Uit de H. Schrift.
TBIJDAO 11 OCTOBER 1895.
Weekblad gewijd aan de belangen der Gereformeerde Kerken
in Zeeland, JNoord-Brabant en J^imburg.
Ds. J. HULSEBOS, Ds. J. H. FE RIN GA
en Ds. A. LITTOOIJ.
4e Jaargang.
No. 41.
Want de HEERE is onze Rechter,
de HEERE is onze Wetgever, de
HEERE is onze Koning; Hg zal ons
behoeden.
Jesaja 3322
ONDER REDACTIE YAN
Doch Samuel zeide Heeft de HEERE
lust aan Brandofferen en Slachtofferen, als
aan het gehoorzamen van de stem des Hee-
ren? Zie, gehoorzam en is heter dan slacht
offer, opmerken dan het vette der rammen
1 Sam. 15: 22.
Abonnement per 3 maanden f 0.35. Afzonderlijke nos.
3 cent. Advertentiê'n van 1 5 regels 30 cent, iedere
regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels
50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Uitgever:
K. LE C01XTRE
MIDDELBURG.
Berichten, Advertentiën enz., gelieve men
tijdig, uiterlijk Vrijdagmorgen, by den
Uitgever in te zenden.
HET GEWICHT YAN HET OPZIENERSAMBT.
Dit is een getrouw woord:
zoo iemand tot een opzienersambt
lust heeft, die begeert een tref
felijk werk.
1 Tim. 3 1.
Met deze woorden vestigt de apostel Paulus
de aandacht op het groote gewicht van het
opzienersambt. Niet alleen wordt met dit woord
aan den jodgeling, die het leeraarsambt begeert,
het groot gewicht van dit ambt voorgehouden, op
dat hij zichzelven wel en ernstig voor Gods aan
gezicht beproeve en onderzoekeof zijne begeerte
de ware begeerte zij uit den Heiligen Geest,
maar hier wordt het groote belang voor de
geheele Gemeente in het licht gesteld niet
alleen van den leerenden, maar ook van den
regeerenden ouderling.
Met een diep ernstig en plechtig: „Dit is een
getrouw woord", wordt deze onderwijzing aan
gaande het ouderlingambt ingeleid. Èn daarna
wordt het een treffelijk werk genoemd. Treffelijk,
schoon heet het.
Welverstaan is er geen zaliger en eervoller j
taak en arbeid, dan de zielen te mogen ver
zorgen, dan voor de belangen van de schapen
des goeden Herders te mogen waken. Treffelijk
lieet het ook om de genade, die er toe
noodig is, om de geestelijke gaven, waarmede
de Heere Jezus zijne dienaren in naam des
Vaders begiftigt. En de Schrift leert ons ook,
hoe er aan de ware vervulling van dit ambt,
die niet anders kan geschieden dan in voort
durende zelfverloochening, een heerlijk genade
loon is verbonden. Zij spreekt van een goeden
opgang en veel vrijmoedigheid in het geloof.
Treffelijk is het ambt, omdat deszelfs rechte
bediening tot zoo grooten zegen is voor de
Gemeente, tot hare opbouwing, tot oprichting
van het neergebogene, tot terechtbrenging van
het afgedoolde, tot toebrenging van zondaren,
en alzoo tot verheerlijking van Gods heiligen
Naam.
Wy hebben, met het oog op de aanstaande
verkiezingen van ambtsdragers, een ernstig
woord op het hart. Wij meenen het met
droefheid te moeten uitspreken, dat de Gemeente
nog zoo weinig doordrongen is van het gewicht
van het ambt, nu bizonder het opzienersambt,
zoodat de nood, de behoefte aan ambtsdragers
en aan hetgeen deze broeders noodig hebben,
zoo weinig wordt gevoeld, beleden, en voor j
Gods aangezicht gebracht.
De ambten mogen ook al niet onmisbaar
zijn tot het wezen der kerk, tot het welwezen
zijn zij naar Godes Woord onontbeerlijk. Mocht
dit meer worden gevoeld. Met welk eene
teederheid en heilige belangstelling wordt deze
zaak door den apostel Paulus behartigd. Zijn
bevel aan Titus luidt, dat hij, hetgeen nog
ontbrak, voorts zoude terechtbrengen en dat
hij van stad tot stad zoude ouderlingen stellen.
Titus 1 5.
Als de apostel na zjjne eerste zendingsreize
de gemeenten bezocht, lezen wij, dat er in elke
gemeente met opsteken der handen ouderlingen
werden verkoren onder gebeden en vasten.
Hand. 14 23.
De ouderlingen, die wél regeeren, moeten
dubbele eer waardig geacht worden, ook al zijn
deze broeders maar eenvoudige mannen naar
de wereld, ook al zijn zij nog met veel ge
brekkigs omvangen.
Is het niet een opmerkelijk, maar ook een
droevig verschijnsel, dat men met de eischen
van Gods Woord voor zich, zoo weinig ouder
lingen kan vinden, die met alle vrijmoedigheid
kunnen worden voorgesteld, maar ook, dat de
verkorenen vaak zoo gauw zijn in het bedanken.
Is vooral dit laatste wel bestaanbaar voor den
Heere. De behoefte aan getrouwe wachten is
zoo groot, om de Gemeente op te zoeken, te
vermanen en te besturen. En indien de Heere
gaven geeft, mogen deze dan verborgen worden?
Waar is de lust en de begeerte tot het opzie
nersambt? Middelijkerwijze kan de Gemeente
niet groeien en bloeien, maar moet zij kwijnen
indien het rechte opzicht ontbreekt.
