Uit Kerk en School.
Geref. Kerk te Middelburg C.
De Christelijke Pers heeft geen stryd begeerd.
Maar ongeloof en hiërarchie, schoolontheiliging
en Kerkverwoesting, en de roepende zonden
onzer maatschappij dwongen ten strijde. En
tot dien edelen strijd was zij bereid. En in
dien strijd werd zy gezegend. En in later
tijden zal de historie er op wijzen hoeveel
kracht ten goede van haar (met name ook van
de verschillende Kerkboden) uitgegaan is.
Maar nu is zij in sterke verzoeking om zich
eene eigen roeping te geven. Ze moet strijden,
ook al is er geen vyand in het gezicht. Ze
moet Koningin zijn, waar z(j tot dienstmaagd
geboren en verordend was. Nu wordt onbeta
melijk publiek gemaakt, wat binnenskamers
moest blijven. Wordt besproken, wat zij niet
weet. Wordt geklaagd over wat men, wyselyk,
haar niet mededeelt. Wordt een voorrang
geëischt, waartoe zy niet gerechtigd is. Wordt
een oordeel geveld, wanneer alleen de Kerken
te oordeelen hebben. Wordt alles opgenomen
(waar of onwaar), wat maar de lezers prikke
len kan. Wordt niet aan de belanghebbenden
geschreven, maar by voorkeur over hen. Wordt
beide ware en verdichte schande te Gath ver
kondigd en te Askelon geboodschapt.
Mag dit zoo blijven?
Mag dit in het Nieuwe jaar voortgaan?
Alleen door de Consciëntie gedreven, waar
Gods Woord te onmiskenbaar sprak, hebben
wij en velen ons ten strijde begeven.
Zouden wy nu toegeven aan de verzoeking om
den strijd te zoeken ter wille van den strijd?
Wij zijn nu ongerust en maken ongerust zon
der eenige oorzaak. Wij zoeken nu bacillen
en ontdekken nu ketterijen zonder eenig bewijs.
Recht verklaarbaar uit de overprikkeling van
schildwachten, verkenners en voorposten. Maar
toch in het midden der eigen broederen, ge
vaarlijk en verkeerd.
Zullen wy ons verder er in behagen en er
aan overgeven?
Hoeveel geschillen!
Prof. Kuyper en Ds. Bos.
De Heraut en de Roeper.
Gouda A en Gouda B: Onverdraagzame be
strijding der Doopsbeschouwingenvoorheen
zoo onverdraagzaam aangekondigd.
Prof. de Savornin Lohman en Br. Hovy en
daartegenover Prof. Kuyper en de Commissie
van Enquête.
De Commissie van Enquête en Mr. Engelberts.
De Deputaten tot de Zending en hun vaak
onedele en onware (en bijna steeds Kerkrech
telijk onbetamelijke) bestrijding.
De Vrye Universiteit en de Theologische
School.
En hoeveel meer nog!
Schrijver dezes heeft bijna altijd over deze
droeve verdeeldheden gezwegen. Lieve Broe
ders, houdt hem nu de vraag ten goede: Of
dit alles zoo blijven moet? En het verzoek,
dat in plaats van dit onnoodig, onverkwikke
lijk, en hoogst schadelyk wroeten in eigen
boezem, op den vasten (en in rechten eenig-
lijk geldigen) grondslag der drie formulieren
van eenigheid naar vrijheid en eenheid gestreefd
worde, en het zwaard niet tegen de broederen,
maar tegen de vijanden gekeerd!
Nu juichen door onze verdeeldheden over
ons wie Sion gram zijn. Dan daarentegen,
zullen juichen, wie den Heere vreezen!
Laten wij onze oude twisten in het oude
jaar laten!
God geve ons een nieuw jaar!
Feringa.
Door de rede, gehouden bij de overdracht
van het rectoraat aan de Theologische School
van de Gereformeerde Kerken in Nederland,
op 6 December 1895, leerde ons professor Bies-
terveld Andreas Hyperius kennen, voorname
lijk als homileet.
Eerst beschrijft de professor ons 's mans
levensloop; daarna doet hij ons zijn homiletisch
systeem kennen, en ten slotte wijst hij ons op
zijne beteekenis als homileet.
Uit den tyd van de reformatie der 16d« eeuw
leeren wij hier alweer iemand kennen, die veel
gedaan heeft voor de Kerke Gods. Te Marburg
in Hessen bekleedde Hyperius het hoogleeraars-
ambt. Twee en twintig jaren doceerde hij aan
de hoogeschool aldaar de systematische, exege
tische en practische theologie.
Zoowel in het eene, als in het andere vak
arbeidde hjj op zeer verdienstelijke wyze. De
hoogeschool te Marburg kwam in zyn tijd en
ook door zijn arbeid tot hoogen bloei.
