wy met hem! 29ste Vergadering van den Zeeuwsclien Bond, afdeeling van den Nederl. Bond van Jong.-Ver. op (ier. grondslag. nen, heeft de vlootvoogd dienovereenkomstig koers gehouden. 't Is waar, dat wij op die reis geavanceerd- liberalen en radicalen hebben ontmoet en dat vrij met hen zijn opgezeild; immers, zij voeren naar de plaats, waar ook wij wezen wilden. Maar, laten wij nu nuchteren zijn, is dat nu onder vijandige vlag varen of in eene onge- wenschte haven binnenvallen, wanneer wij meenen, dat het billijk en wijs is zooals ook de geavanceerd-liberalen en radicalen wil len óók aan den vierden stand het kiesrecht te geven? Buiten de schuld van den leider, die weleer en gedurig, ook tegenover den heer Lobman, aangedrongen had op huismanskiesrecht, was het getij verloopen, en daarom werden en moesten de bakens worden verzet. De heeren Lohman c. s. verlieten toen en daarom onze schepen en gingen, in onze „bootjes". En nu is Dr. Schaepman en is de redacteur van „De Boodschapper" beducht, dat de heeren in die kleine bootjes door storm zullen beloo- pen worden en omkomen. Met het oog op die niet-zeewaardige bootjes behoeven zij niet langer ongerust te zijn. (Met het oog op den koers, dat is wat anders.) Maar in „de bootjes" zitten de heeren niet meer; immers zij bemachtigden, in-der-haast, te Rotterdam, in eene vergadering van aandeel houders van een zeker blad, een schip, waarop zij overstapten, en de bootjes zijn toen op sleep touw genomen. Zelfs een tweede schip hebben de heeren, op eene dergelijke vergadering te Middelburg gehouden, en waar, op eenmaal ook de heer Lohman verscheen, zich willen aan schaffen; doch dat is niet gelukt. Heet het eerste „De Nederlander", het tweede zou den naam van „De Zeeuwdragen. Doch alleen met het schip ie Rotterdam gebouwd, voeren de heeren dusver uit. En wie ontmoet ten zij en met wie zeilden zij uit? Het antwoord der historie luidt: -Zij ontmoet ten en voeren met verbleekte liberalen, ver stokte conservatieven en Noord-Brabantsche Roomsch-katholieken. „Maar hebben wy, wijl alzoo de historie luidt, nu daarom recht, te zeggen, dat zij conserva tieven geworden zijn en onder eene vijandige vlag varen?" Ons antwoord is: dat mogen noch willen wij. "Wat de heeren worden zullen, moet ons de toekomst leeren. Zonder vrees zijn wy in dezen niet. Doch ten slotte nog een woord, over het drijven van Kerkelijke politiek. Het is ons niet gebleken, dat Dr. K. ook in dezen in den laatsten tijd iets anders wil dan hij steeds gewenscht heeft en in „Ons Program is uitgesproken. Nog altijd, om iets te noemen, wil hij scheiding van Kerk en Staat, na afre kening. Wel is het ook ons zoo voorgekomen, dat hij steeds vuriger wenscht, om volgens „Ons Program", het Calvinistische stempel weer op de natie gedrukt te zien. Hoe langer hoe meer verwacht hij daarvan het heil voor land en volk. Wanneer dat nu heeten moet Kerkelijke politiek te drijven, dan hebben zij, die het zeggen, dunkt ons, geiyk. De heer Lohman nu wil Calvinist blijven, maar hengelt, van uit het schip, dat hij te Rotterdam bemachtigde, ;in het oogvallend in de ethische wateren. De ethische vlootvoogden, die op staatkundig gebied een weinigje conser vatief zijn uitgevallen, willen hem en zijn schip natuurlijk zeer gaarne onder zich en onder hunne schepen opnemen. Maar wiens vlag dan voortaan op het admiraalschip wapperen zal, zie, dat is de vraag. Wy bly ven, D.V., op den uitkijk staan. Want onze gedachte is: Zij geraken uit elkander als ieder zijn eigene vlag houdt, met al de kleu ren; of, Lohmans vlag verbleekt. Het laatste zal ons leed doen. Wanneer de heer Lohman allen aan boord van zijn schip kreeg met de onverbleekte anti-revolutionaire vlag in top, dat zou inderdaad gewenscht zijn. Maar, wie kan het gelooven? De ondergeteekende gelooft, dat het tot de vrome wenschen behoort. Lïttooij. Beroepen te Rijssen E. Kropveld te Driesum, te Siddeburen J. Fokkinga te Houwerzyl, te Naarden W. H. Gispen Jr. Cand. Aangenomen naar Culemborg door W. J. de Haas te Hattem, naar Schoonhoven B. door Ds. M. Keulemans te Zierikzee. Bedankt voor Hollandsche veld door C. H. Ph. Krohne te Zoutkamp, voor Helder door C. W. E. Ploos van Amstel te Zwolle. Wij ontvingen het 15e Jaarverslag van de Vereeniging