Uit Je H. Schrift. K E R K. YRIJDAG 28 JUNI 1895. No. 26. Ds. J. HULSEBOS, Ds. J. H. FERINGA en Ds. A. LITTOOIJ. 4e Jaargang. EEKBLAD GEWIJD AAN DE EELANGEN DER pEREFORMEERDE JCeRKEN IN ^ZeELAND, jNfoORD-j3RABANT EN J^IMBURG. Want de HEERE is onze Rechter, de HEERE is onze Wetgever, de HEERE is onze Koning; Hij zal ons behoeden. Jesaja 3322 ONDER REDACTIE VAN Doch Samuel zeide Heeft de HEERE lust aan Brandofferen en Slachtofferen, als aan liet gehoorzamen van de stem des Hee- ren? Zie, gehoorzam en is beter dan slacht offer, opmerken dan het vette der rammen 1 Sam. 15 22. Abonnement per 3 maanden f 0.35. Afzonderlijke nos. 3 cent. Advertentiën van 1 5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Uitgever: K. LE COINTRE MIDDELBURG. Berichten, Advertentiën enz., gelieve men tijdig, uiterlijk Vrijdagmorgen, bij den Uitgever in te zenden. ARBEID EN RUST. Zes dagen zult gij uwe werken doen, maar op den zevenden dag zult gij rusten, opdat uw os en uw ezel ruste, en dat de Zoon uwer dienstmaagd en de vreem deling adem scheppe. Ex. 23 12. Hoewei niet in de eerste plaats, zoo is toch ook met het vierde gebod, naar deszelfs wezen lijken en blij venden inhoud, eene lichamelijke weldaad, eene verkwikking en verademing na ingespannen arbeid bedoeld. De rustdag is ook hierin eene weldaad Gods. De Sabbath is om den mensch. En niet alleen zondigt tegen God, den Heere, wie aan zich zeiven, aan anderen, aan het lastdier de Zondagsrust onthoudt, maar dit is een vergrijp ook jegens den naaste, jegens het redeloos schepsel, dat God ons toevertrouwde en dat ons dient. Natuurlijk behoeven hier door de werken, die de barmhartigheid en den godsdienst vereischen, niet schroomvallig te worden nagelaten en veroordeeld. Alle slaaf achtig, dagélijkseh werk moet achterblijven. Opzettelijk te verbieden, dat iemand ook in dien zin op den- dag des Heeren adem scheppe, dat hij niet eenige treden zoude mogen doen, daar waar geen huizen het vrije uitzicht belemme ren, het lieflijk groen de oogen bekoort, het gezang der vogelen het oor streelt en de frissche lucht de longen verkwikt en het bloed sterkt, zie dit staat aan niemand. Maar dat dit geschiedt, wanneer de Gemeente is samen geroepen en in Gods huis Zijn wil wordt ver klaard, of wanneer door deze in zich zelve onschuldige recreatie het naarstig opgaan naar 's Heeren voorhoven, het komen tot de Ge meente Gods wordt belemmerd en nagelaten, dan wordt het misbruik, dan wordt het zondig, dan doet het te kort aan de heiliging van Gods dag. Hetzelfde kunnen wij zeggen van het zich begeven met zijne overigens onschul dige recreatie, te midden der wereld, wier aan schouwen en aanhooren de rechte stemming wegneemt, die op 's Heeren dag uw harte be hoort te vervullen. Ook zware vermoeienissen door lange wandeltochten op 's Heeren dag stellen schuldig, tenzij in de nabijheid of op eenigen afstand in den omtrek geene zuivere Bediening des Woords zij te vinden. Alles behoort samen te werken om des Heeren instelling aan derzelver doel te doen beantwoorden, den dag met zijne rijke zegenin gen te heiligen naar Zijn Woord, naar Zijnen wil. Maar, waar wij ook nog op wijzen wilden, (wij handelen toch van de verkwikking der lichamelijke verademing door den Heere voor zijn schepsel gewild op Zijnen dag.) is dit: arbeid en rust zijn ordinantiën Gods, die el kander gedurig moeten opvolgen en afwisselen. Er moet gezorgd worden voor eenen goeden ma tigen arbeidstijd, maar ook voor eenen goeden, matigen rusttijd. De nood maakt soms uit zondering, de gevallen daarvan zijn te toetsen aan Gods Woord. Maar anders is de verbre king van dezen keten, door twee of meer gelijke schalmen op elkander te doen volgen, eene zonde, die hare vergelding met zich brengt. Zoowel de werkgever^ die den Zondag niet ont ziet, als de knecht, die Maandag houdt, bezon digen zich grootelijks. En zeer veel van de ellende, vericildering, verzwakking van ons ge slacht groeit voort uit deze heillooze bron van het niet-eeren van Gods ordinantiën van arbeid en rust, van dag en nacht, van werk dagen en rustdag. Het is niet ongeoorloofd in den winter den dag wat vroeger te beginnen en wat later te eindigen, dan met zonsop- en ondergang, en in den zomer tegenovergesteld. Onze Heiland zegt: Er zijn twaalf uren inden dag. Maar men eerbiedige zelf en leere de kinderen tot hun keh&melyk en geestelijk welzijn eerbiedigenGods ordinantiën van arbeid en rust. Hij, de