Zijn invloed op Duitschland, in zijn geheel
genomen, was niet zoo groot; doch, dat is
gewis daaraan toe te schrijven, dat hij niet
de Luthersche, maar de gereformeerde beginse
len was toegedaan.
Voor het nageslacht is hij voornamelijk op
het gebied van de homiletiek of van de predik
kunde een man van beteekenis geweest.
Hyperius is de eerste geweest, die een geheel,
een ordelijk en een wetenschappelijk stel rege
len gegeven heeft met het oog op en ten be
hoeve van de bediening des Woords.
Zij, die hunne historische kennis van de
gereformeerde mannen van naam verrijken
willen, of, die met de regelen der predikkunde
op de hoogte wenschen te zijn, en ook zij, die
het inzonderheid schoone derde deel der rede,
die de beteekenis van dezen homileet en van
de predikkunde in het algemeen vernemen
willen, schaffen zich deze rectorale rede aan.
Ze is gedrukt, en verkrijgbaar bij alle boek
handelaren.
Dank brengen wij bij dezen prof. Biesterveld
voor dezen arbeid en voor de kennis, die hij
ons daardoor van Hyperius gegeven heeft.
Alleen dit nog. Men denke niet, als deze
belangrijke rede aangekocht en gelezen wordt,
dat zij voor de heeren en dames alzoo is
uitgesprokenwant hoe vlug en opgewekt prof.
B. ook spreekt, zóó zou ze toch té lang voor zulk
eene ure en voor de dames in haar tweede
deel vermoedelijk ongenietbaar zijn geweest;
tenzij dezen er bijzonder belang in stelden om
met al de regelen der predikkunde op de hoogte
te zijn.
Liïtoolj.
Officieel© Berichten.
Zoo nu en dan vind men onder de rubriek
„liefdegaven", in de Kerkbode ook verantwoord
enkele giften in geld of goederenstof yoor
Diaconaal Hulpbetoon en do Zusterkring.
Yoor hen, die hiermede nog niet bekend
mochten zijn, zij hier gemeld, dat „Diaconaal
Hulpbetoon" eene Vrouwenkring in de gemeente
is, die zich ten doel stelt kleedingstukken te
vervaardigen voor de Diaconie, ten behoeve
van behoeftige brs. en zusters in de gemeente.
Diaconaal Hulpbetoon, wordt daarin ijverig
bijgestaan door de Zusterkring, een gezelschap
van jongedochters die wekelijks saamkomen om
hun vrijen avond nuttig te besteden, eveneens
om in het werk der liefde werkzaam te zijn.
Wat zulk een liefdearbeid vermag, bleek
dezer dagen weer op treffende wijze.
Brs. Diakenen wordt daardoor de schoone
gelegenheid aangeboden, menig behoeftig gezin
eene verrassing aan te bieden.
Wanneer men daarbij bedenkt, dat Chrysos-
tliomus verklaarde, „dat de goederen die tot
aalmoezen geschikt worden de huizen meer ver
sterken, dan een schildlans, wapenen of soldaten
dan begrijpt men ook welk een noodigen en
nuttigen arbeid door al die zusters zoo belang
loos, en met liefde wordt verricht.
Moge dit ook worden ingizien door hen,
ten wiens behoeve de goederen zijn vervaardigd
en mochten steeds meerdere jongedochters lust
gevoelen aan dezen arbeid steun te verleenen.
Het is zulk eene heerlijke zaak in het werk
der barmhartigheid op de rechte wijze te
mogen werkzaam zijn. De Heere zal het ver
gelden, naar zijn Woord.
Als naar gewoonte ontving de Kerkeraad
eene uitnoodiging van „Diaconaal Hulpbetoon"
om haar laatst te houden samenkomst in dit
jaar bij te wonen.
Daarbij zou dan ook „de Zusterkring" tegen
woordig zyn.
Gaarne werd hieraan voldaan, en de samen
komst door verschillende leden van den Kerke
raad bijgewoond. Verrassend was de aanblik
van de lange reeks goederen die, net gesorteerd
op eene tafel in de ruime zaal van een der
brs. waren opgestapeld.
De Voorz. van den Kerkeraad Ds. v. d. Velden
opende het samenzijn met eene schoone toespraak
over het werk der barmhartigheid, naar aan
leiding van de Schriftwoorden te vinden in
Prediker 11 1—4.
ZEerw. wees er op, dat deze woorden in
't bijzonder zien op het werk der barmhartigheid
en vooral het 3e vers veelal onjuist verklaard
en toegepast wordt, nl. op den staat des
mensch na den dood.
