Uit Kerk en School. classikale Cowespondenten van het traktement in geld (ongerekend woning en vrijdommen) in elke kerk aan de predikantsplaatsen verbonden, indien dit de som van f 1200 te boven gaat. Voor de andere kerken worden f 1200 als grondslag van berekening aangenomen. Deze bepaling en al de volgende zijn natuurlijk ook op vacante kerken van toepassingdewijl deze kunnen ophouden vacant te zijn en dewijl zij vacature-hulp ontvangen. 5e. De Synode van 1896 doet door eene Commissie eene begrooting opmaken voor de eerstvolgende jaren naar de gegevens door de Deputaten der Synode van 1893 te verstrekken; daarbij evenals op elke begrooting een vermoedelijk voldoend bedrag voor onverwachte .uitgaven uittrekkende; in welke begrooting zij dan na bespreking al of niet gewijzigd vast stellen. 6e. Naar deze begrooting (en voortaan naar de volgende telkens) betaalt elke kerk vóór 15 December elk jaar het aan haar traktement, (of berekend tractement) geevenredigd deel in de gezamenlijke uitgaven naar Art. 13. Punt 6 geamendeerd, luidt als volgt: „Naar deze begrooting(en voortaan naar de volgende telkens) betaalt elke Classis vóór 15 December het totaal der bijdragen, naar hare eigene schatting verdeeld, dat ontstaat uit de op telling der bijdragen van het voor elke Kerk door Deputaten aan haar traktement (of berekend traktement) geevenredigd geschatte deel in de ge zamenlijke uitgaven naar Art' 13. 7. Deputaten betalen aan de rechthebbenden of recht verkrijgenden uit deze gelden uit al svolgt: A. Aan een Emeritus-predikant (dewijl diens gezin door zijn emeritaat niet is verminderd) het volle bedrag van zyn tractement, plus de hu urwaarde zijner woning, indien hij vry woning heeft, - in zijne laatste standplaats. Aan een predikants-weduwe met minderjarige kinderen 4/5 van genoemd bedrag. Aan een predikants-weduwe zonder minder jarige kinderen slechts l/2 van genoemd bedrag. Aan minderjarige predikants-weezen, wanneer ook de moeder overleden is, 3/5 van dit bedrag. Voor een predikant, die zich of persoonlijk, of in gemeenschap met zijne kerk aan het kerkverband heeft onttrokken, geschiedt gelijke uitkeering, mits de volgende regelen worden in acht genomen: a. Hy moet op het tijdstip der uittreding niet liggen onder eenig onteerend burgerlijk of kerkelyk vonnis. En ook moet geen aan klacht, die bij veroordeeling tot zoodanig von nis zou aanleiding geven, in behandeling zijn; b. Hy moet binnen 6 weken na het tijd stip der uittreding zijn verlangen om als ge rechtigde te blijven beschouwd worden aan den Questor hebben kenbaar gemaakt, waarvan hij binnen viermaal 24 uur van dezen bewijs van ontvangst (gelijk staande met acte van deelgerechtigheid) moet ontvangen hebben; c. Elk jaar in de maand October, moet van hem betaling gevraagd worden van het bedrag dat naai* de begrooting en den omslag voor dat jaar van zijne kerk (in de classificeering van het tydstip der uittreding zou gevraagd zijn. Dit bedrag moet telkens vóór 15 December door hem zijn voldaan. Indien het voor 1 Maart des volgenden jaars nog wordt aange zuiverd, moet zulks geschieden met eene ver hooging van 10 gulden. Is het aldus verhoogde bedrag op 1 Maart nog niet ontvangen, dan wordt hij in staat van wanbetaling verklaard. d. "Wanbetaling is de eenige reden (om het even, wat er na zijn uittreding met hem ge schiede, of tot welken staat hij zich door of na zijn uittreding begeven, hebbe,) waardoor hij kan ophouden, recht te hebben op de uit- keeringen. Het op deze wijze verloren recht kan in geen geval worden herkregen; tenzij bewezen worde, dat de schuld mocht liggen in een verzuim van Deputaten, in welk geval zij gezamenlijk bedrag der betaalde boete, die in de kas moet blijven, aan den verongelijkte voor hunne rekening zullen restituëeren. e. Mocht zulk een predikant (met of zonder z*lk eene kerk) opnieuw en als dienstdoende in de gemeenschap der andere kerken worden opgenomen, dan gelden voor hem dezelfde regelen als voor elk der andere predikanten. f. Dewyl Deputaten bevoegd niet in staat zijn, om uit te maken of zulke uitgetreden Predikanten in staat van emeritaat