Geref, Kerk Middelburg C. vergadering, hen ook waarschuwde voor Arm i* nius, toch gingen zy, na Oldenbarneveld en Wtenbogaert te hebben geraadpleegd, zelfs overhaast tot zyne benoeming over. Toen Helmichius 21 Nov. uit de Kerkeraads- vergadering naar huis ging, stelde de benoemde er hem mede in kennis. Reeds eenige dagen daarna werd door de heeren uit Leiden en den Haag alles aange wend om de Burgemeesteren en den Kerkeraad te bewegen, om Arminius te ontslaan. Eerst echter te vergeefs. Men oordeelde, dat Armi nius in Amsterdam minder gevaarlyk was dan in Leiden. Onderscheidene Synodale deputaten, waarby ook Helmichius, 'kwamen een en andermaal te 's Hage samen, en spraken ook met Wten bogaert en Oldenbarneveld over het gevaar der benoeming voor de Kerken. Doch niets baatte, de curatoren van Leiden kwamen in Februari van 1603 by vernieuwing te Amsterdam op de loslating aandringen; evenwel met geen beter gevolg, want ze werd door Burgemeesteren en Kerkeraad by ver nieuwing geweigerd. Maar ach, het gelukte den curatoren van Prins Maurits te verkrijgen, dat Wtenbogaert 2 April mee naar Amsterdam zou gaan, om Burgemeesteren en Kerkeraad tot het loslaten van Arminius te bewegen, hem zelf behoef den zij niet meer te bewegen, want hy nam de benoeming aan voor dezen invloed nu bezweken eerst de Burgemeesteren en daarna het spreekt schier van zelf! ook de Ker keraad. 14 April van 1603 was het inmiddels gewordendoch deze datum werd nu ook de noodlottige dag. De Kerkeraad wees Helmichius aan welk eene taakom de Kerkeraadsresolutie aan te dienen bij de Burgemeesters. In het besluit was opgenomen, hetgeen Armi nius beloofd had, dat hij met Gomarus in tegenwoordigheid van eenige gedeputeerden der Synode over eenige puncten int vrunde- lycken confreren" zou. De curatoren waren echter met die Kerke lijke deputaten minder ingenomen, en „wilden voorsien dat sulx in toeckomende tyden niet meer geschiede", ook begeerden zy, dat eenige van harentwege daarbij zouden tegenwoordig zijn; alsmede, dat de conferentie niet van „de Kerkelijken" maar van hen zou uitgaan. Alzoo is het ook geschied, en op 6 en 7 Mei deszelven jaars had, met Helmichius als mede-deputaat der Synode, de conferentie te 'sHage plaats. Bij deze gelegenheid heeft Arminius beloofd „van niet singuliers te sullen dryven publice, maar met zyne collega's [te zullen] confere ren." Yan die satisfactie is eene schriftelijke verklaring opgesteld, welke mede door Helmi chius is geteekend, en daarna zat men met elkander aan „een eerlycken maeltyt". Of Arminius zijne belofte is nagekomen, zien wij D.V. de volgende week in ons laatste artikel. Littooij. ANTWOORD. Op het schryven van den heer Jhr. Mr. A. F. de Savornin Lohman, hebben de ondergetee- kenden de eer het hier volgende aan te teekenen. Ie. Dat de financiën achteruitliepen „tenge volge van de aanwezigheid (van den heer Loh man) aan de Vrye Universiteit", staat in hunne „Yerklaring" nergens. 2e. Dat in de Enquête-Commissie hoogstens twee ledenzouden zitten die „eenigermate" tot oordeelen bevoegd waren, is eveneens eene ver klaring, die zij vooor rekening van den heer Lohman moeten laten. 3e. Wat de daling der inkomsten betreft merken zij op, dat de aanvang der geschillen in 1892 op de jaarvergadering te Groningen ligt, en dat sinds dien tijd de contributiën van 28177, op f24338, d. i. met bijna 4000 gedaald zyn, d. i. met niet minder dan één zevende 4e. Ongetwijfeld waren de besprekingen onder de hoogleeraren nog niet geëindigd. Integendeel, ze waren pas begonnen. Maar overmits bij dat eerste begin de keuze moest bepaald van den weg dien men had in te slaan, wist men, zoodra de één noordop wandelde, en de ander zuidwaarts afsloeg, vooruit, dat men met elke nieuwe dag- reize steeds verder van elkaar afging. Als de één gaat zitten in den trein die naar Berlijn stoomt, en de ander neemt plaats in de boot die op Londen vaart, behoeft geen bericht van aankomst ingewacht, om met volkomen zeker heid te weten, dat beiden niet op dezelfde plaats kunnen arriveeren. 