VRIJDAG 17 APRIL 1896.
in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg.
onder redactie van
Db. J. HULSEBOS, Db. j. h. feringa
en Ds. A. LITTOOIJ.
Uit de Heilige Schrift.
5e Jaargang.
Ne. 16.
yj EEKBLAD GEWIJD AAN DE BELANGEN DER pEREFORMEERDE J^ERKEN
Want de HEERE is onae Recht»,
<ie HEERE is onze Wetgever, de
HEERE is onze KoningHij zal ons
behoeden.
Jesaja 3322
Doch Samuel zeide Heeft de HEERE
lust aan Brandofiferen en Slachtofferen, als
aan het gehoorzamen van de stem des Hee-
ren Zie, gehoorzam en is beter dan slacht
offer, opmerken dan het vette der rammen
1 Sam. 1622.
Abonnement per 3 maanden f 0.35. Afzonderlijke nos.
3 cent. Advertentiën van 1 5 regels 80 cent, iedere
regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels
50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Uitgever:
K. LE COINTRE
MIDDELBURG.
Berichten, Advertentiën enz., gelieve men
tijdig, uiterlijk Vrijdagmorgen, by den
Uitgever in te zenden.
DE HEERSCHZUCHT BESTRAFT.
Zijt niet vele meesters, mijne
broeders! wetende dat wij te
meerder oordeel zullen ontvan
gen. Jacobus 3 1.
Waakt en bidt, opdat gij niet in verzoeking
komt. De geest is wel gewillig, maar het
vleesch is zwak. Deze vermaning des Heeren,
in Gethsemané gegeven, heeft Gods kerk ten
allen tijde noodig. Zij behoort het wachtwoord
te zijn, bij dagen en bij nachten herhaald, en
in 's Heeren kracht in beoefening gebracht.
De Heere leidt Zyne Kerk ter overwinning
maar in eenen weg van veel strijd. Strijd
uitwendig, maar ook strijd inwendig. De in
wendige strijd vloeit voort uit de aanvechtin
gen van Satan en wereld, maar ook uit de
onvolmaaktheid en de nog overgebleven ver
dorvenheid, die Gods volk aankleeft.
En nu wordt met den inwendigen strijd
vaak zoo weinig rekening gehouden. Is de
uitwendige vyand teruggedreven, laat hij voor
eenen tijd af, dan, meent men, kan men
rustig ter neder zitten, of liever rustig bouwen,
zonder nu bij den troffel ook het zwaard in
handen te houden.
Doch men wordt ras gewaar, dat dit zoo
niet is. Neen, rusteloos moeten ook inwendi
ge vijanden bekampt, totdat wij eenmaal bij
de voleinding van 's Heeren ryk volkomen de
overhand zullen behouden.
Tot de vermaningen om dezen geestelijken
strijd te stryden, behoort ook dit woord van
den apostel JacobusZijt niet vele meesters,
mijne broeders!
De rangzucht, zoowel als de heerschzucht
doen voortdurend veel schade in Gods Kerk.
Zij werken bitterheid, leiden van den Heere
af, benadeelen het geestelyke leven, doen door
haren killen adem vele bloesems van het gees
telijke leven verdorren en afvallen.
Twisten over de vraag: wie de eerste zou
zijnDe Heere heeft dit kwaad in zyne jon
geren te bestraffen zelfs nog in den zoo diep
ernstigen tijd van zyn lyden en sterven.
Maar dit kwaad moet bestreden en uitge
roeid in zijne Mogendheid, anders zullen zy in
't Koninkryk der hemelen geenszins ingaan.
En hier is het nu de heerschzucht! O die
heerschzucht zit er bij ons van nature zoo
diep in! En nu is in de verlosten wel de
heerschappij ook dezer zonde gebroken, maar
zy moet ook verder bestreden en uitgeroeid
worden. Welk eene schade richtte dat: iets
altijd beter willen welen dan de naaste, onder
de christenen in Jacobus dagen aan! Welk
een kwaad deed alzoo onder Gods volk de tong,
die toch ook den Heere toebehoorde en in Zijnen
dienst Htm moet beiyden en loven.
En is het nog niet evenzoo onder ons? Onze
uitwendige vijand en overheerscher heeft ons,
door Gods goedheid over ons, moeten laten
trekken uit zijn zondig diensthuis, maar zyn
er nog geen inwendige vyanden
Worden woord en pen in onze kerkeiyke
samenleving onder minder en meer geleerden
en verstandigen altijd gebruikt tot lof en eere
Gods alleen, of spreekt nog niet vaak de rang-
zucht en de heerschzucht?
Ja, men kan het in onze bladen en tijd
schriften opmerken, dat daar nog vaak is een
streven, om te doen uitkomen, dat men het
zelf ivel weet, de broeder niet, ja, dat die broe
der het zoo gansch en al mis heeft.
Dat is het, wat de heilige Jacobus hier op
het oog heeft. Dat v/ij elkander onderwijzen
is goed, maar dat wij meester over elkander
willen zijn, meesteraentig elkander behandelen
en ons alzoo boven onze broederen stellen, is
een kwaad, eene zonde voor God.
Velerlei schade wordt er door veroorzaakt,
de bloei en waachdom der Gemeente er door
tegengehouden. De vrede wijkt uit de eigen
ziele van den meesterachtige.
En h\j bezwaart zijn consciëntie. Hij zal te
meerder oordeel ontvangen. De Heere zal er
rekenschap van vragen in den dag der dagen.
En gaat iemand in zulke dingen onbekommerd
voort, zoo is dit een verontrustend teeken be
trekkelijk zijnen staat.
En daarom zal de Heere het ook zyn volk
tot schuld doen worden.
