YRIJDAG 28 FEBRUARI 1896. Ds. J. HULSEBOS, Ds. J. H. FEBINGA en Ds. A. LITT00IJ. Uit de H. Schrift. K E R K. 5e Jaargang. No. «0. ^VeEKBLAD GEWIJD AAN DE BELANGEN DER pEREFORMEERDE [IeRKEN IN ^EELAND, jNfoORD-j^RABANT EN piMBURG. Want de HEERE is onze Rechter, de HEERE is onze Wetgever, de HEEïlE is onze Koning; Hij zal ons behoeden. Jesaja 38 22 ONDER REDACTIE VAN Doch Samuel zeide Heeft de HEERE lust aan Brandofferen en Slachtofferen, als aan het gehoorzamen van de stem des Hee- ren? Zie, gehoorzam en is beter dan slacht offer, opmerken dan het vette der rammen 1 6am. 15 22. Abonnement per 3 maanden f 0.35. Afzonderlijke nos. 3 cent. Advertentiën van 1—5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent Uitgever: K. LE COINTRE MIDDELBURG. Berichten, Advertentiën enz., gelieve men tijdig, uiterlijk Vrijdagmorgen, by den Uitgever in te zenden. DE HEERE JEZUS TOT EEN OORDEEL IN DEZE WERELD GEKOMEN. En Jezus zeidelk ben tot een oordeel in deze wereld gekomen, opdat degenen, die niet zien, zien mogen, en die zien, blind worden. Joii. VIII 39. Het is eene gewichtige, teedere en moeielijke taak, om de rechte zin van het Woord „oor deel" in deze rede des Heeren weer te geven. Het meest komt het o. i. overeen met „scheiding", „beslissing" of met het meer geleerde woord „crisis". Jezus komst roept eene crisis, eene beslissing, eene scheiding in het leven, het verborgen des harten wordt openbaar, wordt voleindigd, draagt en toont zijne volle vrucht. Hier is dus geen strijd met hetgeen wij lezen. Joh III 17Want God heeft Zijnen Zoon niet gezonden in de wereld, opdat Hij de wereld ver- oordeelen zoumaar opdat de wereld door Hem zou behouden worden. In dit Woord der Schrift toch wordt gehan deld over het doel van 's Heeren zending, in ons tekstwoord over een gevolg van Zijne zending. Bij onze korte beschouwingen van enkele gedeelten van het Evangelium naar Johannes hebben wij overvloedig kunnen opmerken: op wat ontzettende tegenstand van het hoogmoe dig en Gode vijandig hart het woord en het werk des Heeren stuitte. Nu wordt onsdui- lijk voorgelegd, hoe die vijandschap en boosheid steeds in kracht is toenemende en tot algeheele en besliste en volkomene verwerping van den Christus des Heeren is leidende. Maar daarentegen overzien wij nu ook de almacht der genade Gods en Zijne vrijmacht, om, van nature even vijandige en verblinde vijanden te trekken en te ontdekken, te gene zen van hunne blindheid en te voeren in het opgaande koesterende, steeds helderder schij nende en eeuwig voor hen bestemde licht van de Zonne der Gerechtigheid. En zoo spreekt hier krachtig en duidelijk Gods Souverein welbehagen, om uit het ver dorven menschdom sommigen krachtdadig te veranderen en te verlossen door Christus, de anderen recht vaardiglij k over te laten in hunne zonden, blindheid en dwaasheid, waarin zy zichzelven moedwilliglyk hebben geworpen. Gij ziet: het verloren gaan onder het licht der Waarheid is geheel de schuld van den mensch zei ven. Hij verkiest, hij wil niet anders, hij gaat vijandig tegen God en zyn gezalfde in. En de behoudenis! Zij is alleen, geheel en al, het werk van Gods vrijmachtige genade. Want van nature kiest de Hoogmoedige en verdort ven mensch nooit voor den Heere (al heeft het ook wel eens den schijn) maar altijd beslis- tegen Hem. En wilt gij dit alles nu verduidelijkt zien, leest dan eens aandachtig dit, Johannes negen. Leest het aandachtig en biddend om Geestes- licht, opdat gij ook u zeiven daarby moogt leeren kennen en gij er tot uwe behoudenis by aanvang of vernieuwing mede werkzaam moogt worden. Want de geschiedenis van dit hoofdstuk heeft nog dagelijks plaats. Tot vertecdering, of zoo niet, tot verharding werkt het Woord des Heeren. En nu moet de ernstige vraag zijn: welke plaats neem ik daarby in. De verborgene dingen zyn voor den Heere onzen God. Maar, wat de Heere er van bekend maakt, moet dienen tot ernstig nadenken. Zijn wij zóó van natuur, o dan mag de vrees van een verworpene te zijn de ziele wel eens be stormen, dan mag bij die gedachte wel alle hoogheid vallen en worden geleerd, dat geen menschelijk voorrecht baat, maar alleen vrije genade u en mij kan behouden. Paulus verkondigt ook den schrik des Heeren, opdat hij ook moge bewegen (in dien weg van verkondiging van den vollen raad Gods,) tot het geloof. Zie, zoo zal er een ^rns^ig en gezet opletten worden gevonden, of ook de ware kenteekenen van Geestes werk het ëooren van het Evangelie vergezellen en eene oprechte vreeze voor de verharding, eene vreeze, om het Woord te ver geefs te hebben ohtvangen. De blindgeborene in dit Hoofdstuk is ons het beeld van den