Uit de H. Schrift. VRIJDAG 27 SEPTEMBER 1895. in jZeeland, j\'oord-Brabant en j^imburg. Ds. J. HÜLSEBOS, Ds. J. II. FERINGA en Ds. A. LITTOOIJ. 4e Jaargang. No. 39. "W EEKBLAD GEWIJD AAN DE BELANGEN DER CjEREFORMEERDE J(ERKEN Want de HEERE is onze Rechter, de HEERE is onze Wetgever, de HEERE is onze Koning; Hij zal ons behoeden. Jesaja 3322 ONDER REDACTIE VAN Doch Samuel zeide Heeft de HEERE lust aan Brandofferen en Slachtofferen, als aan het gehoorzamen van de stem des Ilee- ren Zie, gehoorzam en is heter dan slacht offer, opmerken dan het vette der rammen 1 Sam. 15: 22. Abonnement per 3 maanden 0.35. Afzonderlijke nos. 3 cent, Advertentiën van 1 5 regels 80 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Uit getier: K. L E C01 NT RE MIDDELBURG. Berichten, Advertentiën enz., gelieve men tydig, uiterlijk Vrijdagmorgen, bij den Uitgever in te zenden. EEN VOLKOMEN HART. Toen werd de man Gods zeer toornig op hem, en zeide: Gij zoudt vijf- of zes maal geslagen hebben, dan zoudt gij de Syriërs tot verdoens toe geslagen heb- i:>en; doch nu zult gij de Svriërs driemaal slaan. 2 Kon. 13 19. Een nabij-Christen kan voor het uiterlijk in veel op den waren Christen gelijken, maar onder meer mist hij ook dit kenmerk des waren geloofs, dat bestaat in eene gansch volkomene overgave aan den Heere, en dat het door Gods genade blijft volharden. Niettemin is het voor Gods volk nog zoo gedurig noodig, dat het ernstig tot getrouwheid en eene volkomene overgave wordt vermaand, omdat zij in zich- zeiven onbekwaam en met de zwakheid en het overblijfsel der verdorvenheid des vleesches, met wereld en satan hebben te strijden. Zij kunnen den Heere en de leiding zijns Geestes geen oogenblik missen. Onze tekst voert ons terug tot de geschie denis van Israël in de tien stammen, die na Salomo's dood van Davids huis waren afge scheurd. En hoewel zich onder die tien stam men de koningen en het volk in afgodenver- eering en beeldendienst verliepen en den Heere vertoornden, hield [de Heere toch niet op, ook onder hen zijne gezanten te zenden, ja. geen tijden gingen daar voorbij, waarin de profeten des Heeren, hoe ook verworpen en vervolgd, niet getuigden voor het volk, tot bekeering maanden en Gods oordeelen aankondigden. En onder die godsmannen denken wij dan voor namelijk aan Elia en Elisa. In ons tekstver band wordt ons verhaald van het laatste ziek bed van den zeer bedaagden Elisa, het ziekbed, dat zyn sterfbed zou worden. Niet altijd stcto- den Israels vorsten vijandig tegen de profeten over. Ook nu ontmoeten wij eenen vorst, die den profeet .lief had en weende bij de gedachte, dat Elisa, de godsman, weldra zou worden weggenomen. Maar zijn hart was niet volko men met den Heere. En 't verhaal bericht ons, hoe deze oppervlakkigheid en dit naam- belyden nog tot smart was voor den man Gods, zelfs op zijn sterfbed. Joas heette de vorst, de kleinzoon van Jehu, die over den profeet weende, en nochtans niet afweek van al de zonden van Jerobeam, den zoon van Nebat, die Israël zondigen deed. Maar hoe lang reeds getergd, bleef de Heere nog aan Israël geden ken, en verloste Hij het telkens weder uit de handen zijner vijanden. Onder die vijanden behoorden ook de Syriërs, juist in dien tijd van Elisa's sterven verwekte hun macht veel vrees en bezorgdheid. En nu had de profeet aan den Koning nog weer een bewijs van Gods groote weldadigheid en lankmoedigheid aan te kondi gen over land en volk, vor3t en overheid. Het is den koning zeer goed bekend, hoe Eliza diep ternedergeslagen was geweest bij het heengaan van Elia, en in dezelfde, toen door Elia gebruikte woorden, hoewel hij er de kracht niet van verstond, drukt hij zijne droefheid uit over het naderend einde van Elisa, Mijn vadermijn vader! wagen Israels en zijne ruiters Nu laat Elisa den koning eenen pijl afschieten tegen het Oosten terwyl hij zijne handen op 's konings handen legde. Dit was, zoo vernam Joas uit Elisa's mondeene pijl der verlossing des Heeren, en eene pijl der verlossing tegen de Syriërs. Nu moet Joas met de pijlen tegen de aarde slaan. Hij had dat moeten doen, tot hem geboden werd, op te houden. Doch hij sloeg slechts driemaal. Zijn doen in dezen was aarzelend en ongeloovig. Vandaar de toorn van den godsman. Vyf of zes malen hafl hij moeten slaan, dan zouden de Syriërs tot verdoens toe zyn verslagen geweest. Is deze Joas en zoovelen meer, als de Schrift ons leert kennen, ajs Jjebbende op twee ge dachten gehinkt, niet een waarschuwend voor beeld voor die allen in ons midden, die wel uitwendig, maar nog niet waarlijk inwendig voor den dienst des Heeren hebben gekozen. Niet alleen, dat zij in