5e. Wat hunne bevoegdheid aangaat, veroor loven zy zich de opmerking, dat zy als mede stichters en leden der Vereeniging het recht en den plicht hebben, om voor het behoud der Universiteit te helpen waken. 6e. Dat de volledige bespreking in den gewo nen gang jaren zoude gevorderd hebben, staat voor hen vast. De bespreking van de enkele vraag, hoe men tot de kennis der Gerefor meerde beginselen kon geraken, is op 1 Februari 1895 begonnen, en eerst op 11 October ten einde gebracht. Hiermee nu was nog slechts een eerste, kleine stap op den langen weg gedaan. Daarop moest het onderzoek volgen naar de Gereformeerde beginselen in het algemeen, zoo formeel, als materieel; eerst daarna kon het onderzoek worden ingesteld voor de enkele faculteiten; en voorts voor de enkele vakken; om dan natuurlijk ten slotte nog de methode van het wetenschappelijk bewijs aan de orde te doen komen. Hoe nu deze omvangrijke arbeid, én commissoriaal én in den Senaat, én met Curatoren, vooral zoolang de meeningen zóó principieel tegenover elkander bleven staan, binnen minder dan twee d drie jaren zou kun nen voltooid zijn geworden, verklaren zij niet te verstaan. 7e. De uitspraken van den heer Lohman over zijne opvatting van de beginselen en van het onderwijs, waartegen de verzoekers om Enquête bezwaar hadden, waren van dien aard, dat on- dergeteekenden zich nog langen tijd aan de mogelijkheid vastklemden, of zij misschien het gevolg konden zijn, niet van verschil in beginsel maar van misverstand. In het licht daarentegen van de gehouden besprekingen werd het voor hen volkomen duidelyk, dat dit een illusie was, waaraan men zich niet langer mocht overgeven; en uit dien hoofde misten zij den moed, om langer in afwijzenden zin te adviseeren. 8e. De opmerking dat zy het onderwerp in bespreking niet juist zouden hebben weerge geven, moeten zij ten stelligste weerspreken. Een reeds aangekondigde Publicatie van den Senaat ontslaat hen intusschen van de moeite, dit nader aan te toonen. In de stellingen, die pubhek zullen worden gemaakt, wordt uitslui tend gehandeld van de wetenschappelijke methode om tot kennis der Gereformeerde beginselen te geraken, en de zinsnede waarop de heer Lohman zich beroept, spreekt alleen van een heid in de grondbeschquwing. Op dit punt is, voor wie goed leest, zelfs geen verschil van gevoelen mogelyk. De band, die aangelegd werdt, was uitsluitend de band van Art. 2 der Statuten, op weten- schappelyke wijze verklaard. En ten 9e. merken zij op, dat er door hen uitdrukkelijk op gewezen is, hoe eene Commissie van Enquête allereerst tot taak had, niet om den heer Lohman „te bemoeilijken," maar om te beproeven, of het geschil niet in der minne uit den weg ware te ruimen. Zij leggen hierop nogmaals al den nadruk dien de zaak verdient. Dat de Commissie vnn Enquête zich thans niet meer in de mogelijkheid bevindt, om dit schoone doel te bereiken, is h. i. uitsluitend te wijten aan het geheel valsche licht, waarin sommigen de Commissie van Enquête geplaatst hebben, en niet minder aan de overhaaste pu blicatie van den heer Lohman en zyn nu reeds eer de Commissie handelen kon, genomen be sluit. Er was periculum in mora. Daarom moest het dreigende gevaar door versnelling van het proces worden afgewend, en alzoo een oplossing van het geschil gezocht, die zij van ganscher harte, mits het