VARIA. „Idioten-Gesticht 's Heeren Loo." degenen, die opreclit zyn, openbaar mogen worden onder u." Nieuwe beroeringen ontstonden er telkens in de Kerken der vierde eeuw, en het was dus niet uit met den strijd, die gestreden was over den persoon en de Godheid van Jezus Christus en de daaruit geboren beiydenis van Nicéaopgesteld in den jare 325, door de vergadering der Kerken al daar gehouden. Neen, het was niet uit met den strijd eenigen tyd daarna toch stond, onder meerdere ketters, ook Macedonius op, die de Godheid van den Heiligen Geest loochende, leerende dat de Hei ligen Geest een geschapen geest" is, die den Zoon ten dienste moest staan. Zagen de Kerken in, dat, indien de Heere Jezus Christus niet waarachtig en eeuwig God was, door Hem dan ook de toorn Gods tegen de zonden niet was gedragen en weggenomen, insgelyks zagen zy in, dat, wanneer de Heilige Geest slechts een geschapen geest" was, Hy ook in Jezus plaats wel niet de Trooster wezen en ons de verworvene zaligheid deelachtig maken kon. Bij vernieuwing moest dus de Schrift onderzocht, biddend onderzocht, en eene ver gadering der Kerken gehouden worden. Dit laatste nu geschiedde in den jare 381 te Konstantinopel. De Heere God was weer kennelijk met haar Hy gaf licht, Hy deed de waarheid duidelijk inzien en verstaan, zóó zelfs, dat bij vernieu wing voor eens en voor altijd dit even ge wichtige stuk der leer kon en mocht afgehandeld worden. Duideiyker omschrijving in de belydenis- schriften van de eeuwige Godheid des Zoons en des Heiligen Geestes was niet meer en zal wel niet meer noodig zyn. Doch was die niet meer en zal die niet meer noodig zijn, dan, niet waar, blykt het ook, dat de Heere God hetgeen Hij destijds gaf, niet slechts gaf voor en ten behoeve van de Kerken van dien tijd, maar voor de Kerken aller tijden. Hiermede is in strijd, en dit ontkentde heuristische methode, die wil dat wij zeiven (uit de Heilige Schriften) de waarheden of leer stellingen zullen vinden; (de methode, die een onder ons Zeeuwen bekende broeder nog altijd uiteenzetten en verdedigen moet). De Kerken, die nog altijd gelooven, dat onze belijdenis schriften zich in betrekking tot de Godheid des Zoons en des Heiligen Geestes, en zoo ook op andere punten der leer, duidelijk en over eenkomstig hetgeen de Heere ons in Zyn Woord leert, uitspreken, maken zich, door bij die belijdenis te blyven ook niet schuldig aan repristinatie, d. w. z., aan herstelling van iets vroegers, van iets, dat afgeschaft was. Immers de belydenis der Christelijke en der Gereformeerde Kerken is niet afgeschaft. Yoor zoover ze in het herv. genootschap afgeschaft is, werd door dit genootschap wederrechtelijk en goddeloos gehandeld. De formeele afschaffing in 1816 en de feite lijke afschaffing, die daarna hoe langer hoe meer plaats had, zette de deur open voor alle wind der leer en voor al de ellende, vooral sinds dien tijd door dat genootschap doorleefd. Inderdaad, het is gebleken, als, gelijk in 1816, alles op losse schroeven gezet wordt, de banden verbroken, de rechten Gods vertreden en de Kerken Christi verwoest en van haar karakter beroofd worden. Neen, niet naar de heuristische methode, maar tot de leer der Vaderen, waarvan wy afgeweken waren, moesten wij, gelijk wij door Gods genade deden, wederkeeren. Naar het punt, waar wy zijn gaan afdwalen, leidt de Heere door Zijnen Geest zijne kinderen, wanneer Hy ze weer opzoekt, terug. Zoo nu deed Hij ook met onze Gereformeerde Kerken. Toen Hij dat deed, zagen en beleden wij onze zonden, erkenden wy de groote en goede gaven den Vaderen geschonken, gevoelden wij weer iets van de eenheid der Kerken Gods aller eeuwen, en mitsdien beseften wij, dat hetgeen de Kerken van vroegere eeuwen door leefd en verkregen hebben, ook was ten be hoeve van de Kerken der latere eeuwen. Zij, die gedurig weer van voren aan willen beginnen, zij, die willen, dat elk geslacht de waarheden of leerstellingen zal zoeken en vin den, miskennen de eenheid der Kerken en weerspreken het, dat de