VRIJDAG 29 MEI 1S9<>.
No. 22,
Weekblad gewijd aan de belangen der Pereformeerde J^.erken
in ^Zeeland, J^oord-j^rabant en J^imburg.
lis. J. HULSEBOS, Ds. J. H. FER1NGA
en Ds. A. LITTOOIJ.
Uit de Heilige Schrift.
kerk.
5e Jaareang.
Want de HEERE is onze Rechter,
<ïe HEERE is onze Wetgever, de
HEERE is onze Koning; Hij zal ons
behouden.
Jesaja 3322
ONDER REDACTIE VAN
Doch Samuel zeide Heeft de HEERE
lust aan l.randofferen en Slachtofferen, als
aan het gehoorzamen van de stem des Hee-
ren? Zie, gehoorzamen is beter dan slacht
offer, opmerken dan het vette der rammen
1 Sam. 1522
Abonnement per 3 maanden f 0.35. Afzonderlijke nos.
3 cent. Advertentiën van 1 5 regels 30cent, iedere
regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels
50 cent, iedere rel meer 10 cent.
Uitgever:
K. LE CO INT RE
MIDDELBURG.
Berichten, Advertentiën enz., gelieve men
tijdig, uiterlijk Vrydagmorgen, bij den
Uitgever in te zenden.
EEN NAKLANK VAN PINKSTEREN.
En het zal zijn, dat een iege
lijk, die den naam des Heeren
zal aanroepen, zalig zal worden.
Hand. H 21.
De Heere zal verhoogd worden door recht,
de Allerhoogste door gerechtigheid. Gelijk al
's Heeren deugd-en, zoo zal ook Zijne gerechtig
heid eenmaal op 't heerlijkst uitblinken. Daar
om wacht ook alle daden der menschen eene
rechtvaardige vergelding.
Hoe menigeen bedriegt zichzelven, door te
meenen, dat de genade Gods zyne gerechtig
heid te niet doet, en dat er dus eene gerech
tigheid Gods meer bestaat.
Maar is zij dan niet weggenomen voor hen,
die in Christus Jezus zijn? Neen, geenszins.
Geene vergeving der zonden geschiedt zonder
genoegdoening aan Gods recht. De vergeving
doet dus geen afbreuk aan Gods recht. Dit is
het dierbaar heilgeheim der Verlossing. De
Vader heeft den Zoon voorgesteld als eene
Verlossing door het geloof in Zijn bloed, opdat
Hij rechtvaardig zij en rechtvaardigende denge-
ne, die uit het geloof Jezu Christi is. Zion
wordt door recht verlost. En zoo blijven wij
den Oordeelsdag verwachten, waarin de Heere
God aan de wereld recht zal laten wedervaren,
maar ook aan zijne uitverkorenen, als Hij hun
schenkt de verdiensten van Christus, namelijk
het eeuwige leven en de eeuwige zaligheid.
Maar wie in den Borg niet wordt gevonden,
wien zijne verdiensten niet zijn toegerekend,
zij zullen tot straf lijden het eeuwig verderf
van het aangezicht des Heeren en van de heer
lijkheid zijner sterkte.
Het Evangelie neemt het oordeel niet weg,
maar bevestigt het. Doch, het getuigt van
Christus gerechtigheid, die voldoet aan Gods
heiligen eisch en den zondaar door 't geloof
wordt toegerekend, zoodat hy vrijspraak, ver
geving en het eeuwige leven verwerft.
Dit komt ook uit op den Pinksterdag, den
dag van de heerlijke openbaring en aanbieding
van Gods genade.
De oordeelsdag wordt in Joëls profetie en
ook op het Pinksterfeest genoemd: de groote en
doorluchtige dag des Heeren. Het zal een dag
zijn van nooitgekende, schitterende Godsopen
baring. Dan zal de voleinding zijn van dit
wondervolle heden der genade, dan zal de lank
moedigheid Gods niet langer vertoeven. Dan
zal zich het recht in zijne volle mate en kracht
doen gevoelen. Reeds Henoch heeft op dezen
dag gewezen, als zullende de Heere dan komen
met zijne vele duizenden van engelen, om gericht
te houden. In heerlijke beeldspraak van on-
gekenden glans en glorie, teekenen Daniels
nachtgezichten zoowel als Johannes Openbaring
den dag des gerichts. De Heere zelf beschrijtt
het laatste oordeel, en Paulus, de apostel, spreekt
van dien dag, als waarop de Heere de wereld
zou oordeelen naar zijn Evangelie.
Ja, het Evangelie verkondigt het oordeel.
Ook het Evangelie is op Gods eeuwig recht
gegrond, het verkondigt het oordeel en de
redding daaruit. Petrus betuigde wordt behou
den van dit verkeerd geslacht
De voorteekenende gewisse; kenteekenen
van Gods oordeel, van Gods heilig recht zijn
aanwezig. En Ik zal wonderen geven in den
hemel boven en teekenen op de aarde beneden,
bloed en vuur en rookdamp. Omwentelingen
vernielingen en verwoestingen in de natuur,
revolutie en oorlog met hunnen nasleep. Zij
zijn de vertegenwoo "digers van de naderende
beslissing.
En voor wie is daar nu behoudenis? Een
iegelijk, die den naam des Heeren zal aanroepen,
zal zalig worden. Den naam des Heeren aan
roepen isden Heere te belijden, maar vooral
tot Hem te roepen uit den nood. Die alzoo
den naam des Heeren aanroept, hij heeft dooi
den H. Geest het oordeel Gods leeren erkennen,
dat oordeel over zyne ziel als reeds tegenwoor
dig, 'eeren g< voelen, htj heeft het recht Gods
leeren billyken, ook al moet hij daarmede over
zichzelven het doemvonnis vellen, hij heeft
van alle eigengerechtigheid leeren afzien.
