VRIJDAG 5 JUKI 1896. Weekblad gewijd aan de belangen der Zeeland, j^oord-jb jorereformeerde JCerken rabant en j-hmburg. Ds. J. HULSEBOS, Ds. .T. H. FERINGA en Ds. A. LÏTTOOIJ. IJit de Heilige Schrift. Belijdenis en School. 5e Jaargang. No. 23. IN Want de HEERE is onze Rechter, de HEERE is onze Wetgever, de HEERE is onze KoningHij zal ons behouden. Jesaja 3322 ONDER REDACTIE VAN Doch Samuel zeide Heeft de HEERE lust aan Brandofferen en Slachtofferen, als aan het gehoorzamen van de stem des Hee- nZii-, gehoorzamen is beter dan slacht offer, opmerken dan het vette der rammen 1 Sam. 15: 22 Abonnement per 3 maanden f 0.35. Afzonderlijke nos. 3 cent. Advertentiën van 1 5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Uitgever: k. le c 01 nt re MIDDELBURG. Berichten, Advertentiën enz., gelieve men tijdig, uiterlijk Vrijdagmorgen, bij den Uitgever in te zenden. JEZUS, DE WARE WIJNSTOK. Ik ben de ware wijnstok, en Mijn Vader is de landman. Johannes 15 1. Kier is al dadelijk op te merken, dat Jezus in gansch eenige en bizondere betrekking tot God, den Vader staat. Hij spreekt toch hier en elders nooit van „onze Vader", maar steeds van„Mijn Vader". Dit betuigt Zijne eeuwige Godheid. De Vader is de Landman, die den wijnstok kweekt, door welken de ranken vruchten dra gen. De ranken dragen vruchten, niet uitzichzel- ven. De Heilige Geest doet hen in den wijn stok zijn en in den wijnstok biijven. Onze Heere zegt: Ik ben de ware wijnstok. De gedachte is deze, dat. wat in dien wijnstok, dat schepsel Gods, in het natuurlijke wordt gezien, datzelve in geestelijke volheid aanwezig is in Christus, ja, dat in den wijnstok in het natuurlijke eene afschaduwing ligt, van hetgeen in volle werkelijkheid is in den Zone Gods. De Heere spreekt 'dat uit, als Hij in den nacht des lijdens met Zijne discipelen uit de paaschzaal naar Gethsemané gaande, zegt„Ik ben de ware wijnstok" gelijk Hij, van den herder en de schapen sprekende, vroeger had gezegdIk ben de goede herder" en „Ik ben het brood des levens". Wat in Jeremia 2 21 staat van eenen edelen wijnstok, een geheel getrouw zaad of, welks gansche zaad waarheid zoude zijn, is dus ge heel en volkomen op Hem toepasselijk. En nu vloeien er uit de vergelijking van den wijnstok en Christus vele heerlijke dingen voort. De Heere stelt den wijn tot een teeken van Zijn bloed. Ook het Oude Testament zinspeelt hierop reeds, als in Richteren 9 13, van den wijn wordt gezegd dat zij God en menschen verheugt, wat in volle kracht van Christus bloed geldt, en in Genesis 49 11 de reine wijn, druivenbloed wordt geheeten. (zie Deut. 3214.) Hier evenwel onderwijst de Heere voornamelijk aangaande den wijnstok en de ranken of takken, die door het sap van den wijnstok leven en waardoor de wijnstok zijne vruchten voor brengt en draagt en dat voor den hemelschen Landman. En merkt dan nu op, hoe de Heere al aan stonds op het gewichtig onderscheid wijst van vruchtdragende en vruchtenlooze ranken. Alleen de vruchtdragende zijn de ware discipelen. Maar vergeet ook niet, dat de ranken, die geene vruchten dragen, zich op eenen afstand en ook wel voor den onbekende van naderbij niet laten onderscheiden van de vruchtdragende. Ja, soms zijn zij op het oog veel weelderiger en trisscher. Maar zij hebben niets dan blad. Het zijn de zoogenaamde waterloten. Zij groeien wonder snel, maar trekken haar vocht slechts uit den bast, niet uit de levende kern van den wijnstok. De Landman spaart de wilde ranken niet, al zien zij er nog zoo schoon uit. Zij behooren niet aan den wijnstok, maar zyn vreemd en schadelijk. Hun lot iste verdorren, te ver liezen, wat zy hebben, en in het vuur gewor pen te' worden. Wanneer heeft dat afsnijden plaats? In den dag des oordeels zal het in al Zijne volkomenheid voor ieders oog openbaar worden. Maar reeds nü neemt het eenen aanvang. Zij worden vei vreemd van, geërgerd aan Christus. Er zijn geene vruchten van waar leven, van bekeering en geloof in den Heere Jezus, geen liefde tot Hem, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad. Neme een iegelijk dit ernstig ter harte. De on vruchtbaren zijn de nid-waarljk in Christus levenden. Het zijn allicht voor het uiterlijk belangstellende, ernstige menschen, die belijden van alle goddeloosheid eenen afkeer te hebben. Menschen, die veel over, niet uit de waarheid spreken, die zeer godvreezend schijnen in hun spreken, maar het niet waarlijk zijn in hun leven. Schrikkelijk het lot u den praat-, van den naam-Christen Maar bij de levende, bij de ware ranken wordt de vrucht uit Christus bij het rijpen meer en meer Gode tot eere openbaar. Zij blijven in Hem en Hij in hen. Maar zij worden geheiligd. De