dit rapport in zijn Con- clusiën zou overnemen. Veeleer spraken we de verwachting uit, dat de Synode ook dit Rapport ter zijde zal leggen, en daarna voor de derde maal misschien een zeker aantal Deputaten zal in last geven een meer bevredigend plan. te ontwerpen. De loop dien deze zaak op de Classen en Provinciale Synoden nam, heeft ons in die verwachting niet teleurgesteld. (2) Op bijna alle Classen zonder onderscheid van schakeering, is duidelijk uitgesproken, dat men dit rapport niet beschouwen kon, als zijnde daarin de ware oplossing aan de hand gedaan. Zelfs had verschil van herkomst der ker ken op deze zienswijze blijkbaar zoo goed als geen invloed. Ook toch in die Classen, waar de kerken in overgroote meerdeiheid uit de vroegere „Christelijke Gereformeerde kerk", her komstig zijn, verklaarde men zich bijna overal in gelijken geest. Zij die het verst gingen betuigden zelfs meermalen nog meer sympathie voor de denkbeelden van de minderheid der Depu taten dan voor het Rapport zelf. Mag nu verwacht worden, dat deze ge zindheid der onderscheiden Classen zich ook op de Synode zal afspiegelen, dan is nu reeds zoogoed als met zekerheid te zeggen, dat dit Rapport niet doorgaat." (3) (i) Wanneer wij uitgaan van het bestaande en van hetgeen na langen en bangen strijd daaromtrent bij de Vereeniging overeengekomen isen daarenboven letten op hetgeen de Synode van '93 den Deputaten heeft opgedragen, geloof ik niet, dat het bedoelde Rapport onaanneme lijkis. Gaat men niet uit van het bestaande, van hetgeen eerlijk overeengekomen en van hetgeen met het oog daarop is opgedragen in 1893 te Dordrecht; maar van hetgeen men liefst wil, dan is mij het „onaannemelijk" dui delijk en verklaarbaar, en ook het opschrift uit een tactisch oogpunt te verklaren. Als men gelijkmakenwil, zooals, gelijk wij weten, de opdracht was, en tevens aan het geen overeengekomen is volkomen recht wil laten wedervaren, dan is het Rapport, dit erken ik gaarne voor verbetering vatbaar, want er zijn inderdaad onaannemelijke dingen in maar onaannemelijk in zijn geheel is het dan m. i. niet. Onaannemelijk in zijn geheel is het, wanneer geene rekening gehouden wordt met de eigene

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1896 | | pagina 1