Verder toonde hy aan hoe hier in deze ver
zen wordt gewezen:
a. Op het weldoen zélf
Dezen arbeid zal vrucht opbrengen, ook al
blijft het voor ons verborgen. De Heere ziet
het en heeft er zijn zegen op beloofd.
b. Dat er ruimte zij in hel werk der barm
hartigheid.
De schrift leert ons hier te geven aan zeven
ja ook, als het moet, aan acht. Ons weldoen
moet niet eenzijdig wezen. Wij mogen daar
by niet te angstvallig vragen aan wie, en of
deze of die het wel toekomt.
c. dat er een tijd is voor het wéldoen. Wan
neer de Heere ons gezegend heeft en in staat
stelt wel te kunnen doen, dan mogen wij dit
niet nalaten. Zoo de boom valt daar zal hij
wezen. Hier in den tijd, in dit ons leven
moeten wy het doen. Na dit leven is er geen
plaats meer tot het doen van barmhartigheid.
d. de beletselen tegen het weldoen.
Deze bestaan ook in het te veel wikken en
wegen der omstandigheden, en wanneer men
daarop te lang blijft staren, dan kan er niet
worden gearbeid. Dan is er geen zaaien maar
ook geen maaien.
ZEerw. besloot deze toespraak met zijn blyd-
schap uit te spreken over al dezen arbeid, met
dank aan den Heere en een opwekkend woord
om in dezen arbeid voort te gaan.
Hierna sprak een der brs. Ouderlingen een
hartelijk woord naar aanleiding van het pen
ningske der Weduwe uit Lucas 21 daarbij
herinnerende aan de bron waaruit ook deze
arbeid moet voortkomen, zal het goed en aan
genaam in Gods oogen zijn, nl. ware liefde tot
God en Zijn volk. De Heere wil, dat wij aan
het werk der barmhartigheid zullen deelnemen
en zal er Zijn goedkeuring aan hechten; doch
men bedenke steeds, dat dit niet als loon of
verdienste in rekening kan worden gebracht.
Ten slotte sprak een der brs. Diakenen ook
namens zijne mede-ambtsbroeders een woord
van hartelijken dank.
Bij al het droeve en treurige onzer dagen,
noemde hij toch dit een lichtstraal dat ook
zooveel jeugdige zusters hier tegenwoordig
waren, bereid om den Heere in dit werk te
dienen.
Hij eindigde z(jn toespraak met de hoop
uit te spreken dat èn Diaconaal Hulpbetoon èn
de Zusterkring nog lang voor 's Heeren Kerk
mochten werkzaam zyn, en brs. Diakenen met
hun arbeid verblijden, waardoor zij in staat
werden gesteld, aan menig huisgezin een wel
daad te bewijzen.
Deze toespraken werden afgewisseld door
psalmgezang en eene toepasselijke voordracht,
die dit samenzijn tot een recht genoegelijke
ure maakten.
Zy er lof en dank aan God in de gemeente voor al
het goede, dat de Heere nog zoo bij voortduring
en onverdiend wil schenken, en neige hij veler
harten om steeds de zusters in staat te
stellen dit werk met blijmoedigheid te ver
richten.
Behalve nog enkele nagekomen artikelen zijn
ter verdeeling aangeboden de navolgende
goederen
Moltonnen dekens 19, lakens 36, manshemden
18, vrouwehemden 23, meisjeshemden 12, kin
derhemden 17, Kussensloopen 28, mansborst
rokken 8, jongensborstrokken 4, kinderborst
rokken 2, vrouwenborstrokken 12, meisjes-
borstrokken 4, mansbroeken 9, jongensbroe
ken 3, vrouwenbroeken 15, kinderbroekjes 6,
vrouwenrokken 12, kinderrokken 11, boezeroenen
8, teerlingenschorten 20, kinderschorten 12,
witte flanellen manshemden 2, vrouwenjakken
6, kinderjurkjes 5, kindernachtjasjes 5, kousen
35 paar, beukjes 27, vrouwezakken 5, man
tels 2, hoed 1.
Namens Diacenen voornoemd.
J. A. v. Nederveen, Voorz.
J. J. Fanoy, Secret
Verslag van geconim. tot de Zending.
(Slot.)
Na de Jodenzending volgde nu de lezing over
Tjüoeloek van Ds. H. Dijkstra. Daar deze lezing
opgenomen is in het mengelwerk van het Handb.
der Geref. Kerken voor 1896, zullen wij hier
van slechts enkele punten aanstippen.
Tjiloeloek is een dessa (dorp) op Java, waar
voor ongeveer 16 jaar geleden de „Indjil" (het
Evangelie) gebracht is door een gezant van
den beroemden leeraar Sadrach.
Van daar werd het Evangelie gebracht naar
andere dorpen, als Poerba en Derba.