Uit Kerk en School.
staan. En de vraag mocht bovendien gesteld
worden, hoe zulk een uitgave bij de vele herdruk
ken in verschillend formaat gewaarborgd worden
kon. Zoo zou het dan toch op willekeur (maar
nu vermomd en dus gevaarlijker) uitloopen.
Of het zou tot versteening en tot verkettering
komen. In beide gevallen grootelijks tot nadeel
der Kerken.
In deze (niet door ieder gevoelde, maar
daarom nochtans niet minder ernstige) ver
legenheid, wordt voor de Kerken een derde
weg geopend door de Bijbel-uitgave der
Gereformeerde Hooglecrareir, Kuyper, Ba-
vinck en Rutgers.
In een volgend artikel hopen wy op deze
zeer belangrijke Bijbel-uitgave terug te komen.
Feringa.
Gaf de Zuider-kerkbode onzen lezers de laatste
weken een en ander over onzen onvergetelijken
Ds. Ploos van Amstel, onze lezers veroorloven
ons ook nog iets van dezen onzen beminden
broeder te geven. Het zijn de laatste woorden
en wel een woord, dat blijkens dten inhoud, voor
het geheele Nederlandsche volk bestemd is, en
een woord, dat hy in het bijzonder aan het
adres van zijn vele vrienden en vriendinnen
schryven liet.
Het is mij eene aangename taak naar
mijn vermogen te mogen medewerken, dat
deze goede woorden van een hooggeschatten
vriend en broeder door allen gelezen worden.
Zij luiden als volgt:
„Een woord tot ons gansche volk in
Nederland van den NU overleden
predikant J J. A. PLOOS VAN
AMSTEL, te Reitsum.
Het is mij eene behoefte, sinds jaren door
my gevoeld, om, zoo mogelijk, allen een enkel
woord toe te spreken en wel bij gelegenheid
van mijn sterven.
O, volk van Nederland, van God zoozeer
beweldadigd boven vele natiën, vergeet toch-
niet dien God, Die ons tot op heden bewaard
en gezegend heeft.
Vergeet niet dieqi; Öhristus, die de eenige
Verlosser en Zaligmaker is van zondaren. Ver
werpt toch niet de genademiddelen, die Christus
ons verworven heeft.
Velen klagen over achteruitgang op maat
schappelijk gebied. Velen gevoelen zich diep
ongelukkig in hun gemoed, gevoel eener wel
dadige malaise of levenswalging. En de reden
daarvoor is, dat zij God verloren hebben, dien
God, die de eenige Bron is van alle waarachtig
leven en zaligheid. De mensch heeft in het
Paradijs zijn God verloren door de zonde en
nu doet hij alle moeite om dat verloren Para
dijs terug te vinden, maar altijd buiten den
rechten weg.
De eenige weg tot hervinding van dit Para
dijs en den waren vrede en vreugde is Chris
tus, die ons van God gegeven is tot verlossing
en zaligheid om ons tot God te brengen.
Zullen wij gelukkig zijn, dan moeten wij
met God verzoend worden, door onzen Heere
Jezus Christus, Die de eenige en zekere weg
is tot verlossing en ware zaligheid.
Voor iemand, die een gebroken arm of been
heeft, helpt niet de verkwikkelijkste lafenis.
Wat hij noodig heeft, is dat zijn arm of been
gezet en weder geheeld worde.
Al het andere kan hem niet helpen. En
zoo ook kan voor den van God afgevallen
mensch niet in waarheid helpen dan dat hy
in Christus leere gelooven, met God verzoend
en in Hem weder al Zijne levenskracht en
ware verheuging vinde.
Zoekt dan God in Christus en leeft. Onder
zoekt weer dien ouden, maar nooit verouderden
Bijbel.
Waar die Bijbel weer in eere komt, daar
komt orde, welvaart, vrede en blijdschap.
Die den Heere vindt, die vindt het leven,
maar die Hem haten, hebben den dood lief.
Het waarachtige leven worde u toegewenscht
van uw heilbiddenden vriend
J. J. A. PLOOS VAN AMSTEL."
(Gron. Kerkbode).
„Een woord van wijlen
Ds. J. J. A. Ploos van Amstel
predikant te Reitsum.
Aan alle betrekkingen of belangstellende
vrienden en vriendinnen in Christus, die in
meerdere of mindere mate het beginsel der
waarheid naar de belijdenis zijn toegedaan.
U, myne familie roep ik by dezen toe:
Beproef u zeiven, of gij tot de familie van
Jezus behoort. Zoo wie mijn wil doet, die is
mijn moeder of broeder of zuster. Zoeken wij
vooral die geestelijke betrekking op den Heere
Jezus, waardoor het sterven verslonden wordt
tot overwinning en wij leeren leven in eeuwig
heid.