voor H. O. op Geref. grondslag. Ook ditmaal moesten door plaatsgebrek ver schillende stukken blyven liggen. Ook een en ander uit bovengenoemd verslag. Alleen vesti gen wij er nu de aandacht onzer lezers op dat op 26 en 27 Juni a.s. de jaarlijksche samenkomst van bovengen. Verg. zal gehouden worden. Op Woensdagavond 71/2 uur zal in de Westerkerk te 'sGravenhage een ure des gebeds worden gehou den, waarin als voorganger zal optreden Ds. W. H. Gispen. Den volgenden dag zal de algemeene Ver gadering worden gehouden van 's morgens 9*/a uur tot 's middags een ure, in het gebouw „Seinpost" te Scheveilingen. De leiding van deze vergadering, alsook van de meeting, is door Heeren Directeuren opge dragen aan Dr. A. Kuyper. Het debat zal worden ingeleid door den Hoogleeraar Mr. D. P. D. Fabius. Dinsdag den 4en Juni hadden zich in de Ger. Kerk te Goes een zestigtal jongelingen verga derd, die te samen waren gekomen om de belangen van de Jongelings-Vereenigingen in Zeeland te bespreken. Op de morgen-vergade ring, die hoofdzakelijk aan huishoudelijke zaken was gewijd, werden eerst eenige algemeene zaken afgehandeld en daarna het woord gege ven aan den Secr. dhr. Boot uit Zierikzee, die in verband met zijn jaarverslag sprak over de propaganda-arbeid in Zeeland. Hij wees de Jongel.-Ver. op hunne roeping in en buiten de Ver. en zegt dat de zaak in deze provincie langzaam vooruit gaat, vooral met het oog op ring-formatie. Aan opwekking tot meerdere werkzaamheid ontbrak het niet, vooral ook met het oog op die plaatsen, waar Ger. Kerken zijn, maar zich tot nog toe geen Jong.-Ver. hebben gevormd. Na een geanimeerd debat licht dhr. Ie Cointre het Bestuurs-voorstel toe „de Jongel. ver. geven ieder jaar aan den secr. van het Z. J. Verb, de namen op van hen, die in krijgs dienst treden." Spr. wijst op het gevaar en de verleiding, waaraan de jonge mannen in het kazerneleven blootstaan. Daartegen wordt bijna niets ge daan. Waar nu nóch de ouders, nóch de ker keraden de adressen van de jongelingen, die in dienst gaan, opgeven, daar is het dringend verzoek aan de afdeelingen om te zorgen, dat de namen dezer jongelingen bekend worden. Na eenige bespreking wordt dit voorstel aangenomen, met deze wijziging, dat niet aan het Bestuur van het Z. J. V., maar aan de secretarissen der aangesloten vereenigingen in de garnizoens-plaatsen de adressen zullen wor den gezonden. Hierna leidt de Penningm. A. S. J. Dekker van Goes het onderwerp: „Jaarlyksch bezoek aan de aangesloten Ver eenigingen" in. Op zijn bekende wijze be handelt hij le. of dat bezoek geboden dan wel als gunst geschonken of gevraagd wordt; 2e. wie dat bezoek moeten brengen; 3e. dat het vast geregeld behoort te worden; 4e. dat de be zochte Vereeniging de kosten behoort te dragen en 5e. wat het nut van het jaarlijksch bezoek is. Na de bespreking zijn allen het er dan ook over eens, dat het bezoek dringend noodzakelijk is, niet om er een avond te spreken, maar om op de hoogte te blyven van den arbeid der Ver eenigingen, zwakke Vereenigingen te ondersteu nen en met raad te dienen bij voorkomende ge legenheden. Na den dankder vergadering geoogst te hebben, maakt spreker plaats voor dhr. le Cointre uit Middelburg, (bestuurslid Z. B)., die punt 10 van de agenda „de Politiek op de Jong. Ver." op zich genomen heeft. Spreker wyst allereerst op den tegenstand, die de bespreking onzer anti-revolutionaire beginselen op de Jong.- Ver. in vele kringen ontmoet, ja vaak worden zij, die zich daarmede bezig houden belachelijk gemaakt. De Jong.-Ver. mag ook volgens zijne zienswyze niet in eene kiesvereeniging ont aarden, men doe dan ook niet aan politiek, maar bespreke alleen de beginselen. Doel is dat de leden onzer Vereenigingen onder eigen of anderer leiding, naar de mate hunner ont wikkeling, kennis zullen nemen van de Antir. beginselen. Na de noodzakelijkheid der bespre king met het oog op de toekomst der leden bepleit te hebben, noemt spr. eenige werken op, die als leiddraad kunnen dienen en laat hij het aan het Bestuur van iedere Ver. over, hoe de bespre king te regelen. Om des tijds wil moest aan het leerzame, debat dat er op volgde, een eind gemaakt worden, waarna Ds. Stelma van Poortvliet de huishoudeiyke vergadering sloot. Op de agenda