En daarom moest dat ambt, waar het tot
ons komt, worden aanvaard met verloochening
van ons zei ven en ziende op Hem, Wiens
kracht in zwakheid wordt volbracht. De Heere
leere ons, dat het opzienersambt een treffelijk
werk is en geve velen daartoe hartelijken lust.
Hulsebos.
KERK.
„De Zending onder Heidenen en Mahomeda-
nen, zooals die door de Gereformeerde Kerken
gedreven wordt, is een zaak, die voortdurend
onze persmannen stof tot schrijven aanbiedt.
'tMag een verblijdend teeken genoemd wor
den, dat bij de Gereformeerden de oogen niet
alleen meer en meer open gaan voor de nood
zakelijkheid van het werk der Buitenlandsche
Zending, maar ook voor de belangrijkheid van
hetzelve.
Hoe meer over deze zaak gesproken en ge
schreven wordt, hoe meer het blijkt, dat de
Zending een zaak is, die ernstige toewyding
en veelzijdige kennis noodzakelijk maakt, ter
wijl zij, die zich geroepen achten in dezen arbeid
bezig te zijn, wel dagelijks mogen bidden om
geduld, lijdzaamheid en zelfverloochening.
De Gereformeerde Kerken hebben, naar eisch
van Gods Woord, een begin gemaakt met dezen
arbeid. Al wordt soms de meening uitgespro
ken, dat er reeds zooveel gevraagd wordt voor
Heidenen on Mahomedanen, toch verraadt men
hierdoor, dat het gevoel van roeping tot dit
werk nog maar in geringe mate aanwezig is.
De Gereformeerde Kerken hebben tot hiertoe
slechts een achttal mannen broeders tot den
arbeid der Zending uitgezonden, terwijl mil-
lioenen zielen aan hun zorge zyn toevertrouwd.
Yan dit achttal kan naar waarheid gezegd wor
den Wat zijn deze onder zoovelen
Door overname van het Zendingsgebied op
Midden-Java door de Gereformeerde Kerken,
hebben deze de bearbeiding van ongeveer 4
millioen menschen op zich genomen, terwijl
slechts een viertal broeders aldaar werkzaam zijn.
Dat er van een met vrucht werkzaam zijn geen
sprake kan zijn, indien niet minstens een dozijn
Zendelingen aan het werk tijgen, ligt in den
aard der zaak.
Wie in het vaderland een Gemeente van dui
zend zielen heeft te bearbeiden, behoeft het
zeker niet op zijn slofjes af te doen, wil hij
zijn taak eenigermate naar eisch vervullen.
Hoe zal het dan mogelijk zijn, dat Zendelin
gen die, wat klimaat en anderszins, in veel
ongunstiger omstandigheden verkeeren dan wy,
ieder eenige honderduizenden op geestelijk ge
bied tot hun recht doen komen.
Willen wy over de vruchten, die de Zending
afwerpt, oordeelen, dan behoort dit te geschie
den met inachtneming van al de omstandighe
den. Wanneer dit geschiedt zal de verwachting
zeker niet hoog gespannen zyn, en zal het geen
verwondering baren, dat er van vrucht onzer
Zending op Midden-Java nog niet veel te zien
is, maar zal dit ook de liefde tot de Zending
niet doen verflauwen, doch veeleer aanleiding
zijn tot meerdere toewijding in gebed en gaven.
Dat de arbeid der Zending niet die vrucht
afwerpt tot hiertoe, welke men zoo gaarne zou
wenschen, is voorzeker te betreuren en behoort
tot ernstig onderzoek te dringen of er ook aan
de zijde van hen, die in dezen arbeid bezig
zijn, oorzaken gevonden worden, die een sto-
renden invloed uitoefenen.
Dat een plant niet groeien wil, kan aan de
plant zelf liggen, doordat zjj krank is aan den
levenswortel, 't Kan echter ook een gevolg
zijn van ondoelmatige kweeking derzelve. Zoo
is het ook hier.
Kan men geloof slaan aan wat nu maanden
achtereen door een deel van onze Gereformeerde
pers den volke verkondigd, dan is de oorzaak,
dat het met onze Zending niet naar wensch
gaat, eenig en alleen te zoeken in de wijze,
waarop deze zaak van uit Nederland geregeld
wordt.
Werd eenvoudig Deputaten het werk uit de
handen genomen en dit op andere wijze door
de Kerken uitgevoerd, dan zou de zaak goed
van stapel loopen.
Dat de Deputaten, waaronder mannen zijn
die op Zendingsgebied de kinderschoenen reeds
ontwassen zyn, gansch en al onberekend zyn
voor hun taak, kan best mogelyk zyn. Dit geeft
echter nog geen recht om, zooals nu geruimen
tijd het geval is, te pas en te onpas deze man
nen openlijk aan te vallen en in staat van
beschuldiging te stellen, waardoor het hun
onmogelijk gemaakt wordt eenigen invloed ten
goede uit te oefenen.
Wanneer toch een blad, dat zich als verzoe
ningsgezind heeft aangemeld, met het oog op
de Deputaten, van minder aanbevelenswaardige
praktijken spreekt, die stellig, hoe eer hoe beter,
de Kerken uit moeten, dan vragen we in gemoe-
de, of zulke uitspraken niet meer schade doen
aan het werk der Zending, dan de minder aan
bevelenswaardige praktijken der Deputaten,
waarvan we in de Geldersche Kerkbode lazen,
in navolging van het Gereformeerd Volksblad