YRUDAG 25 OCTOBER 1895.
Ds. J. HULSEBOS, Ds. J. H. FERINGA
en Ds. A. LITTOOIJ.
Uit de H. Schrift.
Uit Kerk en School.
4e Jaargang.
No. 43.
y/EEKBLAD GEWIJD AAN DE BELANGEN DER pEREFORMEERDE J{.ERKEN
IN pEELAND, OORD-BRABANT EN j_^IMBURG.
Want de HEERE is onze Rechter,
de HEERE is onze Wetgever, de
HEERE is onze KoningHij zal ons
behoeden.
Jesaja 3322
ONDER REDACTIE VAN
Doch Samuel zeide Heeft de HEERE
lust aan Brandofferen en Slachtofferen, als
aan het gehoorzamen van de stem des Hee-
ren? Zie, gehoorzam en is beter dan slacht
offer, opmerken dan het vette der rammen
1 Sam. 15 22.
Abonnement per 3 maanden f 0.35. Afzonderlijke nos.
3 cent. Advertentiën van 1 5 regels 30 cent, iedere
regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels
50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Uitgever:
K. LE COINTRE
MIDDELBURG.
Berichten, Advertentiën enz., gelieve men
tijdig, uiterlijk Vrijdagmorgen, bij den
Uitgever in te zenden.
GEHOORZAAMHEID.
Alle paden des Heeren zyn goeder
tierenheid en waarheid dengenen, die
zijn verbond en zijn getuigenissen be
waren. Psalm 2510.
Uitdrukkelijk en menigvuldiglijk leert de H.
Schrift, dat de Heere in eenen weg van
geloofsgehoorzaamheid wil zijn ontmoet en
gekend. Ook die ware gehoorzaamheid is Gods
genadegave door den Heiligen Geest, doch
dit neemt niet weg, dat het met allen nadruk
aan Gods kind moet worden voorgehouden:
die zijnen weg wel aanstelt, dien zal de Heere
zijn heil doen zien. En dat zijn gewis de heer
lijkste tyden, wanneer er in hartelijke onder
werping en overgegeven gehoorzaamheid mag
worden gewandeld voor Gods aangezicht.
Zie, dit is juist zulk een droevig blijk van
deformatie of verval in Gods Kerk, dat de kin
deren Gods eigenwillige paden bewandelen en,
in plaats van het vragen naar de paden van
Gods Woord, eigen inzicht den hoofdtoon voert.
En dit gaat dan ook alweder als een oordeel
gepaard met groote onkunde, zoodat het Woord
des Heeren zegt: Israël heeft geene kennis,
mijn volk verstaat niet.
Immers, als wij naar reformatie staan, is
dit niet alleen, om van het juk der menschelijke
inzettingen te worden verlost. Als wy hierbij
bleven staan, zou dit zelfs tot jammerlijke ge
volgen leiden, tot bandeloosheid of tot nog
harder menschelijk juk, zooals onze vijanden
ons ook wel nageven. Neen, het zachte juk
van den Heere Jezus, daarom moet het te doen
zijn. En het willen bukken onder dat juk
wordt nog maar al te weinig gezocht en be
oefend en gekend en gezien.
Gave de Heere zijnen Geest, dat al het volk
des Heeren profeten waren. Dat onze harde
nek wierde gebogen, en wij onzen weg in alles
wel mochten aanstellen voor den Heere.
Ja, de Heere werkt nog in deze dagen. Hy
geeit weer licht over zijn Woord en doet zijne
waarheid prediken, maar wat kost het nu niet
veel, eer er iets gezien wordt van een harte
lijk en eenparig zich onderwerpen. Een ieder
heeft zijne eigene ideën zoo lief. O, hoe hebben
wij toch de trekking des Vaders, de tusschen-
komst des Zoons en de werkingen des Geestes
bij voortduring noodig.
Ja, er wordt verlangend uitgezien in sommige
harten naar werkingen en vertroostingen en
bedauwing des H. Geestes. Maar, laten wij
bedenken, dat, als de Heere komt, Hij zich een
gewillig volk maakt. Verootmoediging over
de zonde, losmaking van de zondebanden, ook
van de banden der eigenwilligheid moeten
voorafgaan.
Keert weder, gij afkeerige kinderen en Ik zal
uwe afkeeringen genezen! spreekt de Heere.
Onze tekst wijst hierop zoo duidelykDe
paden des Heeren zullen worden gekend, als
zijnde al goedertierenheid en waarheid zijnen
volke, dus in al Zijne leidingen met hen zal
Zijne goedertierenheid en waarheid of trouw
worden gezien, gesmaakt en genoten, waar
dat volk zyn verbond en zijne getuigenissen
bewaart, dat wil zeggen, waar dat volk in ge
hoorzaamheid aan de getuigenissen (Zijn Woord)
en aan de eischen van het verbond wandelt.
Zou het dan niet onze dure roeping zijn, om
onszelven en elkander tot gehoorzaamheid ook
aan de eischen, des Verbon ds op te wekken.
En zijn wy dan niet in veel afwijking en
onkunde aangaande de zegelen des Verbonds.
Denkt maar eens aan de praktijk des Avond-
maals. En is er ook aangaande den Doop nog
niet veel gebrek aan helderheid van inzichten
zijn daar nog niet vele eigenwilligheden?
En waar deze dingen alzoo zijn, moest daar
niet veel meer ernstig onderzoek worden ge
daan, opdat onder meer in de praktijk des
Doops met blijdschap naar Gods wil en niet
naar den onzen wierde gehandeld?
De eisch van Gods Verbond is, dat de kleine
kinderen der geloovigen zullen worden gedoopt.
