Uit de H. Schrift. TRI J DAG 10 APRIL 1S96. Ds. J. HULSEBOS, Ds. J. H. FE RIN GA en Ds. A. LITTOOIJ. 5e Jaargang. No. 15. y/EEKBLAD GEWIJD AAN DE BELANGEN DER GEREFORMEERDE JIERKEN IN ^EELAND, NoORD-j^RABANT EN LlMBURG. Want <le HEERE is onze Rechter, de HEERE is onze Wetgever, de HEERE is onze KoningHij zal ons behoeden. Jesaja 3322 ONDER REDACTIE VAN Doch Samuel zeide Heeft de HEERE lust aan Brandofferen en Slachtofferen, als aan het gehoorzamen van de stem des Hee ren? Zie, gehoorzam en is beter dan slacht offer, opmerken dan het vette der rammen 3 i am. 35:22. Al>onnement per 3 maanden f 0.35. Afzonderlijke nos. 3 cent. Advertentiën van 1 5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Uitgever: K. LE COINTRE MIDDELBURG. Berichten, Advertentiën enz., gelieve men tijdig, uiterlijk Vrijdagmorgen, bij den Uitgever in te zenden. OM ALLE TREURIGEN TE TROOSTEN. Ea waarom ziet gij droevig Lucas 24 176. De verhooging des Heeren brengt wel ver andering in Zijnen staat, maar geene verandering in Zijne liefde tot zijne jongeren. Dit wil Hij hun toonen en blijft ook daarom veertig dagen op aarde vertoeven, eer Hij op de bane der verheerlijking voortschrijdt enten hemelvaart. Liefelijk is het en leerzaam het veld der ontmoetingen te betreden, waarin de Heere Zich aan zijne jongeren bekend maakt. Maar dan eerst zal het recht gezegend zijn, als de levende Heiland Zich daarbij zelf aan onze ziele open baart. De Heere Jezus voegt Zich als een onbekende bij de jongeren, die zich hebben afgezonderd, om naar Emmaüs te gaan, ten einde vrijelijk met elkander te kunnen spreken over de dingen aangaande Jezus van Nazaret, welke hun hart vervulden. En nu doet Hij hun ook deze vraag, eene vraag der liefde van den verheerlijkten Koning. Wie zal eene bedroefde ziele vertroosten? Als het er op aankomt, dan is alle mensehen- hulp ijdelheid, dan zijn wij allen moeielijke vertroosters. Van den Heere Jezus is voorspeld, dat Hij met de vermoeiden een woord ter rechter tijd zou weten te spreken. Ziet toch, hoe nauw de Heere zijne discipelen gadeslaat, hoe Hij met teedere liefde in hen belang stelt. Hij is de Afgezant des Vaders, die al de tranen zijner kinderen in Zijne flessche bewaart. Wij mogep nooit hard van den Heere denken, gelijk de ontrouwe dienstknecht. Onze Belijdenis leert zoo juist, dat Zijne hoogheid ons niet moet verschrikken, want dat er niemand is in hemel of op aarde, die ons liever heeft, dan Hij. En hoe lang oefent Hij geduld met Zijne vijanden. En nu komt de Heere door Zijnen Geest en wil de geloovigen, inzonderheid zijne Opzieners, als zijne gezanten gebruiken. Mochten ook zij steeds met teederheid naar de oorzaken der droeflieid vernemen! Paulus zegt: „Wy bidden u van Christuswegelaat u met God verzoenen." Maar, welke droeflieid kan en wil de opge wekte Heiland wegnemen? Niet de droeflieid der wereld, niet de droefheid, om het gemis van zondig genot, de droefheid om het gemis van geld en goed. Maar wel: de droefheid over de zonde over het gemis van het leven en de gemeenschap Gods, de droef heid over allerlei nooden en behoeften zyns volks, zoo zien wij den medelijdenden Hooge- priester weenen bij het graf van Lazarus, en de bedroefde weduwe troosten,die te Naïn ach ter de lijkbaa.1 van haar eenigen zoon ging.. Kent gij het rechte klagen? Ziet de vrouwen bedroefd bij het ledige graf. Eene Maria Magdalena Ziet deze Emmaüsgangers! Hunne droefheid is: over het gemis van hunnen Heere. Wat klaagt dan een levend mensch? Een iegelyk klage vanwege zyne zonden! Zoo menigeen zegt over zyne zonden te klagen. Is het waar? Laat het dan aan den Heere Jezus worden bekend gemaaktStel de zaak in Zyne handen Hij vraagt er naar. En laat Gods kind zijne bizondere nooden den Heere bekend makenHij neemt ze weg, of doet u verstaan, dat Zijne genade U genoeg is. Eindelijk, hoe neemt de Heere Jezus deze droefheid weg? Wie is een Leeraar gelijk Hy Hij opent hun verstand, opdat zij de Schriften verstonden. Hij geeft Zichzelven. Hij gaat met hen den ganschen langen weg. Hij heeft geduld, de onwetenden te dragen en te leiden. Hy houdt aan. Hij komt tot hen in, Hij is bij hunnen maaltijd. Hij bidt en zegent. Zoo doet Hij nog. Kunt gij er niet van verhalen, kind Gods? hoe Hij u staande hield, u naar uwe droeflieid deed vragen, u onder de Bediening des Woords door een Zijner gezanten de blinde oogen opende en verlichtte, u deed gelooven Ja, Hij zoekt de bedroefden. Die geene smart over hunne zonden kennen, roept Hij waar schuwend toe: Wee u, die nu lacht, want gij zult weenen. Maar: zalig zijn, die treuren, want zij zullen vertroost worden. Breke het licht door voor alle bedroefden van geest. Kind Gods, houd steeds het dier baar kruis voor oogen! Uw Heiland zal u troosten, wat u overkome. En eenmaal zal de Heere alle tranen van de oogen afwisschen. Hulsebos. KERK. Leervrijheid. De constitutie van de Belgische christelyke zendingskerk, waarop wij denkelijk weldra moe ten terugkomen, heeft onder hare bepalingen ook eene leerrijke uitspraak. Zij verklaart m Art. 2, alinea 2, het volgende: „Tevens overtuigd, dat het de plicht der Kerk is de waarheden bekend te maken, die in de Heilige Schrift geopenbaard zyn, en dat iedere Kerk, die alle leerstellingen zonder onderscheid in haren boezem laat prediken, onvermijde lijk haren ondergang tegemoet gaat, neemt de Belgische Christelyke Zendingskerk de oude Geloofsbelijdenis aan" enz. Zoo schreven de Belgische broederen reeds in 1866. En hoeveel ook Kerkrechtelijk op deze constitutie moge zijn aan te merken, voorzeker mag in 1896 in Nederland met nadruk worden herinnerd aan de uitspraak: „dat iedere Kerk die alle leerstellingen zonder onderscheid in haren boezem laat prediken, onvermij delijk haren ondergang tegemoet gaat." Dertig jaren vroeger (circa 1836) werd deze waarheid gehandhaafd, door de scheiding tegen over de Hervormde Kerk, twintig jaren er na (circa 1886) door de doleantie der Hervormde Kerken tegen het „Synodaal" Genootschap, dat ze omstrikte en dreigde te verstikken. En heeft het toenemend verval in dat „Genootschap" sints niet steeds duidelijker de waarheid dezer bewering doen uitkomen? Wil men bewijs van „Synodale" zijde zelve? Men leze dan slechts het volgende schrijven, door Prof. Gunning te Leiden aan de Haagsche „Synode" gericht, (wij onderstreepen daarin een en ander.) „Aan de Synode der Nederlandsche Hervormde Kerk. Hoogeerwaarde Heeren! De ondergeteekenden, leden der Neder- duitsche Hervormde Gemeente van Leiden, wenden zich tot Uwe Hoog Eerwaarde Vergadering met een dringend verzoek. Zy hebben met belangstelling kennis genomen van een Adres, aan Uwe Hooge Vergadering toegezonden door eenige leden onzer Gemeente, (welke wij in dit ons eigen Adres ter bekorting eenvoudig „onze medeleden" zullen noemen) en geplaatst in het „Leidsch Dagblad" van 4 Jan. 1896. Onze Medeleden vragen U eerbiedig om zoodanige maatregelen te beramen en aan het oordeel der Kerk te onderwerpen, dat de behoeften en rechten der minderheden worden erkend en geeévbiedigd. Aan dit op alleszins waardige wijze ken baar gemaakt verlangen kunnen wij niet nalaten volle adhaesie te schenken, wat betreft de begeerte onzer Medeleden, om de quaestie omtrent hun recht van bestaan in onze Kerk uitgemaakt te zien. Ernstige, overtuigde mannen toch kunnen er niet in berusten, met hun beginselen in een kerkgenootschap slechts feitelijk ge duld te worden. Zij verlangen noodzakelijk, van hun standpunt, erkenning en eerbiedi ging van hun recht. Deze nu is onder onze tegenwoordige organisatie onmogelijk. Deze organisatie toch kan slechts elke overtuiging, welke ook, karakterloos toelaten, doch niet haar recht doen erkennen, omdat elke maatstaf des rechts eener overtuiging feitelijk wordt ter zijde gesteld. Aan erkenning van een recht moet vooraf gaan beoordeeling van dat recht naar den in de Kerk geldenden maatstaf. Recht heeft in eene Kerk ieder, die op den grondslag dier Kerk bouwt. De grond slag onzer Kerk is bekend. „Niemand kan een ander fundament leggen dan hetgeen gelegd is, Jezus Christus". Den naam Je zus Christus acht onze Kerk niet te onbe paald van beteekenis, om als maatstaf te kunnen dienen, daar zij bijv. in de Propo nenteformule van het „Evangelie van Jezus Christus" als van eene algemeen bekende zaak spreekt. Dat echter het gebruik van dien maat staf door het samenstel onzer reglemen ten onmogelijk wordt gemaakt, bleek in den loop der tijden menigmaal. Opdat dus aan elke overtuiging, ook aan die van onze medeleden, het recht, dat haar volgens dien maatstaf toekomt, worde toegekend, is verandering van organisatie onzer kerk noodig. Deze werd ook onlangs door het officieel orgaan onzer kerk (in de „Kerke lijke Courant" van 18 Jan. 1896) bij mede- deeling van het adres onzer medeleden, schoon uit een ander motief dan het onze begeerd. Niemandvan welke overtuiging ookwien de eere der beleden waarheid, gelijk onze medeleden, ter harte gaat, is met die organisatie tevreden. Wij ook nieten wel omdat wij 'geen uitbanning onzer tegenstan-

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1896 | | pagina 1