hemelsche Landman slaat hen nauwlettend gade en snoeit en kort den te weligen groei in (beproeft en bewaart voor hoogheid,) opdat zij veel vrucht dragen. Dit is het ware, troostvolle leven der kinderen Gods. Door lijden en onder het kruis tot heerlijkheid. Hulsebos. Zoo als wij vóór eenige weken schreven, hoopten wy, dat de bekende publieke corres pondentie tegenover Dr. Kuyper niet tot eene aanklacht in kerkelijken weg zou komen. An deren dachten hier blijkbaar anders overten minste zy wilden, volgens hun schrijven, liever eene behandeling der zaken in geschil, in den kerkelijken weg. Wij voor ons meenen, dat eene gedachtewisseling over punten in geschil in publieke bladen gansch niet het aanzien heeft en ook volstrekt niet zoo ernstig is, als eene aanklacht in kerkelijken weg. Aangeklaagd te worden van onrechtzinnig heid was en is in de Gereformeerde Kerken altoos eene zaak van beteekenis. Daarover werd in den regel veel gesproken en geschreven. Hun, die het gold, deed het pijnlijk aan; wan neer zij ten minste niet onverschillig waren in betrekking tot hunne zuiverheid in de leer. Geen wonder. Want, wordt de aanklacht waar gemaakt, dan heeft de aangeklaagde in de Gereformeerde Kerken zijn invloed voor een deel of gehee) verloren. Naar de geschiedenis ons leert, is zijn invloed dan meestal weg. Daaromtrent nu mogen wij niet onverschillig zijnimmers een goede naam is beter dan goede olie. Wij hebben invloed en vertrouwen noodig, om den Heere en zijne Gemeente te dienen. Het is daarom dure roeping, met al wat in ons is, onder opzien tot God, werkzaam te zijn, teneinde een goeden naam te verkrijgen en te behouden. Op de taak, die wij hier te vervullen hebben, moet in alles steeds het oog gevestigd zijn. Naarmate die taak zwaarder en heerlijker is, en wij dies door den Heere hoogér geplaatst zyn en voor Hem meer kunnen en mogen doen, naar die mate is het bewaren van onzen goe den naam van gewicht. Dat moeten wij zei ven en ook zij, die met ons den Heere dienen en voor de belangen van Zijn koninkrijk leven, steeds in het oog houden en bedenken. De duivel en de wereld hebben verbazend veel gewonnen, wanneer zy de man nen, die de Heere bijzonder toegerust heeft en gebruiken wil, voor zich en voor nun rijk on schadelijk kunnen maken, door hen hunnen goeden naam te rooven. Het zou hun gewis meer gelukken, indien de Heere niet regeerde en in Zijne ondoorgrondelijke regeering daar voor geen zorge droeg. Ons zeiven onmogelijk te maken is den dui vel in de hand en den Heefe tegen te werken, en alzoo groote zonde. Wij behooren ons zeiven niet toe, en hebben het zeggenschap over ons zeiven niet. Wanneer medestanders, zij, die met ons in Jezus Christus gelooven en voor Jezus leven, ons in verdenking doen komen en onzen ar beid voor den Heere krachteloos maken bezon digen zij zich. Z(j schaden hun, die zij zonder genoegzame reden krachteloos maken in hun arbeid, zij schaden zich zeiven, zij schaden de Gemeente, en zij schaden de zaak en den naam des Heeren. Tot voorzichtigheid in dezen moeten wij mitsdien ons zeiven en zoo noodig ook anderen aanmanen. Het is waar, en wij stemmen het daarom gul en gaaf toe, dat ook voor de zuiverheid der leer door ons allen, inzonderheid door de Kerken moet gewaakt worden. De Kerken moeten het goede pand haar toebetrouwd be waren, tot op den dag van Jezus Christus. Daaraan is alles gelegen. Daarvoor moet dus in de eerste plaats gezorgd worden. Ook kan de Heere onze God door Zijn genadig en aanbiddelijk bestuur hetgeen wij eerst den ken tegen ons en, wat meer zegt, tegen het belang der Kerken en de eer Zijns Naams te zijn, boven onze verwachting doen uitloopen. Hij kan het ten beste keeren. Welnu, laten wij, die van het protest van Bedum's kerkeraad hoorden en lazen, dit van den Heere smeeken. Bidden wij hun, die in dit geschil geroepen worden uitspraak te doen, den geest der heilige voorzichtigheid en der ware wijsheid toe. Er is veel misverstand in het spel, ook wordt nu en dan te veel en ten onrechte afgeleid uit hetgeen door Dr. Kuyper geleeraard is, en er zijn ook o. i. enkele stellingen, waarbij de denk kracht het kinderlijk geloof parten heeft ge speeld. Zeer veel staat er in verband met het supra- labsarische standpunt. Voor het logisch denken heeft dit standpunt schier alles voormaar in de Heilige Schrift en de gereformeerde leer zyn er, naar wij ons verzekerd houden, veel meer bewijzen voor het infra-labsarische. Met de wetten van ons logisch denken loopen wij, toe gepast op den Heere onzen God, weltens spaak. God is groot en wij begrijpen Hem niet, en

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1896 | | pagina 1