Mocht ook hierin de eigenwilligheid, in hoe
schoon gewaad ook gehuld, wyken. Wanneer
zult gij, huisvader! uw kind tot den Doop aan
bieden? De gehoorzaamheid eischt immers:
bij de eerste gelegenheid. Laat dit eens een
punt mogen zijn van biddende overweging.
Immers de verdere gehoorzaamheid aan Ver
bond en getuigenissen staat daarmede in zoo
nauw verband!
Hulsebos.
De Vrije Universiteit vierde haren vijf
tienden jaardag. In Zeeland noemt men dat
een half kroonjaar. In Holland viert men
iederen jaardag feest; en in Zeeland doet men
het volop als het getal tien bereikt of weer
met tien vermeerderd is, en wat minder druk
en kostelijk, wanneer de helft van tien jaren
voor het eerst of bij vernieuwing verkregen
is; de gewone jaardag (de vermeerdering van
slechts één jaar) daarentegen gaat bij de mees
ten zonder eenige drukte voor by. Zijn er ech
ter pijnlijk droeve omstandigheden in het gezin,
dan worden natuurlijk ook de heele en halve
kroonjaren niet feestelijk herdacht. Zeker, de
kinderen Gods gedenken ook in die tijden, in
het midden des toorns voor het heilig aange
zicht van hunnen God en Vader, de ontfer
mingen den jubilaris en in hem aan hen be
wezen.
Dat deed ook de Vereeniging voor Hooger-
Onderderwijs op gereformeerden grondslag.
Voor 's Heeren aangezicht kwam zij te Am
sterdam saam, Vrydag den 18den dezer, om,
onder den voorgang van Ds. Gispen en Ds. van
Dijken, Hem, van wien de zegen afdaalt, te
bidden en te danken; en Maandag vergaderde
zij, als naar gewoonte, in de Schotsche Kerk.
Daar sprak de Hoogleeraar, Prof. Mr. Fabius
over de zonde en het recht. Als wij nu oordee-
len naar hetgeen wij van deze rede lazen, dan
moeten wij zeggen, dat Prof. Fabius eene
frissche, schoone rede heeft uitgesproken. Wij
verkregen zoo den indruk, dat Z. H. G. eene
poging heeft gewaagd eene goed gelukte
om het recht uit het oogpunt der gereformeerde
leer te beschouwen en op te bouwen. Wordt
in die lijn door onze juristen gewerkt, dan
krijgen wij na eenige jaren eene wetenschap
van het fecht, die gehaald i3 uit en overeenstemt
met de beginselen die wij, gereformeerden,
belijden en voorstaan.
Daaraan hebben wij behoefte; want die heb
ben wij nog niet. Ze ligt nog verborgen en
verstrooid in hetgeen onze Gereformeerde
vaderen hier en daar en zoo nu en dan gezegd
hebben. En het was, naar wij weten, meer
dan eens de klacht der jeugdige mannen, die
in het recht en de staatswetenschap opleiding
ontvingen aan de Vrye Universiteit, dat de
Hoogleeraren, h. i., aan dat zoo noodige, veel
belovende maar, veel en grondige studie eischen-
de werk niet genoeg deden.
Hieruit is, naar wij meenen, eigenlyk in den
grond het verschil ontstaan, dat er tusschen de
Hoogleeraren was en op Seinpost uitbrak.
Professor Mr. Fabius, die zich, naar wij er,
zooals gezegd is, over oordeelen kunnen, op
de gewenschte lijn bewoog, droeg, na het uit
spreken zijner belangrijke rede, het rectoraat
voor het volgend jaar aan Professor Dr. Woltjer
over.
Het was feesthoewel een zeer getemperd.
Geen wonder. Veel toch was er dat pijnlijk
aandeed en het hart eer tot weenen dan tot
vreugdebedrijf stemde.
Inderdaad, de omstandigheden waren en
zijn diep treurig. Immers, Mr. A. F. de Savor-
nin Lohman maakte een veertien dagen vóór
dezen feestdag, in publiek geschrift bekend,
dat hij, naar aanleiding van hetgeen op Sein
post voorviel, zal bedanken als Hoogleeraar;
en de heer Hovy deelde eenige dagen latei-
mede, dat hij zal ophouden mede-directeur der
Vrije Universiteit te zijn, omdat hij de ver-
antwoordelykheid, van hetgeen daar voorviel,
niet mee kan en wil dragen. Ach, zoo gaat
de scheuring door, en alzoo krijgen de tegen
standers hun zin.
Wij nu erkennen van ganscher harte dat
het beginsel zuiver moet gehouden worden,
en dat wij niet in de eerste plaats op de personen,
maar wel op het zuiver houden en ontwikke
len van het gereformeerde beginsel moeten
zien; doch, ons is wél bekend, dat er eenigen
tijd vóór de vergadering op Seinpost op politiek
terrein veel plaats had dat kon doen vreezen
voor een afloop naar de ethische en conserva
tieve wateren; maar niet, dat er thans van
den Hoogleeraar iets was openbaar geworden,
hetwelk een optreden als op Seinpost gebood.
Hetgeen op politiek terrein plaats greep
leverde nog de bewyzen niet, dat de heer
Lohman ontrouw aan de Gereformeerde begin
selen geworden en naar de ethischen en con
servatieven was overgeloopen. Er was by en
door hetgeen plaats had nog slechts reden van
vrees gegeven, dat het daartoe komen kon.
Waren er vroeger redenen van bedenking
gegeven dan had men, o. i., ook vroeger moe
ten optreden, maar vooral nu niet, dewyl het
thans voor een zeer groot deel om het leider-