Heilige Geest in vorige geslachten óók ten behoeve der volgende ge slachten is werkzaam geweest. Doch geiyk het ééne werk van den Christus Gods op aarde met het andere in betrekking stond, en ten slotte één geheel, ter voldoening aan de gerechtigheid Gods uitmaakte, alzoo maakt ook het werk des Heiligen Geestes in een zeker opzicht één geheel uit. Hoorden wij eenmaal Jezus spreken: Het is volbracht", de ure komt, dat de Heilige Geest zeggen zal ,Hel is geschied." Welnu, bij de belijdenis van Nicéa gaf de Heere den Kerken aller eeuwen de belijdenis van Athanasius, de belijdenisjnaar den naam van den Kerkvader Athanasius genoemd. Daar het my menigmaal gebleken is, dat zelfs vele Gereformeerden de belijdenis van Nicéa en die van Athanasius niet kennen, zoo liet ik de eerste de verledene week afdrukken en zal ik D. V. de volgende week de daarna genoemde ter lezing aanbieden. Littooij. HET SLAPEN IN DE KERK. Slaap onder de Bediening des Woords (hij komt ook zelfs onder het gemeenschappelyk gebed voor) kan voortvloeien uit de zwakheid des vleesches. Denkt aan het drietal jongeren in Gethsémané en aan Eutyches (Hand. 20 9). Niet alleen de dwaze, maar ook de wyze maag den sliepen (Math. 25 5. Zij werden allen sluimerig. Daartegen moet worden gewaakt en gebeden. Ook het voorgeslacht kende die zwakheid en den strijd hiertegen. En schrijver dezes is als kind nog wel in eene Kerk op de Veluwe geweest, waar zelfs de vrouwen gingen opstaan, om niet door den slaap overmand te worden en de aandacht te verliezen. Ziet, tegen deze zwakheid te waken en te bidden, dat vereischt de eerbied voor Gods Woord en de Zorge voor onze Zielen. En de Heere zal ook hierin de verzuchting zijns volks hooren. Maar er is ook een slapen, dat onuitstaan baar is. Het is een kenmerk van onoplettend heid, ja, onverschilligheid en oneerbiedigheid. Sommige menschen zetten er zich opzettelijk voor in eene gemakkelijke houding. Ja, het ge beurt, dat zij nauwelijks zitten of het blykt, dat zij bezwaard zyn met slaap. Dit is zondig en moet bestraft worden. Dit is plaats geven aan den duivel. Wel heeft de voorganger zichzelven te on derzoeken, of hy waarlijk levendig en met een volvaardig gemoed het Woord verkondigt en de preeklezer tracht te voorkomen, dat zyn lezen zoo eentoonig zij, als het tikken vaneen klok. Maar de voorgangers en opzieners mogen nooit vrede hebben met dit euvel, en hebben ook hierin den vorst der duisternis te bestrijden. Middelen als een stokman of een schelletje aan de collectezakken durven wij niet aanbe velen, want zij sanctionneeren het kwaad. Somstijds is dit kwaad onder den dienst zeiven bestraft en dat op verschillende wijzen. Het best komt ons voor, dat degenen, die zich door dit kwaad bezondigen, in hunne hui zen worden bezocht en ernstig vermaand en bestraft. Vinde ook dit gebrek in onze kerken ernstige bestrijding, en worde het door 's Heeren hulp meer en meer uit het midden weggenomen. Hulsebos. DE BIJBEL MET ILUSTRATIES. Uitgave vanNijgh en van Ditmar, Rotter dam. Compleet in 13 a 15 afleveringen a 60 cent. Iedere zes weken verschijnt eene afleve ring, per drie maanden wordt over f 1.20 be schikt. Hoe meer het boek der Boeken, waarin de ware dienst Gods en de eenige weg ter Zalig heid volkomen zijn geopenbaard, wordt ge drukt en verspreid, hoe beter. Maar daarom staan nog niet alle uitgaven der H. Schriften gelijk. Bovenaan staan in onze schatting de uitgaven, die eenig en alleen ten doel hebben de waarheid tot Zaligheid aan den verloren mensch te brengen. Toch achten wij ook de prentbijbels niet gering. Zij geven gelijk ook deze bijbel, die uitmunt door papier en formaat, maar vooral door schoone teeke- ningen en afbeeldingen van Egyptische en andere oudheden, naar de nieuwste ontdek kingen, veel tot leering en opheldering der Schriften en zyn voor onze leergierige jeugd een kostelijk geschenk. Maar het spreekt van zelf, dat bij dergelyke uitgaven al licht de platen en afbeeldingen meest de aandacht trekken en lichtelijk de