K E R K.
VRIJDAG 22 MEI 1S%.
Weekblad gewijd aan de belangen der Gereformeerde Kerken
in
^eeland, J^oord-Prabant en J_/imburg.
Us. J. I1ULSEB0S, Ds. J. II. FE RIN (iA
en Ds. A. LITTOOIJ.
Uit de Heilige Schrift.
5e Jaargaug.
No. 21.
Want <le HEERE is onze Rechter,
de HEERE is onze Wetgever, de
HEERE is onze Koning; Hij zal oifs
behouden.
Jesaja 3322
ONDER REDACTIE VAN
Doch Samuel zeide Heeft de HEERE
lust aan Brandofferen en Slachtofferen, als
aan liet gehoorzamen van de stem des Hee-
ren Zie, gehoorzamen is beter dan slacht
offer, opmerken dan het vette der rammen
1 Sam. 16: 22
Abonnement per 3 maanden f 0.85. Afzonderlijke nos.
3 cent. Advertentien van 1 5 regels 30cent, iedere
regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels
50 cent, iedere rel meer 10 cent.
Uitgever:
K. LE COtNTRE
MIDDELBURG.
Berichten, Adverten'tièn enz., gelieve men
tijdig, uiterlijk Vrijdagmorgen, by den
Uitgever in te zenden.
VAN DE ZENDING DES HEILIGEN
GEESTE3.
- Die zal mij verheerlijken;want
Hij zal het uitliet mijne nemen,
en zal het u verkondigen
Johannes 1(5 14.
De Heilige Geest komt niet om een nieuw
Koninkrijk op te richten, maar om de heer
lijkheid van den Vader aan den Zoon gegeven
te bevestigen.
Het is eene verkeerde meening, alsof de
Heere Jezus aan zijne jongeren slechts de
eerste beginselen van het Evangelie zou heb
ben geleerd, om daarna de discipelen tot eene
hoogere school, de school des Heiligen Geestes,
te zenden. Ook is het eene dwaling, te mee-
nen, dat, Christus naar den hemel gegaan
zijnde, alsnu Zijn rijk volmaakt was, en de
Heilige Geest in Zijne plaats zou zijn gekomen.
Ongeloofelijk veel kwaad hebben deze dwaal-
leeringen aangericht.
Daarom is er zoo bizonder op te letten, hoe
de Heere Jezus nauwkeurig en veelvuldig het
werk van den dierbaren Trooster beschrijft en
omschrijft. Zoo ook in onzen tekst.
Hy leert, dat Hij, door den Geest, dien Hij
zoude zenden, van den Vader zoude worden
verheerlijkt, opdat wij zouden weten, dat het
werk des Heiligen Geestes niet anders zoude
zijn, dan het Koninkrijk Christi te bevestigen,
eii, wat aan Christus van den Vader was ge
geven, te verzekeren en te bevestigen tot in
eeuwigheid
Waartoe zal dan het werk en de onderwij
zing des Geestes leiden Niet om ons van het
onderwijs van Christus af te leiden, maar om
ons de stemme vast en duidelijk te maken,
doorwelke wij worden geboden naar Hem te
hooren. Anderzins zoude Hij Christus eere
verduisteren. De Heere voegt er aan toe
Want Hij zal het uit het mijne nemen, of. Hij
zal het van mij ontvangen. De Heere wil hier
mede zeggen: Hiertoe ontvangt gij den H. Geest,
opdat gij mijne weldaden inoogt ontvangen en
genieten. Wat toch brengt de H. Geest ons
toe? Dat wij worden afgewasschen door Chris
tus bloed, dat door Zijnen dood in ons de zonde
worde gedood, dat onze oude mensch gekrui
sigd worde, dat zijne opstanding hare kracht
openbare, om ons tot het nieuwe leven te
wekken, eindelijk, dat wij zyner goederen deel
achtig zijn.
Zoo brengt de Geest ons niets toe. dat niet
in Christus is, maar hij neemt liet uit Chris
tus, om het in ons uit te storten, Evenzoo
is het met de kennisse der waarheid: Want
hij verlicht ons niet om ons ook maar in het
minste van Christus at' te trekken, maar om
te vervullen, wat Paulus zegt 1 Cor. 1 30.
Christus is ons geivorden tot ivijslieid.
Alzoo ontsluit hij de schatten, die in Christus
verborgen zijn.
Alles te zamen genomen: de H. Geest ver
rijkt ons niet anders dan met de rijkdommen
van Christus, opdat Hij in alles Zijnen roem
moge verhoogen.
Wij konden ons niet weerhouden, om in
hoofdzaak Calvijns uitlegging van onzen tekst
u hier mede te deelen. Zij liet tot zegen. Gy
zult het mij toestemmen, dat er weinig in
heilige overdenking wordt nagedacht over het
werk van den H. Geest, den Geest der heilig
making, zonder wien niemand kan zeggen
Jezus den Heere te zyn. O! Hoe vaak wordt
dien dierbaren Trooster en Werkmeester des
geloofs nog droefheid eti smaadheid aangëdaan.
Hoe menig kind Gods dwaald door onkunde
en onopmerkzaamheid op doolpaden, als wij
bij den aanvang beschreven.
Mocht het met smart gevoeld en beleden
worden en ernstige smeekingen opgaan, om
zijn werk recht te kennen en te genieten. Dan
zal ook nu aan Gods volk, aan Jezus discipe
len en discipelinnen de dag des Pinksterfeestes
vervuld worden.
Bekwame en sterke de Heere zijne dienaren,
om vervuld met den H. Geest iiet antwoord
te geven op de vraag; Wat wil toch dit zijn'l
En worde de Heere Jezus en in Hem de Vader
verheerlijkt, door dat velen door Geesteslicht
vragen; Wat moeten wij doenopdat wij zalig
worden Hulsebos.