beginsel ongedeerd bleef, in vredenlievenden, d. i. hier behoudenden zin, wenschen. De bladen, die de tegenverklaring van den heer Lohman overnemen, zullen wel zoo goed zyn, ook dit Antwoord daarop aan hun lezers mede te deelen. F. L. Rutgers. A. Kuyper. Amsterdam, 14 November 1895. Beroepen te Boskoop O. D. Eerdmans te Iersekete Werkendam J. A. Goedbloed te Nieuwendijk; te Anna Jacoba Polder H. Buiten huis te Sleeuwijk; te Gameren A. van Apel doorn te Scherpenzeel; te Knijpe A. H. Nieboer te Aal ten. Aangenomen naar Bunschoten door J. Bakker te Emlenkamp. Bedankt voor Cubaard door R. H. Pel te Schraard. De gereformeerde Kerk van Doesburg is met haar leeraar Ds. G. A. Gezelle Meerburg tot het Kerkverband der oude Chr. Geref. Kerk teruggekeerd en heeft aan de Regeering van deze daad kennis gegeven. Offlcieele Berichten. Gecommitteerden tot de Zending hebben in hun laatst gehouden vergadering besloten tot het houden van een openbare Samenkomst met de gemeente op Dinsdag avond om half acht uur, in de Noorderkerk. De Agenda voor deze Samenkomst is als volgt samengesteld: Mededeelingen van ons Arbeidsveld, Jodenzending Zendingsschool, Leeskringen, Saamwerking der Geref. Kerk te Middelburg A. B. en C. ZEN DIN GS VOOR DRACHT getiteld TJILOELOEK, van Ds. H. DIJKSTRA, te Smilde. Dringend noodigen zij alle belangstellenden tot bijwoning uit. Met blydschap mag er op gewezen worden dat steeds meer liefde tot de Zending ontwaakt. Moge dit ook uit een talrijke opkomst blijke. Namens gecommitteerden, K. LE COINTRE, Voorz. J. JANSE. Secretaris. Vlissingen B. Tot ouderlingen zijn verkozen de broeders J. Colijn, P. G. Laernoes Jr., G.v. d. Putte en C. v. d. Voort, tot diakenen de broeders P. J. Gillissen en C. de Kat. Door het bedanken van br. G. v. d. Putte is eene nieuwe verkiezing noodig. Deze zal D.V. geschieden Maandag 25 dezer des avonds na afloop der schoolvergadering in de Kleine Kerk en wel uit het navolgend dubbeltal: de br. C. P. J. DOMMISSE en D. SLOT. Namens den Kerkeraad H. Guillaume, Scriba. Kort Verslag van do Vergadering der Classis Tholen, gehouden op 13 Nov. '95 te Tholen. De praeses der vorige Vergadering, Ds. O- Los, opent de Vergadering. Naar toerbeurt ia Ds. K. Stelma van Poortvliet praeses, terwyl Ds. A. H. v. d. Kooi van Bergen op Zoom als scriba plaats neemt. Uit de lastbrieven blijkt, dat al de Kerken der Classis door twee afgevaardigden vertegen woordigd zijn. De notulen der vorige Verga dering worden gelezen en goedgekeurd. Daar de lastbrieven niets bevatten, behalve een in structie, welke tot de rondvraag naar Art. 41 D. K. O. kon wachten, worden nu de geldelyke zaken geregeld. Het boek van de penning meester wordt door eene commissie nagezien en in orde bevonden. De penningmeester vraagt aan de Vergadering hem te willen ontslaan en een ander te benoemen, omdat hij 't goed acht, dat de functies der Classis worden verdeeld. Hierop wordt Ds. O. Los tot penningmeester benoemd. De rondvraag naar Art. 41 D. K. O. loopt zeer bevredigend af. De instructie van een der Kerken wordt besproken en aan de afgevaardigden dier Kerk 't oordeel der Classis bekend gemaakt. Bij vernieuwing wordt door de Classis aangedrongen bij de Kerken van Tholen, om tot ineensmelting te komen of die ineensmelting ten minste ernstig voor te be reiden. De classisbeurten voor de volgende drie maanden worden geregeld als volgt: Ds. J.de KoNiNGV.Krabbend. Naar St. Maartensdijk Rilland AnnaJacoba Polder Tholen B. K. Stelma. A. H. v. d. Kooi. W. T. v. Dijk. O. Los. W. T. v. Dijk. J. de Koning. K. Stelma. A. H. v. d. Kooi. O. Los. De volgende Classis zal D. V. gehouden

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1895 | | pagina 2