Uit Kerk en School.
I)s. Johannes Jacobus Asuerus Ploos v. Amstel.
a ch tui: uitgang.
het vele waarvoor men met Chrysostomus zou
mogen uitroepen: „Gode zij dank voor alles,"
mag ook dit zijn, dat wij door Zijne Genade
nog in ons sterven Hem dienende en den
Zijnen van nut mogen zijn!
Daar is nog wel een andere klasse van lieden
de lieden, die niet bij hun sterven geven, en
bij hun leven evenmin. Zij denken met het
bekende rijmpje „Behoudend zijn is 't beste deel,
Ook financieel."
Zij vergeten dan echter het woord onzes Heeren,
dat wie zijn leven zal willen behouden het zal
verliezen: en dat andere woord des Heilands:
Het is zaliger te geven dan te ontvangen. Een
soort lieden van wie de beroemde Spurgeon
zoo juist geschreven heeft in zijn zoo lezens
waardig boekske „De Bijbel en de Courant"
„Ik twijfel niet, of sommigen van hen staan
nu op den uitkijkzij zijn zeer bijzonder op hunne
hoede tegen degenen die telkens roepen opdat
hunne harten niet gebroken worden; want hunne
bankbiMetten houden zij gaarne heel. Gelijk de
ganzen van Nieuw-Engeland altijd weer om
St.-Michiel de wouden binnen trekken, zoo kan
men er op rekenen, dat zij altijd absent zijn,
wanneer ze om eenige zelfopoffering aange
sproken mochten worden, Zij hebben een geloof
dat behoudt: maar het behoudt niet hunne zielen
het behoudt hun geld in hunne kist"
Voor zoover zulke lieden in onze Kerken
mochten wezen, zal 't wel het beste zijn, dat
er met hen minder over legateeren worde ge
sproken dan over geven bij hun leven. Anders
wordt het legateeren soms een middel om te
geven zonder dat men de pijn heeft om van
het lieve geld te moeten afscheid nemen. Of
(wat nog waarschijnlijker is) wordt het beloven
van een plaats in het testament een middel
om de vragers weg te zenden zonder gewetens
klopping. Maar voor dezulken was ons stukske
niet. Trouwens zij zullen al wel voor een of
andere extra-collecte op den loop zijn gegaan.
Ons stukske is slechts geschreven voor warme
harten om hun te raden: Toont bij Uw leven
Uw geloof en Uw liefde ook ki Uw geven; en
maakt bovendien Uw testament tot een warmen
handdruk bij het scheiden.
Een zware slag.
Een zware slag heeft op, den tweeden dezer
maand onze Kerken getroffen. „Vader Ploes"
is naar Huis gehaald. En met dat heengaan
zijn onze Kerken alweer zooveel armer aan
wat zij zoo zwaarlijk ontberen kunnen: een
man des gebeds en des vredes.
Hij was nog zoo jong, al was hij sints jaren
„Vader Ploos." Hij was zoo frisch, al bloeide
de amandelboom reeds lang. Hij was zoo
hartelijk en trouw, ook zelfs bij verschil van
inzichten. Bovenal, hij was zoo teer.
In hem, evenals in onzen van den Bergh
(zoo geheel verschillend en toch zoo geheel
verwant), verliezen onze Kerken eene gave Gods,
wier gemis beter gevoeld dan beschreven wordt.
Iets geestelijks, iets feeders, iets, dat aan om
gang met God herinnerde en tot omgang met
God lokte en drong.
Wij zijn vaak zoo intellectualistisch. En
daarbij vaak zoo hard, zoo prikkelbaar, en zoo
scherp. Eindelijk zoo veelszins geneigd op het
uitwendige te turen, en er den innerlijke ziels
gemeenschap met den Heere voor achter te
stellen. Dan verkoelt zoo vaak de broederlijke
liefde. En het goede, dat verricht en verdedigd
is, krijgt zoo iets hoekigs, dors, en kouds!
Vader Ploos is door zijnen Meester naar Huis
gehaald. Wie zou 't hem misgunnen?
Maar wie ook, die hem gekend heeft, en hem
dus liefhad niet van harte deelen in den
rouw der zijnen
Om hunnentwille. Maar ook om zichzelf.
En ook om onze Kerken.
Of moeten wij ons niet de vraag stellen, wat
de Heere ons met deze dingen te leeren heeft?
Zoo herhaaldelijk jonge predikers uit ons
midden weggerukt.
Ed nu weêr een van hen, die vooraangingen
in den strijd der laatste jaren, en die evenals
Dr. Mr. van den Bergh in dien kring zulk een
eigenaardig element was, dat zoo bijna onmis
baar heeten mocht.