Het ga u wel. De Heere zegene u op al
uwe wegen.
Voorts heb ik een kort woord voor mijne
vele vrienden en vriendinnen in de Gerefor
meerde Kerken.
Ik gevoel mij zeer aan u verbonden. Ge
draagt u waardiglijk de roeping, waarmede gij
geroepen zijt als kinderen des lichts, als dis
cipelen van den Heere Jezus, als naamdragers
des Heeren, als van den Heere geroepenen,
om weder te keeren tot de paden des rechts
en der waarheid. Dat het u niet genoeg zy
ge-reformeerd te heeten, maar dat het u be
hoefte zij waarlijk gereformeerd te zijn.
Dat het u niet genoeg zij te roemen in den
welstand van een uitwendigen kerkstaat, maar
steeds te bedenken, dat des Heeren huis een
geestelijk huis is en dat tot den wezenlijken
welstand van dat geestelijk huis behoort, niet
alleen dat de waarheid zuiver gepredikt wordt,
maar ook dat men met den apostel zeggen
kan: „Ik heb geloofd, daarom ook heb ik ge
sproken", als voorts wat wij aangeteekend
vinden 1 Joh. 1 1.
Al zyn wij nu geene Apostelen, blijft het
toch steeds waar, dat het Evangelie eene kracht
Gods is tot zaligheid een iegelyk, die gelooft.
Predikers, die zelf de waarheid niet kennen
voor hun eigen hart, zijn een aller bedroefdst
verschijnsel in de gemeente des Heeren. Zij
zijn gelijk aan doode muziekinstrumenten,
waaruit men allerlei tonen kan halen ten goede
en ten kwade.
Tot den welstand van de gemeente des Hee
ren behoort allereerst, dat hare gezanten zijn
dienaars van den Heere Jezus Christus, die
door zijne genade zijn verlost en gezaligd en
Hem van ganscher harte liefhebben en dienen.
Dan is zoo noodig, dat ln de gemeente des
Heeren eene gelijkvormigheid besta aan het
lichaam des Heerendat Christus in haar eene
gestalte hebbedat Hij door het geloof in hare
harten wone en zij' in de liefde geworteld en
gegrond zy.
Als wij een mensch ontmoeten, behoeven
wy niet kng te gissen en te raden of het een
mensch i-s. Wij weten dit dadelijk, omdat hij
er op gelijkt.
Zoo ook, als wy waarlijk tot de gemeente
des Heeren behooren en wij in gezond geeste
lijken toestand verkeeren, dan blijkt het al heel
spoedig, dat wij waarlijk tot de gemeente des
Heeren behooren en wel eenvoudig, omdat wij
op haar gelijken.
Daartoe behoeven wij geen vroom schijntje
aan te nemen. Zulk een schijntje geeft niets.
Wij gelijken op haar door de kracht van in
wendige hartsvernieuwende genade in Christus,
gelijk wij lezen: „Die in Christus is, die is een
nieuw schepsel; het oude is voorbijgegaan,
ziet, het is alles nieuw geworden."
De waarlijk wedergeborene wordt vernieuwd
in al zijn handel en wandel. Aan hem kan
men in alles en in alle opzichten bemerken,
dat hij een discipel van Jezus is, althans voor
-een goed kenner en een nauwkeurig opmerker
in zake de dingen van Gods koninkrijk.
Vervolgens hebben wij de gemeente er zeer
op te wijzen om weder te keeren tot de een
voudigheid des geloofs.
Er is zooveel opgesmuktheid, onwezenlijkheid
en formalisme in zake de dingen van Gods
koninkrijk, en dat is zoo tegen het Woord des
Heeren in, bevordert zoozeer den onvrede des
gemoeds en de krachteloosheid des nieuwen
levens.
Men is vaak meer vol van stelsels dan van
het leven, zooals het in God door Christus is.'
Vraagt men, mag men de zaken zoo eenvoudig
opnemen, dan is het antwoord: Zeker, waar
de Heere zélf ons dien weg zoo eenvoudig heeft
gemaakt en voorgesteld, dan mag men zeggen
wee dengene, die den weg ten hemel anders
voorstelt dan de Heere gemaakt heeft.
Maar een iegelyk moet weten, dat er eene
zeer moeielijke zaak verbonden is aan het
discipelschap van een Christen.
En dit is, naar Christus heeft gezegd, dat
wie niet verlaat al wat hij heeft, zijn discipel
niet kan zijn. Voorts, dat zoo iemand het
koninkryk Gods niet ontvangt als een kindeke,
hij hetzelve niet kan ingaan en dat, wie iemand
of iets liever heeft nevens Hem, zijns niet
waardig is.
Alzoo komt het op het wezen van de zaak aan.