al hun doen, weifelend dubbelzinnig en onvruchtbaar zijn, maar hoe bedriegen zij 8bk zichzelven voor de eeuwig heid! Daar zy meenen iets te zijn, zijn zij niets en zijn nog in de macht van den vorst der duisternis. Moge hun oog nog voor hunne ellende opengaan. Maar ook de kinderen Gods ontvangen hier vermaan en besturing. In de voortdurende reformatie van hun hart, hun huis, hun kerkelijk leven moet met besliste ge hoorzaamheid worden doorgegaan, opdat de Syriërs (de zonde) tot verdoens toe worden geslagen. En zijn wij van ons zei ven tot hinken steeds geneigd, dan alleen 'toog op Hem, die de Ge trouwe is! Hulsebos. KERK. Emeriti, enz. In de verschillende Kerkelijke bladen ver schijnen v.;n tyd tot tijd redactie-artikelen of ingezonden stukken over de verzorging van de Emeriti-predikanten, en van de Predikants weduwen en Weezen." En bij de opgaven der Kerkbeurten zien wy soms collecten voor deze verzorging vermeld. Dit doet ons steeds pijnlijk aan. De zaak is voor dit alles toch te kiesch en te duidelyk. De woorden van Art. 13 K. O. zijn duidelijk. De verklaring der Generale Synode van 1893 is het evenzoo. De Kerken hebben erkend en terecht, want de Bedie naar des Woords kan bij zijn ambt geen andere betrekking voegen om zijn inkomen te ver meerderen, en de Kerken hebben naar de Schrift beloofd (men zie slechts de brieven aan de Corinthiërs) dat zij „zonder zorge" zouden zijn, dat deze verzorging geen zaak van barmhartigheid is, maar een van recht en plicht. En deze zorge voor emeritaat, is geen weelde; want de Kerken zelve hebben immers deze kracht verbruikt. En de zorge voor deze Weduwen en Weezen is geen zondige bezorgd- heid, maar van geboden zorgvuldigheid', want „zoo „iemand zijn eigen huis niet verzorgt, j die is erger dan een ongeloovige," zegt de Schrift, 't Moet dus in de belofte van het i „zonder zorge" zijn begrepen wezen. Op den weg der Deputaten voor deze zaak ligt het om te adviseeren, hoe men naar Art. 30 ten deze zal samenwerken; hoe men de i vrijheid der consciëntie in deze handhaven zal; hoe men Artt. 30 en 13 der K. O. overeen brengen zal (geen zware taak, maar die wat voorzichtigheid van uitdrukking eischt); hoe men de woorden „in hun nooddruft" verklaren zalhoe men liet ten deze zoo leugen achtige, vrijwilligheidsstelsel verreweg doen, en aan het collecteeren in deze een einde maken zal, enz. Ware misschien ook goed, geheel de uitvoe ring van en inzameling voor, en uitkeering naar Art. 13 eenvoudig als onderafdeeling te brengen onder het hoofd: „hulpbehoevende Kerke»?" Besturen, Commission, of Deputaten Op Zendings- en ander gebied is tegenwoordig verwarring van denkbeelden en verschil van meening over de bevoegdheid van allerlei Kerkelijke Deputaten, en bovenal van Deputaten tot de Zending onder Heidenen en Mahome- danen. Eene verwarring en verschii, die op deze (en andere) gewichtige belangen waar lijk schadelijk werken. In de Kerken, in het „Synodaal Genootschap" bekneld, heeft men jaren lang gecstelyk ge leden onder de diep zondige machtsaanmatiging van „Hoogere Besturen," die in lijnrechten strijd met menige uitspraak der Schrift, heer schappij voerden over het erfdeel des Heeren. In de Christelijke Gereformeerde Kerk, niet de scheurmakende groep, die zich tegenwoor- diglijk met dien terzijdegelegden naam tooit; maar de oude Kerken der separatie van 1834. en later) is een tijdlang op Kerkelijke Verga deringen een taal te lezen en te beluisteren geweest, en misschien wel eens een enkele maal handelingen waar te nemen, waaruit (hoeveel beter ook bedoeld) aanleiding te nemen ware, om een komen tot hetzelfde euvel te gaan vreezen. In de „Synodale Kerken heelt men een Com missie gehad, die als zelfstandige heerscheres op tredend, eer opperbestuur dan Commissie mocht heeten, en op allernoodlottigste wijze de Kerken ten verderve voortdreef. In de zooeven genoemde Christelijke Gere formeerde Kerk heefr. men Commissiën gehad, die in bedenkelijke mate zelfstandig waren. De Commissiën voor de „Inwendige Zending" in verschillende Provinciën, de „Commissie voor de Zending onder Israël," de Commissie voor de Heiden zending, de Synodale Commissie, het Curatorium van de Theologische School vormden een imperium in imperio (een zelfstandige regeermacht in den staat), waartegen alleen om den onloochenbaar goeden wil der broederen, die met deze bedenkelijke macht bekked werden weinig of niet bedenking werd ingebracht. Toen eenerzijdsde Kerken met het „Besturen-" stelsel brekend in doleantie gingen en ander zijds het Reglement van 1869 werd terzyde

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1895 | | pagina 1