Roept de Heere ons niet hiermede tot zelf
onderzoek en tot terugkeer in menig opzicht.
De hand in den boezem, Broeders, en een
plekje in de binnenkamer voor U en voor my!
Och, of het ook hier mocht worden „Uit ver
lies winst!
De Heere trooate de bedroefden! Oek de
bedroefde KerkenEn Hij geve ons vermeer-
dering van bidders en vredem akers
Klundert, 6 Aug. 1895.
J. H. Ferinoa.
Vier achtereenvolgende weken schreef ik niet
in deze Kerkbode. Anderen arbeid voor de
Kerken vroegen een veertien dagen mijn tijd
en krachten, en daarna veroorloofde ik mij
eenige dagen vacantia te nemen.
Nu is de tijd van rusten en hetgeen voor
de examens te Kampen te doen was voorbij
en kan alzoo de meer gewone arbeid weer wor-
den verricht.
Met de professoren van de eigene inrichting
der Kerken, ter opleiding voor de bediening
des Woords, waren de curatoren, door de ver
schillende prov. Synoden benoemd, de evenge-
noemde dagen te Kampen werkzaam.
Voor het eerst waren ook twee broederen
(Dr. van Goor en Ds. Hania) van de weleer
Nederduitsche Gereformeerde Kerken tot ver
zorgers der Theol. Schooi aangewezen en mede
werkzaam.
De onderlinge liefde en het familiaar echt-
broederlijk verkeer was, Gode zij dank, er niets
minder om.
De inderdaad drukke werkzaamheden namen
haren gewonen gang en de dagen, te Kampen
doorgebracht, waren recht aangenaam.
Wel gaat het altijd aan het hart, wanneer
na het onderzoek, den jeugdigen broederen niet
de begeerte des harten kan gegeven worden.
Met een zevental was dit bij de litterarische
studenten het geval. Van de 21, die dit examen
ondergingen, werden 14 tot de studie in de
theologie bevorderd. Van de 10 broederen, die
het eerste theologisch examen deden, werden
8 toegelaten tot de studie in de vakken van
het laatste jaar. Ook waren zij gelukkiger die
zich aan het laatste, aan het praeperatoir
examen onderwierpen een en twintig
zegge 21 broederen werden beroepbaar verklaard
slechts met een tweetal kon dat nog niet ge
schieden.
Dat een zevental van de litterarische studen
ten niet tot de theologie bevorderd werden,
komt öök omdat de eischen voor dit examen
telken jare zwaarder wordenzelfs is nu beslo
ten, dat de examinandi het peil der vijfde klasse
moeten bereikt hebben alvorens ze hunne studie
in de theologie kunnen aanvangen. Wel kan
men uit eene lagere klasse zich voor bedoeld
examen aanbieden en examen doenmaar, om
toegelaten te worden, zal men moeten weten,
wat in de 5e klasse gedoceerd is en van de stu
denten, die haar afgeloopen hebben, geëischt
wordt.
't Is te hopen, dat wij het voorrecht zullen
hebben, overeenkomstig het besluit der Gene
rale Synode, weldra een leeraar te kunnen
benoemen én voor de oude én voor de nieuwe
letteren. v
Tot gelijkmaking der examina is besloten en
daarnaar wordt gestreefd; ja, die kunnen wij
langs dezen weg in dit opzicht bereiken. En
het is niet tegen te spreken, dat, om met vrucht
de theologie te bestudeeren en van de littera
rische opleiding voortdurend te profiteeren, het
peil voor dit examen moest worden verhoogd.
Het excelsior behoort daarenboven tot de ge
schiedenis en de leus der eigene inrichting.
Littooij.
Ds. Ploos van Amstel van Reitsum is niet
meer hier. Vrijdag, 2 Augustus j.l. riep de
Heere dezen zijnen dienstknecht tot zich.
Niet alleen voor zijne betrekkingen en vrien
den, maar ook voor de kerken is zijn heengaan
een verlies. De Heere had ons veel in dezen
broeder en leeraar gegeven. Hij had de gave
van zoo eenvoudigzoo aangrijpend, zoo ernstig
het rijke Evangelie te verkondigen.
Hij leefde met hart en ziel in de zaak- van
de vrijmaking der kerken in 188ö en volgende
jaren en ijverde ook met de volheid van zijn
liefhebbend hart voor de vereeniging aller
Gereformeerden.
Gode zij alleen dank voor wat Ploos van
Amstel was en doen mocht in Zijn koninkrijk.
Maar de Heere wil ook, dat wij de zoodanigen
en hunne nagedachtenis in waarde zullen
houden.
Het leven was hem Christus, het sterven
was hem gewin.