Maar hij heeft ook door Geesteswerk een
beroep leeren doen op Christus gerechtigheid,
een beroep, dat niet wordt afgewezen.
Zyt gy behouden Ben ik behouden van den
toekomenden toorn, gered uit het gemeen ver
derf? Ziet hier de groote, de gewichtige vraag,
van welks beantwoording liet afhangt, of ge
ook van eenen Pinksterzegen kunt getuigen.
De naam-christen past de zaken des geloofs
niet personeel toe, 't personeele, op den man
af, is het werk des Geestes. Dan is er geen
ontkomenMaar zalig, wie waarlijk een gevan
gene, een verslagene wordt. De Heere dringt
hem, om Zijnen naam aan te roepen. En in
dat aanroepen zal hij de behoudenis leeren
smaken.
Hülsebos.
De komende Synode.
III. Rapport Zending onder Heidenen en
Mohammedanen
In het midden van Mei, en dus over
eenkomstig de lastgeving der Synode van 1893
drie maanden voor het midden van Augustus
is het Rapport inzake de Zending onder Hei
denen en Mohammedanen verschenen. In
beperkten kring verspreid, is het niet gelijk
het Rapport inzake opleiding voor geld ver
krijgbaar gesteld. Dat zou trouwens ook niet
betamelijk zijn geweest in dit geval; dewyl
dit Rapport voor een groot deel geschiedenis
bevat, en dus alleen aan de Kerken gericht
mag zijn.
Het komt ons voor, dat op het titelblad iets
moet zijn weggevallenDe bijvoeging, namelijk
van de woorden „onder Heidenen en Mohamme
danen." De inhoud toch toont genoegzaam, dat
hier niet aan miskenning der andere Zending
te denken valt.
Het is juist 100 bladzijden van de grootte
der Acta der laatste Generale Synode en biedt
dus heel wat te lezen. Die groote omvang be
hoeft echter niet af te schrikkenwant er is rijke
verscheidenheid: Geschiedenis, modellen, advie
zen, concepten, linantieel overzicht, polemiek,
van alles is er in aan te treffen, zoodat de
lezing zeer gemakkelijk wordt gemaakt.
Aan dit alles hebben deze Deputaten liet vol
gende voorbericht laten voorafgaan:
„Met het oog op de bepaling, dat dit Rapport
aan al de Kerkeraden moet gezonden worden,
achten Deputaten zich verplicht, te herinneren,
dat de namen en de persoonlijke zaken, ge
noemd in de verschillende verslagen over do
periode 1893-1896 geen publiek eigendom zijn
maar uitsluitend behooren vermeld of bespro
ken te worden in de kerkelijke vergaderingen
van de Gereformeerde Kerken in Nederland,"
Deze Deputaten schijnen dus de rondzending
der Rapporten evenmin toe te juichen als onze
Kerkbode. Natuurlijk hebben zij gerapporteerd
dewijl zij als Deputaten gehoorzaamheid schul
dig waren aan het b:sh»t dor Syaofi.'dfc hen
gedeputeerd heeft. Maar anderzijds hebben zij
(zoover het bij zulk eene verplichting nog moge
lijk was) de kieschheid in het oog gehouden,fAen
eene geheimhouding gevraagd van al, wat per
sonen en gebeurtenissen betreft, die een zoo
teedere, moeilijke en heilige zaak als de
Zending, noodzakelijkerwijs moet behoeven.
Niemand kan er op tégen hebben, dat bevoegde
vergaderingen alles onderzoeken en overwegen,
alles vernemen en over ieders arbeid een oor
deel vellen kunnen. Maar hoogst onbetamelijk
zou fiatuurlijk wezen, de personen en den
arbeid van de Zendelingen onzer Kerken met
al hun lief en leed in liet openbaar debat te
brengen. Alleen nieuwsbejagende roekeloosheid
en verregaande onkieschheid zouden de alzoo
verzochte geheimhouding kunnen schenden.
Eveneens is met natuurlijke kieschheid slechts
zeer weinig in druk gegeven van de gevoerde
correspondentiën. Eene geheimhouding, die
echter geheel wat anders is dan geheimzinnig
heid, want een schriftelijk aanvullingsrapport
is aan de Generale Synode toegezegd, waarbij
de correspondentie als bijlage sal gaan.
Deze Deputaten vangen natuurlijk aan met
een verslag der verrichtingen in eigen kring,
ingeleid door een woord van herinnering aan
hun door den dood weggenomen mededeputaat
den gewezen Minister van Koloniën Mr. L. W.
C. Keuchenius, Eveneens aan het vertrek
naar het buitenland van Ds. Bouma van Ter-
neuzen. Hierop volgt dan het verslag van den
arbeid der Deputaten in Nederland. Na deze
18 bladzijden komt dan in 21 bladzijden het
verslag van den arbeid der Zendelingen in Indië
en al wat daarmede in verband staat. Hierop
volgt in 8 bladzijden het verlangde advies in
zake de verhouding van Zendingswerk en Ge-
meentearbeid te Batavia en te Soerabaya. Ver
volgens zijn 19 bladzijden gewijd aan het be
redeneerd advies inzake Zendingsmethode, 9
bladzijden aan een drietal voorbeelden van
plaatselijke regeling van arbeid ten behoeve
der Zending, en 7 aan een gemotiveerd Con
cept inzake opleiding tot Zendeling. Een kort
finantieel overzicht neemt de vyf volgende
bladzijden, en daarna komt een beredeneerde
regeling van den Zendingsarbeid in 12 bladzij
den, van een tweetal Deputaten, die in dezen
lijnrecht tegenover de anderen staan. Een na-