Eeuwige, Onvermoeide gaf in groote liefde zelf het voorbeeld (Gen 22 en 3.) Maar, let er opeerst arbeid, dan rust. En zoo ook met het oog op 't eeuwig heil. Werkt, terwijl het dag is, de nacht komt, waarin nie mand werken kan. Is de Heere Jezus uw deel, die 't al voor Zijn volk heeft volbracht en hen brengt tot de ware ruste? Hulsebos. Vervolg van het verslag DER BUITENGEWONE VERGADERING van de Classis Klundert. Ds. A. Voogel, voorgaande in gebed, nadat gezongen is Psalm 22 14 en gelezen Psalm 87, spreekt daarna over Haggaï 2 8b. Na een kort woord van inleiding en een woord van welkom aan al de aanwezigen, zegt spr., dat de wensch, waarvan in den tekst sprake is, volkomen verklaarbaar is, tot hiertoe schijnbaar onvervuld is gehleven, doch eenmaal heerlijk geschonken wordt. In de heidenwereld is een onbewust roepen naar Christus; een roepen naar redding en verlossing. 't Is eene zuchtende heidenwereld loodzwaar is de druk, die op haar rust, schrikkelijk haar toestand van onreinheid en onwetendheid, van zonde en schuld. 'tls al afgodendienst, die erheerscht. Hier èn daar moge „een zich toeleggen" wezen op het schoone, de schoonste der menschenkinderen wordt echter niet gekend. Overgegeven zijn ze, die heidenen aan het goeddunken (]es harten, ter prooi aan allerlei dwalingenal die geslachten, ze gaan daar henen zonder God en zonder Christus, zoekend en tastend of ze Hem en in Hem, ook hun Redder vinden. Redding zoeken ze, maar ze is niet te vinden, noch bij de kunst, noch bij de wijsbegeerte. Wat een ongelukkigen terwijl het een kreet is om verlossing. Geprezen zy echter de Vader der barmhar tigheid, die ook over deze ellendigen zich wil ontfermen. De Verlosser, Hij is gekomen. Jezus Christus heeft de doodschaduwen te niet gedaan. Hij, „de wensch aller heidenen", „de onbekende God" verspreidt licht over de graven, over dood en eeuwigheiddoor Hem is er een ontsloten hemel en een eeuwig leven om niet. Schynt het echter niettemin toch niet, alsof die wensch niet is vervuld? Is niet volk bij volk nog zonder het licht des Evangelies? Die gelooft, hij zal niet haasten, maar ver beiden. Niet uit onbarmhartigheid blijft Christus nog zoo verre van zoo menig volk. De gemeente moet geoefend worden in gebed, in geloof en in liefdeze moet toenemen in worstelingen aan den troon der genade. Bij gebed dient de arbeid vermenigvuldigd in het geloof, dat de doodsklok eens zal luiden over het wegstervend heidendom. Reeds begint het hier en daar te lichten. 't Is naar 's Heeren Woord „eerst het kruid, daarna de aar, daarna het volle koren in de aar." Nog een weinig tyds en op alle bergen zullen de voetstappen worden vernomen, der- genen, die het goede verkondigen. Onder het zingen daarna van Ps. 72 10, treedt Ds. M. Ouendag op, tot onderwerp heb bende, Markus 16 15. Het verband van deze woorden kortelijk toegelicht, wordt naar aanleiding van dezelve, met het oog op de gelegenheid van 't oogen- blik, gesproken over: ,De Zending onder de Heidenen en Mahomedanen, als ten zeerste roeping en taak van de Gemeente des Heeren; moetende aan die taak voortdurend gearbeid wordengearbeid onder biddend opzien tot den Heere en innige toewijding des harten. Kwam tot 's Heeren jongeren het bevel tot Zending, datzelfde bevel komt in hen ook tot de gemeente aller eeuwen. De Zending, ze is roeping en taak der ge meente, de gemeente mag die zaak maar niet aan particulieren overlaten, maar heeft zelf in deze als dienaresse Gods zich te stollen, in alles te werk gaande naar Zijn Woord. Moet ook in de heiden wereld Gods wet worden afgekondigd, hoezeer moet echter niet tot redding van zondaren ook het Evangelie gepredikt. Gebracht moet de blijde boodschap, dat Jezus Christus in de wereld gekomen is om te zoe ken en te zaligen wat verloren was. Niet maar beschaving moet worden gebracht, maar gebracht moet het Evangelie, dat de behoeften bevredigt en ware beschaving geeft. Doel der Zending moet wezen de eere Gods in de bekeering van zondaren. Geen vertraging, verslapping mag er inden Zendingsarbeid wezen. Vei waarloozing der op gedragen taak is overtreding van 's Heeren ge bod, is zonde tegenover Hem, is liefdeloosheid tegenover den naaste, is tot ondermijning van eigen geestelijken welstand. Zal God Zijn raad gewisselijk volvoeren, is Jezus alleen de eenige Zaligmaker, kan de gemeente niet eenig zondaar ton leven brengen,

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1895 | | pagina 1