Het zalig worden is gemakkelijk, maar al
leen voor hem, die alles om Christus' wil
verlaat, en in den Heere al zijn heil en zalig
heid vindt.
Tenslotte nog een woord tot de Gerefor
meerden. Wilt niet laag zien op hen, die niet
tot de Gereformeerde Kerk behooren, noch
roemt, dat gij er wel toe behoort, als of zulks
op zich zelf genoeg ware.
Het zal er in nood en dood op aankomen,
dat wij waarlijk wedergeboren zijn, dat wij
Jezus toebehooren, dat wij geloovigen in Chris
tus zijn, kinderen Gods en erfgenamen van
het eeuwige leven. Rusten wij toch niet, eer
wy het onwankelbaar kenmerk van het geloof
in Christus en van het kindschap Gods in ons
hebben, n. 1. het getuigenis des Heiligen Geestes
in ons, opdat wij met zekeren tred onzen
weg naar de eeuwigheid vervolgen en wij de
eeuwigheid met blijdschap mogen ingaan, om
alsdan ten volle en voor eeuwig die vruchten
volop te genieten, datgene, wat ons hier op
aarde in het land der vreemdelingschap reeds
in zoo menig oogenblik verkwikt heeft.
J. J. A. PLOOS van AMSTEL."
(Friesche Kerkbode).
Littooij.
Beroepen te Werkendam (A) A. H. Gezelle-
Meerburg te Delft: te Middelharnis G. W. H.
Esselink te Sliedrecht; te Scharnegoutum A.
Roorda te Zuid-Beijerlandte Broek op Lan-
gendijk H. J. Willering te Arum; te Oostzaan
Ds. Moll te Zwarte waalte Gouda G. J. D. Aal-
ders, cand.te Cubaard K. Troost te Vollen-
hove; te Bunschoten W. Bosch te Vrijhoeve
Capelle.
Aangenomen naar Hoofddorp door]A. M.
Diermanse, cand.
Bedankt voor Hollandsche veld door J.
Dekker te "Wezep; voor Surhuisterveen door
J. Buikema te Musselkanaal.
Naar Transvaal!
Eene bijdrage tot practische oplossing van den
socialen nood.
Aldus luidt de titel van een ons toegezonden
brochure, waarin een machtig plan ontwikkeld
wordt, ten doel hebbende een groot deel van-
ons Nederlandsche volk naar de Transvaal te
doen verhuizen.
Gegadigden die voor zulk eene verhuizing
evenwel in aanmerking wenschen te komen,
moeten minstens duizend gulden storten inde
kas der vereeniging, maar hiervoor ontvangen
zy dan ook vrije overtocht en eerste vestiging
in een te stichten kolonie aan den Zuidelijken
piek van Afrika, in de half tropische Trans
vaal. Afgedacht nu van al de verdienstelijk
heid, die in het streven van de oprichters en
bestuurders van dezen nieuwen bond schuilt,
zouden wy onze consciëntie bezwaren, indien
wij deze plannen in de hand gingen werken.
Niet omdat wij vreezen deze heeren meenen
het niet goed; of omdat zij duchten zouden,
dat zij, als zoovele andere maatschappijen en
bonden, die in hetzelfde genre reeds kwamen
en gingen, hun eigen voordeel bedoelen,
maar reeds daarom durven wij ook dit plan
niet te steunen, omdat wij gelooven:
a. het zal weer op teleurstelling voor de arme
emigranten uitloopen en b. wij zien in emigra
tie uit Nederland naar Transvaal evenmin als
naar N. of Z.-Amerika of waarheen elders ook,
geen praktische oplossing van den socialen nood.
De sociale nood van dezen dag is dq wereld-
nood.
Hem heft ge niet op voor uw landgenooten,
door middel van emigratie of immigratie van
hier naar elders. En zoowel in de Trans
vaal als in Nederland blijft het Schriftwoord
gelden voor den mensch: „in 't zweet uws
aangezichts zult ge uw brood eten." Daarbij
komt dat de bodem in Nederland nog ruim
genoeg is om al zijn inwoners rykelijk met
inkomsten te dienen; en
dat voor 10 gezinnen van protestantschen
en gereformeerde huize die ons vaderland ver
laten minstens 15 roomsche gezinnen de plaats
der eersten komen innemen, tengevolge waar
van het vaderland al meer onder een geheel
verdervenden invloed geraakt.
Wij begrijpen dan ook niet, dat onze man
nen, dat inzonderheid onze gereformeerde man
nen deze dingen niet inzien en tot geen prijs
zouden wij iets van de verantwoordelijkheid
op ons durven nemen, die blijkbaar de leiders
van dezen nieuwen emigrantenbond aandurven.
Wij roepen ten slotte al onze mede-christenen