VRIJDAG 26 JUNI 1896. No. 26 ^Veekelad gewijd aan de belangen DER JGtEREFORMEERDE JIerken in ^Zeeland, JNToord-Brabant en J_,imburg. Ds. J. HÜLSEBOS, Ds. J. H. FE RIN GA en Ds. A. LITTOOIJ. Uit de Heilige Schrift. Hulsebos. 5© Jaargang. Want de HEERE is onze Rechter, de HEERE is onze Wetgever, de HEERE is onze Koning; Hij zal ons behouden. Jesaja 3322 ONDER REDACTIE VAN Doch Samuel zeide Heeft de HEERE lust aan Brandofleren en Slachtofleren, ala aan het gehoorzamen van de stem des Hee ren Zie, gehoorzamen is beter dan slacht- otfer, opmerken dan het vette der rammen 1 Sam. 1522 Abonnement per 3 maanden f 0.35. Afzo 3 derlijke nos. 3 cent. Advertentien van 1 5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Uitgever: K. LE CO INT RE MIDDELBURG. Berichten, Advertentien enz., gelieve men tijdig, uiterlijk Vrijdagmorgen, bij den Uitgever in te zenden. ONZE ROEPING. Zijt wakende, en versterk het overige, dat sterven zou want ik heb uwe wer ken niet vol gevonden voor God. Den drie-en-twintigsten dezer was het de herinneringsdag van de vestiging der Neder landers inOost-Indië vóór drie Eeuwen. De vraag zou kunnen worden gedaanGaat het feit ons die nu leven, zoo bizonder aan Het antwoord moet zijnja, indien wij ge- looven aan een volksbestaan onder de leiding van Gods voorzienigheid, gelooven aan eenen band met het voorgeslacht, zoowel als met den nakomeling, als wij een oog hebben voor de gemeenschappelijke zegeningen, direct of indi rect, als heer of knecht door het bezit van Indië genoten, als wij besef hebben van de ge meenschappelijke verantwoordelijkheid tegen over de volken van het schoone Insulinde, voor de gemeenschappelijke roeping van het Neder- landsche volk om den naam des Heeren onder die (onder onze voogdij gestelde) volken te ver breiden en hen te zegenen met de zegeningen des Christendoms. Dan treft het doel, als wij worden opgewekt, om te gedenken aan wat de Heere in die da gen deed. Hij had van ouds zijne Kerk hier geplant, maar haar ook gezuiverd, als de dwa ling haar met ondergang dreigde, en de Kern onzes volks had in eenen weg van bloed en lyden, mogen toonen alles voor de haar toebe- trouwde waarheid over te hebben. En, wat schonk de Heere toen een voor spoed Hij gaf moed, ondernemingsgeest, vol harding. Met verbazing zag Europa op dat kleine volk neder, dat God wilde stellen aan het hoofd der natiën. Het rijke Indië werd voor ons ontsloten. En ook werd in die dagen en daarna de roeping gevoeld, om de kennis van Gods naam onder de Heidenen, bizonder onder de Heidenen van den Oost-Indischen Archipel te verbreiden. Maar na niet lange dagen namen weelde, wereldschgezindheid en vormendienst al meer de overhand, zoodat, wat er nog geschiedde, meer een uitwendig werk der gewoonte werd zonder innerlijke kracht. En het tegenwoordige Nederlandsche volk? Op zijn zachtst gesproken belemmert het meer de kerstening der Oost-Indische volke ren, dan dat het die bevordert. Er zijn belemme rende en beperkende bepalingen. Vrijelijk laat men de leer van den valschen profeet zich verbreiden. De Nederlanders in Indië geven over het geheel een treurigen indruk van het Christendom, daar zij zich aan God noch gods dienst storen. Onbeschrijfelijk klein is het ge tal der Zendelingen bij zoo talrijke bevolking, onder zoo vele millioenen. Het ontbindend revolutie-begrip, dat is: het ongeloof, heerscht onder het Nederlandsche volk. Dat revolutie-begrip wil van geen volksbestaan, van geen band met het voorgeslacht, van geen gouden draad van Gods voorzienigheid, van geene roeping tegenover Indië weten, het maakt het volk koud, ontevreden, rekenende alleen met het heden. Mammon is de God. Het is dan ook in de kerken, dat Gods groote daden voor land en volk meest worden gedacht, daarbuiten wordt daarvan ternauwer nood kennis genomen. Doch ook in de kerken, ja in de gerefor meerde kerken, hoe weinig schuldgevoel, hoe weinig besef van roeping De Heere heeft in Nederland zijne Kerk ge plant. Hij heeft haar gereformeerd en refor meert haar nog, omdat Hij zich door 't volk van Nederland wil verheerlijken. En zoo is het eenmaal geweest en gezien En brengt de Heere in deze dagen wederom genezing in den kranke»* wortel van het gere formeerd volksleven, zoo moet ook bij herinne ringen als deze het schuldbesef spreken, van wat wij als natie verzuimden en misdeden. Hoevele stemmen gaan daar uit die drie eeuwen op, getuigende van Neerlands zonden. En nog laat ons de Heere het bezit dier schoone landen. Omoet