Mogen wij, die overblijven, winste doen met
zijn voorbeeld- En ruste nog ryke zegen op
zjnen arbeid.
Een Duitsch vorst uit vroegere tijden had
als wapenschild eene brandende kaars met
het omschrift: Anderen dienende wordt ik
verteerd".
Wie Ploos van Amstel mocht gadeslaan in
zijnen onvermoeiden ijver en hartelijke opge
wektheid, waarmede hij sprak en arbeidde op
het gebied van kerk en school enz., kon ook
op hem, dit devies toepassen: Hij heeft zijne
krachten besteed in den dienst Zijns Heeren.
Niet alleen voor kansel en katheder werkte
hij, maar ook voor de pers. Vele zijn zijne
geschriften en artikelen (vooral in de Friesche
Kerkbode) zijn werkje: „Wiemoet gehoorzaamd
worden in de kerk: Christus of de Synode.is
in duizenden bij duizenden exemplaren gedrukt
en verspreid, en heeft velen de oogen doen
opengaan voor het zondige en onschriftuurlijke
der Synodale organisatie.
Trooste de Heere de bedroefde weduwe en
kinderen en vervulle Hij in zijne kerk de ledige
plaatsen van zijne dienaren, die Hij opwacht.
Ds. Ploos van Amstel bereikte den leeftijd van
59 jaren en 9 maanden, en diende ruim vier
en dertig jaren in het ambt van: Bedienaar des
Woords
Hulsebos.
Beroepen te Hollandse lieveld J. Dekker te
Wezep, te Hoofddorp A. M. Diermanse, cand.
te Apeldoorn, te Burum J. K. v. Haeringen
te GenSeren, te Wolvega K. Doornbos, cand.
te Appingadam, te Kockengen J. H Koers,
cand. te Ulrum, te Gees S. Veltman te Haar
lemmermeer.
Onder het opschrift „Doopspractijk" maakt
Dr. W. in de Geldersche Kerkb. melding van
het ingez. stuk in de Z.-Kerkb. „Vader öf
Moeder", en zegt dan„Ons dunkt ook de
„oude palen" moest men allerminst in dezen
verzetten. Nog dezer dagen kwam ons ter
oore, hoe een onzer zalig ontslapen vriendinnen
nog op haar sterfbed verhaalde, dat zij omtrent
den doop barer kinderen ver de meeste geestelijke
werkzaamheden had mogen oefenen, toen haar
jongste zoontje een paar dagen na zijn geboorte
door den vader werd meegenomen om in het
midden der gemeente het teeken en zegel te
ontvangen van den God des Verbonds en zij
in de stille kraamkramer het mot hare gebeden
vergezellen mocht
In sommige bladen van de Anti-Revoiutionaire
pers is in den laatsten tijd gewezen op treurige
verschijnselen in ons openbaar volksleven.
De Pr. Noordbr. zegt in betrekking tot de
Lombok-hulde aan Generaal Vetter en andere
Lombokhelden gebracht:
„Toch was onze blijdschap niet ongemengd,
en 'tmoet ons van het hart, dat we het niet
anders dan betreuren kunnen, dat ook hier
weer geëindigd werd in den mensch.
Het schijnt wel, dat het tegenwoordig op alle
terrein tot den goeden toon behoort, niet meer
van een drieëenig God te gewagen.
Men hoort wel roepen: „geef den keizer, dat
des keizers is", of wil men „geef den mensch,
wat des menschen is", maar daarmee eindigt
helaas de gedachte. De volzin is afgeloopen,
en voor het „en Gode, wat Gods is" heeft men
tong noch oor.
Als het om het opiumverbruik gaat, moet
er „met de bestaande toestanden gerekend"
worden. Het bleek bij het jongste Kamerdebat
over het rechtstreeks bestuur op Lombok nog
duidelyk.
Maar als het om de verkondiging van het
Evangelie gaat. als er mannen opstaan, die iets,
ja veel willen doen voor het moreel van den
inlander, van den soldaat, en hun de blijde bood
schap des heils brengen, neen, we behoeven het
niet met veie woorden te zeggen: art. 123van
het Regeerings-reglement is in dit opzicht wel
sprekend.
Het is goed en schoon voor het Vaderland
te sterven, hebben de ouden reeds gezegd. Maar
het Vaderland heeft nog eene andere roeping.
We hebben hel meermalen gezegd, en zullen
het blijven herhalen, dat Nederland zijne Kolo
niën niet vergeten zal om recht en gerechtig
heid te handhaven, maar bovenal om ook in
onze Overzeesche Bezittingen Gode te geven,
wat Gods is.
Ook de Twee Prov. klaagt er over, dat zij,
die ten deze invloed hebben, telkens weer