YRUDAG 7 FEBRUARI 1896.
Ne. 6.
Weekblad
gewijd aan de belangen der
in Zeeland,
jjrereformeerde
jst oord-brabant
JCerken
en
j-^imburg.
Uit de H. Schrift.
Ds. J. HULSEBOS, Ds. J. H. FERINGA
en Ds. A. LITTOOIJ.
Belijdenis en School.
5e Jaargang.
Want de HEERE is onze Rechter,
de HEERE ie onae Wetgever, de
HEERE is onze Koning; Hy zal ons
behoeden.
Jeeaja 3322
ONDER REDACTIE VAN
Doch Samuel aeide Heeft de HEE
riikt tan 1ro n rl, ni <LH«-» <-■ V. 4 I-.IV
Abonnement per 3 maanden f 0.35. Afzonderlijke nos.
3 cent. Advertentiën van 1—5 regels 30 cent, iedere
regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels
50 cent, iedere regel meer 10 cent.
HET TEEKEN DER BROODEN.
Jezns dan, de oogen opheffende
en ziende, dat eene groote schare
tot hem kwam, zeide tot Philip-
pus: Van waar zullen wij brooden
koopen, opdat dezen eten mogen?
Joh. 6 5.
Wij hebben hier de inleiding en de voorbe
reiding tot het wonder der vermenigvuldiging
van het brood, van het wonder der spijziging
van de vijfduizend met vijf brooden en twee
vischjes, door al de vier Evangelisten ons be
richt. Én ook van dit teeken mag het ge
tuigenis worden herhaald, dat op de vermel
ding van het wonder te Kana in Galilêa volgt
En heeft Zijne heerlijkheid geopenbaard en Zijne
discipelen geloofden in Hem.
Hij is de Almachtige in het ryk der genade,
maar ook in het ryk der natuur. Die natuur
staat met hare wetten en ordinantiën onder
Zijnen Souvereinen wil. Hij is de Zone Gods.
Ook de tijdelijke nooden en behoeften der
menschen gaan Hem ter harte. En niet alleen
Zijne jongeren, maar ook die schare, die zich
straks van Hem afkeert en de geestelijke spijze
veracht, ontvangt zijne zegening in het tijdelijke.
En zoo is het nog. De Heere laat Zijne zon
opgaan over boozen en goeden en regent over
rechtvaardigen en onrechtvaardigen.
De Heere begeeft zich naar de overzijde van
het Galilesche meer, naar een eenzaam oord
en zit aldaar op eenen berg neder met Zijne
discipelen.
Eene groote schare is hem evenwel gevolgd,
omdat zij zijne teekenen zagen, die Hij deed
aan de kranken. En de Heere zet ook nu den
arbeid onder hen voort, predikende en gene
zende de kranken. Intusschen is het laat in
den avond geworden, en de behoefte, de drin
gende behoefte aan spijze doet zich bij de schare
gevoelen. Zal Hij haar nu laten gaan, om het
benoodigde in de nog al afgelegene vlekken en
dorpen te zoeken Neen. Hij wil hun hier eenen
maaltijd bereiden in de wildernis. Als de Heere
ons nabij is, is het altyd goed, waar wij ons
bevinden
Opmerkelijk is, hoe de Heere dit wonder
voorbereidt bij zijn jongeren. Hij legt aan hen,
bepaaldelijk aan Filippus de vraag voor: Van
waar zullen wij brooden koopen, opdat dezen
eten mogen O, Hy kent ook de vraag, ja
de verzuchting zeer goed, die vaak van eenig
liefdewerk, dat in Zijnen dienst moet onder
nomen, wordt geslaakt: Van waar zal het be
noodigde komen, er is geen geld. En Hij is
nog steeds de Almachtige Zone Gods, de Ge
zant des Vaders, die in Zijns Vaders Naam
uitkomst geeft en op beschamende wijze de
zorgen tot schande maakt.
Philippus komt met het geldelijk bezwaar.
Wat een som gelds zou hiertoe noodig zijn!
Op zijn allerminst twee honderd penningen
(negentig gulden.)
Maar nog een ander bezwaar wordt' door
Andréas geopperd. Ook al had men het geld,
waar zou men er hier het benoodigde brood
voor kunnen koopen Zie de eenige verkooper
Uitgever:
K. LE COINTRE
MIDDELBURG.
is dit jongske en zijn geheele voorraad bestaat
uit vijf gerstebrooden en twee vischjes.
Maar nu zou dan ook blijken, dat, wat on
mogelijk is bij menschen, daarom nog niet
onmogelyk is bij God. En menigmalen laat
de Heere het eerst duidelijk uitkomen, dat alle
menschelyke berekening faalt en alle mensche-
lijke uitkomst is afgesneden, eer Hij de won
deren Zijner liefde openbaart.
Het ligt nu niet op onzen weg, om op dit
heerlijk wonder verder in te gaan en te wijzen
op de orde in het nederzitten der schare, op
het danken en zegenen van de weinige broo
den en visschen, op dat geven der stukken
aan de discipelen, die moestèn uitdeelen, aan
het weder zorgvuldig inzamelen van het over-
geschotene. Nog slecht «t eene enkele opmer
king kunnen wij aan Ipco voorafgaande toe
voegen.
Het is niet de eenige maal, dat de Heere
op wonderdadige wijze uitkomst geeft. Hier
nu de vijfduizend, later de vierduizend wonder
dadig gespijzigd. Tot tweemaal toe geeft'de
Heere aan Zijne jongeren eene wonderbare
vischvangst. En wat was het manna in de
Woestijn anders, dan een voortdurend wonder
der spijziging.