de toestand niet drukken op 't gemoed van Gods kinderen In het moe derland de vloek van den jenever, in Indië die van den veel verschrikkelijker opium. Dat het oordeel beginne van het huis des HeerenOefent gij Kerk, door uw beljjden, door uwen ijver voor de uitbreiding van Gods Koninkrijk, door uwen handel en wandel den rechten invloed op de natie? Verontschuldig u niet door uwe kleinheid en geringheid. Of is des Heeren-aim verkort? Zijn de werken vaak meer dan oppervlak kige daden die geen vruchten zyn des geloofs Wordt de strijd tegen ongeloof en zonde niet ie spoedig vaak gestaakt? En waar is het wa ken voor de opvoeding der kinderen, ook in de kennis van 's lands historie? Zijt wakende, en versterk het overige, dat sterven zou. KERK. Een eigengemaakte Burgemeester. De Standaard van 11 Juni 11. bevatte onder bovengenoemden titel in het Gemengd nieuws het volgende kluchtige maar tevens leer rijke bericht: „Sedert eenige dagen is er te Thorn, Lim burg, tusschen de ingezetenen twist en twee dracht ontstaan tengevolge der benoeming van den wethouder Nouwen tot burgemeester. De tegenpartij van den nieuwbenoemde wilde Maandag in optocht een zekeren P., die zich daartoe wilde leenen, als burgemeester het dorp binnenleiden. Hij had reeds plaats genomen op een met groen versierden wagen, was omgeven door een eerewacht te paard en de plattelandsche schut terij van Thorn. De marechaussees waren, zoo meldt de iW R. Ct., echter ook tegenwoordig, ontbonden den optocht, maakten eenige processen-verbaal op, en namen twee ruiters der eerewacht in arrest wegens verstoring der orde in dronkenschap." Een dwaze geschiedenis. Een ongelooflijk bericht. Een bericht, waarvan tegenspraak vol strekt niet bevreemden zou. 't Is bijna ondenkbaar, dat een aantal Nederlan ders iets zoo onzinnigs zouden bestaan. Immers, ieder mensch in Nederland weet toch, dat hierin een volslagen verloochening ligt van het wettig gezag onzer geëerbiedigde Koningin. Men randt op zulk een wijze niet den tot Burgemeester gemaakten wethouder aan maar de Vorstin, die alleen het recht heeft, zulk een Burgemees ter te doen aanwijzen. De overtredingen in deze eene en zoo een voudige zaak zijn vele. Allereerst maar dat is het minste de daarin zich toonende onwil tegen den gebur- gemeesterden wethouder. Maar, wat erger is, op meer dan een wijze tegen het wettig gezag 1. Een Burgemeester maken waar geen Bur gemeestersplaats gesteld is, is opstand tegen het wettig gezag der Kroon. 2. In een Burgemeestersplaats iemand kiezen, die er niet door de bevoegde overheid in gezet is, is opstand tegen het wettig gezag der Kroon. 3. Zich als Burgemeester laten eeren, zonder door de Koningin des lands er toe gemachtigd te zijn, is opstand tegen het wettig gezag der Kroon. 4. Eerewacht, eerbied, gehoorzaamheid als aan een Burgemeester bewijzen aan wie niet wettig Burgemeester is, is opstand tegen het wettig gezag der Kroon. 5. Recht gelukkig is het, dat onze wakkere maréchaussee deze dwaasheid maar terstond bij den aanvang gestuit heeft, want elk bevel van zulk een eigengemaakten Burgemeester zou opstand zijn tegen het wettig gezag der Kroon. 6. En gehoorzaamheid is het omgekeerde ▼an opstand, wanneer zij aan het wettig gezag wordt bewezen. Maar gehoorzaamheid aan onwettig gezag is medeplichtigheid aan opstand. Elke daad van gehoorzaamheid (al ware 't maar een samenkomen ter begroeting of een inzage verleenen in burgerlijke archiefstukken of ge- meenteraadsnotuien, of een inruimen van een Presidentszetel) ware opstand tegen het wettig gezag der Kroon. 7. Ja ook zelfs elk bewust dulden van zoo danige machtsaanmatigingZoo de gemeente raad van Thorn zich in raadsvergadering gezet hadde naast dezen indringer, of zoo de gebur- gemeesterde wethouder zich (om welke reden ook) in diens bijzijn op den wethouderszetel (en niet op de plaats des Burgemeesters) gezet hadde, dan zouden ook die raad en die wet houder schuldig geweest zyn. Ja al hadden zij dan in dien toestand een telegram van eer bied gezonden aan onze Koningin, al hadden zij hun verontwaardiging uitgesproken over den indringer, en bij motie hun verlangen ge openbaard naar een meer wettig gezag, ondanks deze fraaie (door hun handelingen weersproken) woorden waren zij schuldig ge weest aan opstand tegen het wettig gezag der Kroon. Over dit alles zyn Liberalen en Anti re vol u tionairen „Synodalen" en Gereformeerden, Room

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1896 | | pagina 1