der middag-vergadering, die publiek was, waren twee referaten aangekon digd, nl. één van Dr. Wagenaar van Arnhem, over de Geref. Jongelingsvereeniging en onze Maatschappeiyke zonden, en één van Ds. van Lummel uit Delft over: de Geref. Jongelings- Ver. en de Zondagsschool. Toen dan ook de middag-verg. door den voorzitter van het Z. Verbond, Ds. L Bouma van Terneuzen, met eene korte toespraak geopend was, wachtte allen eene groote teleurstelling, dat Dr. Wagenaar door lichte ongesteldheid verhinderd was geworden de vergadering met een referaat te dienen. Toch had het Bestuur in de daardoor ont stane leemte meenen te voorzien, door het nieuwgekozen bestuurslid dhr. J. J. van Aartsen uit Middelburg te verzoeken het onderwerp, dat hij op de morgen-vergadering moest be handeld hebben, daarvoor in de plaats te stellen, en zoo trad dan deze op met het on derwerp De behandeling der geschiedenis op onze Jongel. Ver. Nadat spreker eerst had aangetoond, dat be oefening der geschiedenis volgens Gods Woord eisch is voor iedereen en uit den aard der Jongel. Ver. ook op hare vergaderingen eene voorname plaats toekwam, ging hij over tot de beantwoording van de volgende twee vragen Hoe moet de geschiedenis op onze ver. behan deld worden En door wien moet dat geschie den? Spr. was van oordeel, dat op onze ver. menig uur aan geschiedenis verknoeid wordt, daar volgens zijne meening de behandeling der geschiedenis moet bestaan uit behandeling van toestanden en personen, die op die toe standen invloed hebben uitgeoefend volgens een vasten leiddraad, terwijl hij groote ver eenigingen aanraadde eene geschiedkundige onder-afdeeling op te richten, terwijl kleinere plattelands Jongel Ver. het best deden om liefst binnen, maar anders buiten de vereeni gingen, iemand te zoeken, die in staat was zoo de geschiedenis te behandelen. Na korte bespreking en nadat dhr. v. Aartsen verzocht was zijn referaat af te staan ter plaatsing in het Geref. Jongelingsblad, werd het woord ge geven aan Ds. C. J. W. van Lummel van Delft. Wie ZEerw. op den Bondsdag te Dordrecht hetzelfde onderwerp had hooren behandelen, trof al dadelijk, dat ZEerw. zijn referaat heel anders had ingekleed niet alleen, en ten slotte daardoor tot andere stellingen kwam, maar begon wel met degelijk onderscheid te maken tusschen Zondagsscholen voor verwaarloosde kinderen uit halve heidensche gezinnen en Zondagsscholen, zooals wij die tegenwoordig kennen en waarop hij alleen het oog had, Zondagsscholen, waar de kinderen der gemeente worden heengezonden, een mooi versje leeren, een prentje en een versje krijgen en met Kerstmis een mooi boekje, liefst met een paar lieve plaatjes er in, en op gekleurd papier gedrukt, voor hun vlijt krijgen. Met welk doel worden die kinderen er heen gezonden vroeg ZEerw. Is het soms om ze te gewennen, dat ze op Zondag evenals op andere dagen naar school moeten, of is het tot gemakzucht der ouders, die om des Zondags, de eenige dag der week, dat het gansche gezin bij elkander is, rust te hebben, ze eenvoudig er heen zenden om er af te zijn? De Zondagsschool, die dan ook een tusschen- ding is tusschen school en catechisatie hoort dan ook in ons Geref. Nederland niet thuis. Het is eene inrichting afkomstig uit het Metho distische Engeland naar hier overgewaaid, die alleen ten doel heeft om kinderen tot den „Lieve Jezus" te brengen. Is reeds ieder Gere formeerde geroepen om het Methodism e in welken vorm ook te bestrijden, daar is het zeker niet de taak der Jongel.-Ver. op Geref. grondslag, die juist in tegenstelling met den Ned. Bond van Jong. Ver. (op alg. Chr. stand punt) aan alle evangeliseeren den rug heeft toegekeerd, zondagsschool te houden. Waar dit wel gebeurd is men zoo spoedig mogelijk verplicht met die gewoonte te breken. Er is een tijd om te bouwen maar ook om wat wij eerst gebouwd hebben weer af te breken. ZEerw. besloot zijn keurig referaat met de volgende stellingen: 1. De Geref Jongel.-Ver. kan de Zondags school hoogstens dulden, niet voor haar y veren. 2. De Geref. Jong.-Ver. moet arbeiden, dat de zondagsschool eerlang verdwijne. 3. Zoolang de Zondagsscholen er nog zijn, heeft de Geref. Jongel.-Vereeniging in geen ge-

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1895 | | pagina 2