hoofdzaak gaan wor den. Daarom mag de pxenthyhel wel naaah* maar nimmer in plaats van onzen gewonen huis- bybel komen. Nu zoude ook best in een prentbijbel aan juiste gepaste en leerzame afbeeldingen eene zuivere uitgave van den tekst kunnen gepaard gaan. Maar dit kunnen wij tot ons leedwezen nu juist van de bovenstaande uitgave niet ge tuigen. Blijkbaar zijn de illustraties de hoofd zaak. Aan eenen zuiveren druk van den tekst is minder zorg gewyd. Het isde Staten-Ver taling, maar hier en daar is een ander woord gekozen ter verduidelijking. (Zie Exodus 19 12). Doch waar is nu de regel, waarnaar dit ge schiedt en de waarborg, dat dit goed geschied. Ook zijn er slordigheden inden druk. Eene kleine letter, waar eene kapitale niet mocht ontbreken, b. v. bij de vermelding van den H. Geest. (Gen. 1 3). Zie ook Genesis 17 7, waar in vers drie staat: Abraham, terwijl eerst in vers vijf van de naamverandering Abram in Abraham wordt melding gemaakt. Ware het niet verstandiger geweest de spel ling te volgen van de uitgaven van het Britsch en Buitenlandsch Bijbelgenootschap, die bij ons volk bekend en vertrouwd zijn. Het spijt ons dat wij dezen prentbijbel met zijne schoone gravures (veelal van Engelsche afkomst), niet onvoorwaardelijk kunnen aan bevelen, maar de liefde en zorg voor een goed betrouwbaren tekst, noopte ons de gemaakte opmerking te doen. Hulsebos. te Ermelo. Sommigen zal het misschien nog niet bekend wezen, wat toch den stoot gaf tot al den ar beid der liefde, thans aan zooveele idioten in- en-buiten ons vaderland, gewyd. Laat ons daaromtrent dus een volgende maal iets mogen mededeeien. Duidelijk zal het ook hier weer bfijken, dat de Heere het gebed der ellendigen hoort. Ach dat deze heerlijke waarheid dikwijls zoo weinig vat heeft op velen, die toch ook den Naam des Heeren belijden! Nog dezer dagen werden wy hieraan her innerd. In een vriendenkring kwam de vraag ter sprake of het te verwachten ware, dat de Turken spoedig uit Europa zouden verdreven worden en maakte daarbij de volgende opmerking. „Liever Turksch dan Paapsch", zegt men. En inderdaad, op de Veluwe heeft men de „papen" er aardig weten buiten te houden. Een andere vraag is het echter of er nu mis schien ook Turken zijn binnengeslopen. Die vraag is der overweging meer dan waardig. Jaren geleden woonde er te Ermelo eene Turkin. Zy was volgens haar eigen zeggen althans, eene godvruchtige vrouw en trok in derdaad vele heilbegeerigen tot zich. Een broe der, die haar bezocht, ontdekte echter alras hare afkomst: hare spraak maakte haar open baar. Rondweg toch deelde zy mede, dat zy noch voor haren man, noch voor hare kinderen ooit bad. Immers, zoo zeide zij, indien zij uit verkorenen waren, kwamen zij ongetwijfeld in den hemel en indien niet, wat baatte dan alle bidden. Welnu hier hebt ge de ieer van Mo hammed, de leer van het ijzeren noodlot, ook door de Turken beleden. Deze vrouw was dus eene practische fataliste, eene Turkin. Dikwijls wordt er geklaagd dat zooveel gegeven moet worden en met blijdschap erkennen ook wy, dat de milddadigheid nog niet afneemt. De klacht, dat al te weinig gerekend wordt met de macht des gebeds ware misschien veeleer te billy ken dan het klagen over het geven, Of de Turken spoedig uit Europa verdreven zullen worden? 'tStaat onder de gegevenom standigheden te betwijfelen. Laat ons echter alvast beginnen met te be proeven, niet slecht den „paapmaar evenzeer den „Turk" uit eigen Kerk en huis en hart uit te verdrijven. Volgens een bericht in de Geref. Kerk, van het Hoofdbestuur van de Confessioneele Ver- eeniging, is besloten om den heer C. Weeda, Hoofd der Ghr. school te Domburg, als zoodanig eervol ontslag te geven tegen 1 Augustus e. k. of zooveel vroeger als hij zelf mocht begeeren. Dit besluit is genomen, door de algemeene vergadering van de Confessioneele Vereeniging op grond dat, dhr. Weeda zich „bij dedoleeren- de, dat is by de zich noemende Geref. Kerken",

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1896 | | pagina 2