De komende Synode.
IIRapport-Jodenzending.
Door de Broederen J. van Andel, K. de Geus,
A. H. Gezelle Meerburg, E. Kropveld, en J. W. A.
NotteD, is in volvoering van den last der Ge
nerale Synode van 1893 een advies bij de Ker
ken ingediend, inzake de Zending onder de Joden.
Een in sommige opzichten leerrijk Rapport.
Wel zullen de Kerken daarin missen, wat toch
eigenlijk in een Rapport behoort, namelijk het
verslaggevend gedeelte. Het komt ons voor,
dat minstens een opgave der redenen van zoo
danige weglating niet had mogen ontbreken.
Maar dewijl geheel deze arbeid blijkens de op
dracht der vorige Generale Synode nog als in
een voorbereidingstijd verkeert, is hierop niet
ernstig aanmerking te maken.
Te prijzen is allereerst wel de historische zin
dezer Deputaten. Zij hebben hun taak niet op
gevat als eene fonkelnieuwe ontdekkingmaar
met de geschiedenis rekening gehouden. En dat
met tweeërlei geschiedenis. Eenerzijds die onzer
vaderen om te weten, hoe deze hier de toe
passing der Gereformeerde beginselen hebben
gezocht. Anderzijds die van onzen tijd om te
leeren uit de in onze tijden en toestanden op
gedane ervaring. Hun voorstellen mogen dus
wol voorbereid heeten.
Of ieder het daarom in alles met deze Broe
deren eens zal z\jn?
Maar wanneer is dat ooit het geval
Men zal echter wijs doen, nu beide deze zen-
dings-Deputaten en (blijkens hun juist versche
nen Rapport) die voor de Heidenzending (1) deze
tweeërlei historie in het oog hebben gehouden,
(1) Deze laatsten uit gebrek aan beschikbare ruimte
voor de oudere historie naar de brochure van schrij
ver dezes „De plaats der Zending" verwijzend.
in het maken van bedenkingen uiterst voorzich
tig te zijn.
Temeer, waai Deputaten voor de Zending
onder de Joden blijkbaar getracht hebben, eigen
subjectiviteit tv onderwerpen aan de meening
der Kerken. Wel komt er hier en daar een
Chiliastiscli getinte bewering doorgluren. Maar
dit bewyst slechts de mate hunner zelfverloo
chening. Want het geheel is zoo niet. En reeds
de titel „Zending onder de Joden" toont, dat zij
alle strijdvraag in deze wilden terzijde laten,
en zich houden aan het mandaat der Synode,
zelfs in hun woordenkeus.
Zoo is ook minder juist de betiteling Hoog-
Eerwaarde" Synode. Een Synode toch is niet
iets hoogers dan een „Eerwaarde" Kerkeraad
maar slechts de opgetelde somma van een
aantal Kerkeraden. Maar wie vergeeft in een
zoo goed Rapport niet gaarne een kleine pen-
uitglijding
Deputaten voor de Jodenzending zijn ook
Kerkrechtelijk zeer bedachtzaam gewtx^fe. Kan -
wel door niemand met recht ontkend worden,
dat de Zending onder Heidenen en Mohamme
danen in Indië een zaak is, die tot de gezamen
lijke Kerken eener Generale Synode behoort, met
die onder de Joden in Nederland is het natuur
lijk anders gesteld. Evenals ten aanzien van
Heidenen in Nederland in Juli 1612 ter Provin
ciale Synode van Harderwijk werd geoordeeld
over den Doop van Heidenkinderen binnen een
der Nederlandsche Kerken als een plaatselijk
belang, waarover alleen, wanneer er over ge
vraagd werd zooals toen (Art. 88 der Acta) een
meerdere vergadering te spreken had, er die
dan door een Provinciale Synode best kon af
gedaan worden, is het ook met de zending on
der de Joden. De Zending onder de Joden bin
nen de grenzen eener plaatselijke Kerk geves
tigd behoort uitteraard bij de Kerk en haar Ker
keraad tehuis.
Maar noch Diakenen noch ouderlingen nödh
zelfs Bedienaren des Woords zijn voor die taak
behoorlijk toegerust. En toch moesten zy dit
allen zijn want in elke plaats wonen Joden of
kunnen elk oogenblik Joden komen wonen.
Daarom stellen Deputaten terecht voor, dat
bep.ialdelyk voor opleiding op dit gebied een
Hoogleeraar benoemd worde, en elk toekomstig
Bedienaar des Woords dit onderwijs behoort bij
te wonen. Waarom echter ook niet van de
Theologische Faculteit der vrije Universiteit ver
langd wordt, wat men aan de theologische school
voorschrijft, begrijpen wij niet. Ook komt het
ons voor, dat het examen dan van allen ge-
ëischt moet worden. Ieder weet, wat op den
duur van Colleges zonder examen wordt.
Terecht hebben Deputaten ook gezien, dat
tweeërlei bearbeiding van de Joden noodig is:
Een wetenschappelijke en een eenvoudig ge
moedelijke. Daarom hebben zij voorgesteld, den
arbeid van genoemden Hoogleeraar ook hieraan
dienstig te maken, en onder zijn opzicht een
Helper -aan te stellen tot Colportage arbeid enz.
Eveneens terecht willen Deputaten voor dit
deel van den arbeid de leiding van Deputaten
eener Generale Synode behouden. Immers in
dit opzicht is het een zaak van alle Kerken geza
menlijk. En de bearbeiding der Joden zal in
onze kleine Kerken vooreersten in onze groote