Niet alleen dat 't brood werd vermenigvuldigd,
maar de Heere legde er ook voedende kracht
in. De Heere kan ook die voedende kracht
wonderbaar vermeerderen en versterken.
En is Zyn volk en is Zyne Kerk niet by
voortduring het voorbeeld van verborgen zegen
en wonderbare uitredding ook in het tijdelijke?
Vanwaar al hetgeen de Gereformeerde Kerken
ook voor hare armen en ellendigen behoeven?
Doch volgt Hem niet om de spijze En dat
Zijn volk steeds meer in het geloof zijn bevel
gehoorzame: Zoekt eerst het Koninkrijk dei-
hemelen en zijne gerechtigheid en alle dezen din
gen zullen u worden toegeworpen.
Hülsebos.
KERK.
Helmond.
In een ingezonden stuk aan „De Roeper"
wiens steun voor Helmond en Brabant wij zeer
waardeeren, hebben wy op een kleine vergissing
gewezen. De niet-ondersteuning van Helmond
ligt niet aan Brabantsche Deputaten. Die voor
„Inwendige Zending" en Bijbelcolportage kun
nen, al hadden zij nog zooveel meer dan zij nu
niet: hebben; maartot noodzakelijke instand
houding en uitbreiding begeeren, niet helpen;
want Helmond is eene opnieuw geïnstitueerde
Kerk en kan dus nu niet, en nimmer behandeld
worden als Zendingsterrein of als tot reformatie
te brengen kerk. De Classicale en Provinciale
Deputaten kunnen niet helpenwant zij hebben
geen geld.
Aanvrage op aanvrage is gedaan by de Gene
rale Deputatenmaar dezen gaven zoover
ons bekend geen hulp. Waarom niet? Dat
is ons onbekend. En dewijl Deputaten eener
Generale Synode aan de ^ezamelijke Kerken (om
Art. 84 K. O. niet aan eenige afzonderlijke Ker
ken) rekenschap schuldig zijn en natuurlijk niet
IkEi
t&B
aan het geiioorzaanen van de stetn des Hoe
ren Zie, gehoorsom en is beter dan slacht
offer, opmerken don het vette der rammen
1 feni. 22.
Berichten, Advertentiën enz., gelieve men
tijdig, uiterlijk Vrijdagmorgen, by den
Uitgever in te zonden.
aan eenig dag-, week-, of maand-blad, willen wy
als goed Gereformeerd hun verantwoording aan
de Generale Synode afwachten, ten volle over
tuigd, dat zy zelfs niet verplicht zyn ons (of
eenig ander) blad ook zelfs maar te woord te
staan, veel minder zich daarbij te verantwoorden.
Maar intusschen is Helmond in nood.
„Ophouden Kerk te zijn" gelijk wel eens ge-
geraden is, is natuurlijk eene ongerijmdheid. Doe
maar eens te niet, wat eenmaal gebeurd is, God
heeft nu eenmaal eeuwen geleden daar Zijn
Kerk geplant en gereformeerd. God heeft nu
eenmaal haar in 1887 opnieuw gezuiverd. Zy
was, en is er nu eenmaal. Maak dat eens
ongedaan. Dat gaat immers evenmin als een
eenmaal gesproken woord ongezegd te maken?
Aan „Kerkontbinding" is natuurlijk nimmer
te denken. Want eene Kerk bestaat niet bij
menschelijk besluit; maar bij de gratie Gods.
Eene Vereeniging kan men „ontbinden"dewijl
zij in een menschelyke wilsdaad wortelt.
Maar Kerkontbinding is alleen dan mogelyk,
wanneer alle leden (zuigelingen inclusief) ver
huizen en wel zoo, dat er geen „twee of drie"
bij elkander blijven. Daartoe wil men toch
zeker de Helmonders niet drijven?
Maar hoe kunnen wij langer over dergelijke
noodelooze bespiegelingen spreken, 't Zou
een Godonteerende schande voor onze Kerken
wezen, Helmond op te geven. Terecht wees
een onzer Kerkboden er op, dat onze Kerken
wèl mogen toezien, zich niet aan Helmond te
bezondigen. En daarby: vóór 1892 kon de helft
onzer Kerken Helmond wèl behoorlijk steunen.
Welk een blaam op de Kerken; indien na
de vereeniging twee maal die helft het niet zou
kunnen
Of indien dit dan toch zoo mocht zijn,
laten dan de Broederen en Zusteren deze
schande van ons afweren, naar het ambt der
geloovigen, door dan maar zeiven hun gaven
te zenden aan Ouderling G. Visser. Kanaaldijk
Helmond.
Zou het zoo moeilijk zyn voor onze hon
derdduizenden om een f 200. per jaar byeen
te brengen?
Helmond behoeft en de eer onzer Kerken
eischt dat hier krachtig gesteund worde.
Feringa.
Toen [de Heere naar Zijne vrijmacht en
wijsheid de Kerken door zware vervolgingen,
dies door lijden en strijd gelouterd en gestaald
en door Constantijn den Groote ruimte ge
maakt en vrijheid gegeven had, kwam, zooals
het menigmaal is by rust van buiten, de stryd
van binnen. Doch ook door dien strijd zui
verde Hij haar, maakte Hij haar vaster, ja,
gaf Hij haar in de fundamenteele leerstukken
der Heilige Schrift een dieper en klaarder in
zicht. Alzoo kwamen ze, gelijk wy de ver-
ledene week zagen, tot eene breedere en schoo-
nere uiteenzetting van hetgeen ons van des
Zoons wezens-eenheid met den Vader wordt
geleerd. Daarenboven zegt ons 1 Cor. 11:19:
„Er moeten ook ketterijen onder u zyn, opdat