uitverkorene. Dit is geschied, opdat de werken Gods in hen zouden geopenbaard worden. En wat is nu het eerste en heerlijk gevolg van Jezus komst. Ik ben tot een oor deel in deze wereld gekomen, opdat degenen, die niet zien, zien mogen. De weg, waarin de verworpene volhardt, zien wy in de farizeën. Voor hen is als oordeel over hun ongeloof, dit het gevolg: En die zien (die niet willen erkennen, dat hun licht duis ternis is) blind worden. En zoo gaat het ook, waar de Heere Zijne dienaars zend. Jesaia VI 9, 10. Geve de Heere u en mij waarlijk winste te mogen doen met dit onderricht! Hulsebos. Aan een vriend te Jeruzalem. Waarde Vriend. Sinds ruim een jaar bestaat er een weekblad genaamd„De Amsterdamshe Volksbode voor de Protestanten in Nederlandonder redactie van de heeren Dr. G. J. Vos Az, Ds. A. Voorhoeve, D. L. C. Schuller tot Peursum, en Dr. J. Th. de Visser, allen predikanten te Amsterdam. Of de Protestanten in Nederland van dit blad veel notitie nemen, is mij niet bekend. En ik zou er ook geen melding van maken, ware het niet, dat er nu en dan zonderlinge beweringen in voorkomen, van kerkrechtelijken aard. Blijkbaar schuilt er onder de leden der redac tie een kerkrechtskundige, die meer ziet dan een gewoon mensch. Deze levert, van tyd tot tijd, kerkrechtelijken beschouwingen, welke overeenkomst hebben met die, waaruit de kerkelyke actie van '86 geboren werd. Die beschouwingen schijnen vooral te moeten dienen om weerstand te bieden aan de beschou wingen van Dr. Hoedemaker, die nog altijd niet tevreden is met de organisatie van de Ned. Herv. Kerk, bezwaar heeft tegen het bestaan van de „kerkelyke besturen," de oude Classicale vergaderingen terugwenscht, en met zyne the orieën, op het gebied der Ned. Hervormde kerk van den tegen woordigen tijd, en hoe anti-dolee- rend ook, toch in de kringen der thans heer- schende orthodoxie een vreemde eend in de bytis. Zoo komt, in No. 45, tweede jaargang, van de Amsterdamsche Volksbode een betoog voor, dat de strekking heeft aan te toonen, dat de Ned. Herv. kerk niet is, „eene nieuwe kerk", maar dezelfde kerkgemeenschap is, die, van de stichting der Utrechtsche gemeente in den aan vang der zevende eeuw af, in deze landen bestaan heeft. Dit punt is alzoo vrij onschuldig, daar elk Protestantsch kerkgenootschap zoo ongeveer het zelfde beweert, of eigenlijk, op goede gronden, beweren kan, dat de kerk des Heeren er geweest is van het begin der wereld af en blijven zal tot het einde; en het punt der kerkstichting in Nederland, of van het ontstaan der Utrechsche gemeente en hare continuïteit in de kerken van den tegenwoordige tyd, verder beredeneerd kan worden met het eqisopaat der Roomsch-Katho- lieke kerk in ons midden, en met de Oud-bschop- pelyke Clerezy. De Ned. Herv. kerkgemeenschap, de Roomsch- Katholieke en Oud-bisschoppe-Clerezy zijn drie preteden voor do Utrechsche gemeente, die in den aanvang der zevende eeuw gesticht is. Maar de zaak zelf blijft een geloofsstuk. En het is niet goed heerschappij te willeu voeren over iemands geloof. Van meer beteekenis is de bewering van dezen kerkrechtskundige dat met de organisatie van de Ned. Herv. kerk in 1816 niet alleen het bindend gezag der belijdenis is blijven bestaan, maar ook de rechtsgeldigheid van de Dorische Kerkenordeming, voor die Kerkge meenschap, tot op dezen dag, nog aanwezig is. Hij zegt: „Doch evenmin werd er in 1816 een nieuwe kerk gesticht. Wat de kerk der Hervorming in aansluiting aan die van de Apostelen, van Nicés enz. had verklaard voor de leer der Waarheid, t. w. hare Formulieren van eenigheid, dat bleef bij het Reglement van dat jaar ver klaard als „overeenkomstig Gods Woord," en geen Synode heeft de verklaring der Synode van 1841 vernietigd, dat de oude en vaste grond slagen der Gereformeerde kerk, bij de tegen woordige kerkinrichting op geenerlei wijze zijn losgerukt. Ook met betrekking tot het bestuur der kerk heeft men noch in 1816, noch in '1852 alle vroeger bestaande bepalingen voor vervallen verklaard. Er werd niet een nieuw gebouw opgetrokken, nadat het oude tegen den grond was gewerpen. Er werden zéér zeker wijzingen aangebracht; het een en het ander in den re- geeringsvorin werd gewijzigd, voor zooverre zij buiten den Kerkeraad plaats vond. Maar uit drukkelijk werd uitgesproken (zie Art. lo van het Regl. van 1816, en de verklaringen van verschillende Synodale Vergaderingen) dat al hetgeen in oude Kerkenordeningen niet streed met de nieuwe reglementen van kracht bleef." Alles dus wat in de Kerkenordeningen niet streed met de reglementen, bleef van kracht.

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1896 | | pagina 1