Strekken ook deze regelen, zy het in kleinen
kring, om voor het genoemde kwaad het oog te
openen, tot den goeden stryd des geloofs in
dezen op te wekken, bovenal den Heere, der
Kerk in de gebeden te doen aanloopen om
ook hierin zyn volk te gedenken.
Hulsebos.
KERK.
Helmond.
De vraag, of men Helmond zal ontkerken om
het te ontkurken, is voor Noord Brabant van
groot belang. En geheel het Zuiden kan er in
zooverre belang bij hebben, als er de algemeene
vraag in ligt, hoe men te handelen hebbe met
zeer zwakke Kerken, en de afbakening der
grenzen tusschen verzorging van Hulpbehoe
vende Kerken en tusschen Evangelisatie" of
„Inwendige Zending." Vandaar, dat wy het
volgende schrijven van Ds. Laatsman niet als
„Ingezonden" laten plaatsen; maar opnemen
en behandelen in rubriek „Kerk."
Het luidt als volgt:
's Gravenmoer 17 2 '96.
Geachte Broeder Feringa.
Uw schryven in de „Zuider-Kerkbode" No. 6,
over Helmond las ik met veel belangstelling.
De overtuiging en de geestdrift waarmede Gy
voor dit kwijnend kerkje opkwaamt, deed mij
goed. Uwe argumenten tegen Helmonds „kerk-
ontbinding" moest ik in theorie volkomen toe
stemmen. Maar in alles was ik't, wat nu 't
practiseh handelen met Helmond betreft, niet
met U eens. Eerst wilde ik myn bezwaar in
de Kerkbode U meêdeelen, maai- van twistge-
schryf heb ik een afkeer. Er wordt helaas, in
onze Geref. Kerken genoeg getwist. We kunnen
het in onze dagen er wel mee doen, om de
wereld den indruk te geven dat we téne volgzame
kudde onder den éénen Goeden Herder zijn.
Maar daar kryg ik een schryven van een ge-
waardeerden broeder uit Helmond zelf, die mij
verzoekt, niet om daarmede twistgeschrijf uit
te lokken, maar ter wry ving van gedachten,
mijne opinie eens tegenover de Uwe te stellen.
Om Helmondswille dus een kort woord.
Uwe stelling „Kerkontbinding" is alleen dan
mogelyk, wanneer alle leden (zuigelingen in
clusief) verhuizen; en wel zoo, dat er geen
„twee of drie" bij elkander bly ven," is in theorie
wel juist, maar mag m. i. in de practijk niet
altijd doorgevoerd worden. Gij zelf zult het
in de praktijk ook niet altijd zoo toepassen.
Waar „twee of drie" zijn, gaat ook Gy niet
aanstonds tot kerkformatie over. Gemoogteen
streng theoreticus zyn, maar als goed gerefor
meerde is U het nuchter bekijken van de dingen
toch ook niet vreemd. Theorie is uitnemend,
is onmisbaarmaar om de praktijk te dienen.
De theorie is van God, maar de omstandighe
den waaronder ik verkeer, zyn óók van Hem. Nu
moet ik handelen. In casu: Helmonds kerk
moet geholpen, moet uitgebreid. Streng theo
retisch luidt het dan: „Helmond moet kerk"
blijven.
Deputaten voor Inwendige Zending enz. mo
gen, al konden ze, niet helpen. Want Helmond
is kerk. Classis- en Provincie- deputaten kunnen
nietwant zy hebben geen geld. Ergo
Helmond kwijne weg. En dat waar m. i. deze
kerk voor uitbreiding vatbaar is.
Mijne gedachte is nu tweeërlei, a. ontbind
voorloopig Helmond als kerk, en laat het zen-
dingspost worden. Stel er een vasten arbeider.
En Helmond zal, menscherlykerwijze gesproken,
opbloeien. Voor zoo ver ik met de plaatselijke
toestanden aldaar bekend ben, bestaat daar
goede grond voor. Combineer het desnoods
met Eindhoven of eenige andere plaatsen. Wil
de Zending het kerkgebouw en pastorie niet
aanvaarden, laat die bekend worden door een
afzonderlijke vereeniging.
b. Wilt Ge Helmonds kerkvorm niet wegne
men, dan blyve hy. Maar doe dan als met
Helenaveen. Plaats er een broeder, die in hoofd
zaak of voor de helft van zyn arbeid als ouder
ling Helmond bewerkt. Dit doe de „Inwendige
Zending," gesteund door classic- en provinc.
deputaten.
Het is myne innige overtuiging, dat God,
de Heere, deze pogingen zegenen zal. Zoo dik
werf ik te Helmond kom, word ik bewogen
over dit kleine kuddeke. Er kan daar nog
zooveel gered worden. Maar het is meer dan
tyd, nu of nooit.
Ik weet, geliefde Broeder, dat ook Gij een
hart voor Helmond hebt, dat ook Gij practiseh
handelen wilt. Hiervan getuigt uwe opwekking
aan het slot van uw stuk om gelden te zen
den aan ouderling G. Visser, Kanaaldijk, Hel
mond, eene opwekking, die ook ik van ganscher
harte steun. Maar dit is, m. i. nog maar nau-
welyks een halve maatregel. De twee broeders
ouderlingen aldaar, hoe ijverig ze ook zijn, zijn
van 's morgens tot *8 avonds bezet met eigen
arbeid. En te Helmond moet gewerkt worden
ook in de onmiddeiyke omgeving. Niet alleen
met geld, (hoe noodzakelijk ook) maar vooral
met een arbeider moet Helmond geholpen worden.
Zie hier myne gedachten over Helmond. Dat
ik ze ter deze plaatse uitte, kwam niet voert