zijn, zullen deze Predikanten als emeriti worden aange merkt, wanneer zij door ouderdom, ziekte of zwakheid van lichaam of geest niet in staat zijn in hun onderhoud geheel of ten deele te voorzien. Deputaten zullen hiertoe verlangen behoorlijke verklaring van een of meer bevoegde geneeskundigen; en hebben het recht, desver- langende, hiertoe zeiven de geneeskundigen aan te wijzen. g. Zulke „buitenleden" der gezamenlijke kas naar Art. 13 zijn verplicht den Quaestor hun adres en elke verandering van woonplaats op de hoogte te houden. Kosten van correspon dentie en van geldverzending komen voor hunne rekening. h. De jaarlijksche betalingen eindigen met het jaar van overlijden of van emeritus-ver klaring door Deputaten. 8e. Deputaten bieden aan de eerstkomende Generale-Synode bij hun Rapport niet alleen hun rekening en verantwoording aan, maar ook een begrooting voor den tijd tot op de eerstvolgende Generale Synode. Voorschotten (door onverhoopt noodzakelijke overschrijding van het voor onvoorziene uitgaven aangewezen bedrag) brengen zij daarop als eerste post ter restitutie eer eenige andere betaling geschiedt, indien hun rekening door de Synode is goed gekeurd. Overschotten komen in mindering bij de be grooting. De Synode stelt na behandeling dezer be grooting het jaarlijksche bedrag vast tot op de volgende Synode. 9. Deputaten ontvangen deze gelden door de Classikale Questoren of Classikale Corres pondenten. Punt 9 geamendeerd luidt als volgt: Deputaten doen hun aanvrage aan en ontvangen deze gelden door, de Classikale Questoren of Classikale Correspondenten 10e. Deputaten doen geen uitgave zonder kwitantie te ontvangen, en brengen bij hun rekening ook alle brieven kwitantiën en andere bescheiden ter Synodale tafel. Na behandeling van- en besluit tot doorzen ding van deze geamendeerde Concept-regeling van art. 13 K. O. volgt alsnu het rapport der Classis-Deputaten tot de Zending. Uit dat rapport blijkt dat èn Ds. F. Lion Cachet èn Dr. Oggel verhinderd waren aan de noodiging der Classis om een spreekbeurt te vervullen gevolg te gevendat Ds. A. Delfos mede genoodigd en ter vergadering tegenwoordig een referaat zal houden over „de Zending onder de Oud-Testamentische bedeeling." Nader wordt nu nog één en ander met het oog op den zóó aanstonds te houden Classikalen Zendingsdag geregeld, en vangt kort daarop de samenkomst met belangstellenden in het kerkgebouw aan. (Wordt vervolgd.) Namens de Classis, M. OUENDAG, le Scriba. In deze onze rubriek: „Uit Kerk en School kunnen wij mededeelen, dat De Zuid-Holland- sche Kerkbode vergroot is geworden, nog altijd degelijke, lezenswaardige stukken bevat, en nu Hollands Kerkblad heet. De Noord-Hollandsche Kerkbode bestaat nog. Één Kerkbode zijn wij dus minder rijk en één Kerkblad rijker geworden. Van het Kerkblad hoort men niet veel, het is of het een doodgeboren kindeke is, waarvan men zoo eens even gehoord heeft. Alleen De Bazuin en De Heraut verrijkt het. Maar de Kerken kost het geld, want in zijn eigen onder houd kan het niet voorzien. Bij ons komt de vraag wel eens op: of wij het ook konden missen? „En dan de berichten naar Hollands Kerkblad zenden?" Dat nu niet'; maar wel rechtstreeks naar De Bazuin en De Heraut. Naar deze Bladen, omdat zy bij de vereeniging genoemd zijn, en omdat daarenboven de winst, die De Bazuin oplevert, in een kas der Kerken komt. Alleen had men dan niet al het Kerknieuws bij elkander. Om dat te hebben, zou men, na beide couranten gelezen te hebben, ze moeten bewaren. Voordeel zou het, in dezen onzen tijd van noodige bezuiniging, anders zeker opleveren. Immers Het Kerkblad, dat toch bijna niet gelezen wordt, behoefde dan niet gezet, gedrukt en uitgegeven te worden. De Heraut moet het nu toch ook nog eens laten zetten en druk ken, en De Bazuin of de Uitgever? Ja deze heeft, wat het zetten betreft, een for tuintje, dewijl het zeker wel niet tweemaal zal gezet worden. Aan bezuiniging is wel behoefte. In weerwil van den overvloed, die er van alles is, en van de weelde die er heerscht, blijkbaar in het reizen en trekken, in het genot, dat men zich verschaft en in de vermakelijkheden, die wor den bijgewoond, wordt er ontzettend en alge meen geklaagd. En het is ook niet tegen te spreken, dat het velen slecht gaat. ölecht gaat, hoewel de lasten en de uitgaven in het algemeen kümmen. Het is een wonderlijke tyd! Een tijd van actie en reactie. En zoo snel kunnen deze elkander opvolgen. Vóór nog weinige jaren vonden de diakenen gouden knoopen en ringen in het Kerkenzakje en nu? ik meen, dat br. Fernhout onlangs' in de Utrechtsche Kerkbode de ervaring ver tolkte en zeide: „Alexander de fropersmid heeft ons veel kwaad gedaan." Na het eerste Nieuw - Testamentische Pinksterfeest konden de chris tenen het met wein ig doen en veel geven. Gewis, aan dien Pinksterzegen hebben wij behoefte. Werd ze maar diep gevoeld! Ach, onze inzin king is niet te loochenen. Intellectueel meer te zijn, is te waardeeren doch het woord onzes Gods: „Door mijn Geest zal het geschieden"is en blijft, gelukkig eeuwig waar. Het eene met het andere, o, wat is dat heerlijk en begeerlijk! Ook dat wil de Heere, onze God, ons leeren. Wij wachten het zoo licht van ons zeiven en van hetgeen wij zijn en doen. Het kost wat, te leeren. dat: „Uit en door en tot Hem alle dingen zijn." De belijders van den Christus Gods, die in het Genootschap bleven, inplaats van de ban den te verbreken, kwamen vóór ettelijke jaren ook tot actie. Ze werden boos en kerkge- nootschappelijk, zooals in hun leeftijd nooit te voren. Immers, het werd - het kerkgenoot schap en de school; het kerkgenootschap en de sociale kwestie of werkmansvereeniging; het kerkgenootschap en de staatkunde of de ver kiezingen. Het kerkgenootschap trad in alles voorop en werd met alles saamgekoppeid. In plaats van er over te klagen en zijn knellende banden te gevoelen, werd het in bescherming genomen, verdedigd en hoog gehouden. Opmerkelijk en tot leering is het, dat deze toestand het langst voortduurt bij die belijders van den Christus Gods, die ons het naast ston den bij de confessioneelen, die er eenmaal aan toe waren om mee te breken of ze we! gebroken hebben, maar de kluisters zich weer lieten aanleggen. Opmerkelijk; maar toch verklaarbaar, ja voor de hand liggend, dat zij, blijkbaar, geruster en dieper ingeslapen zijn, dan de Ethischen. De reactie toch treedt bij de even genoemden weer in. Bij velen van hen is de boosheid geweken en kan van samenspreking en samen werking weer eenigermate sprake zijn. Dr. Bronsveld ten spijt, trokken in Noord en Zuid, in Dokkum en Walcheren, bij de pas gehoudene verkiezing, de belijders van den Christus Gods, vcreemigd tegen het liberalisme op. Maar voor hetgeen wij thans in het licht stellen en betoogen, dient nog meer, dat er van den kant en uit den kring der Ethischen weer eenige beweging, ja, eenig plichtbesef en gevoel van het onhoudbare van den kerkgenootschap- pelijken toestand valt waar té nemen. Zooals wij zeiden is het te verklaren, dat bij hen de reactie, het publiekelijk aanheffen van de oude klachten, eer intreedt, dan bij de confessioneelenimmers de overtuiging en het bewustzijn, dat zij, volgens het Woord onzes Gods, in dien toestand zijn noch blijven mogen, was bij hen nooit op te makenmaar dat was het wèl bij de „Gereformeerden", die het voor recht hadden, niet zoo uit en bij het gevoel, maar uit en bij en door het Woord Gods te levenvan de Ethischen kan men dus zoo niet zeggen, dat zij tegen licht en beter weten in gezondigd hebben, door te blijven, waar men God niet kan dienen naar Zijn Woorddoch de confessioneelen, zooals Dr. Hoedemaker en anderen, hebben dat zeiven vóór 1886 als van de daken verkondigddaarenboven is het naar de leer, die zij zegden te belijden; ook was en leefde die overtuiging, door Gods genade, weleer in hunne kringenen hunne meegenooten, met wie zij beleden, leden en streden, hebben zij in de dagen, wraarin het op trouwe aankomt, alleen laten staan; och ja, zij hebben hun de ontzettende smart aangedaan, van tegenover hen te gaan staan en hen mede uit te werpen. Geen wonder, dat de zonde tegen zooveel licht, tegen die gemeenschappelijk verkregen over tuiging, tegen de saamhoorigheid, als het uit loopt op smaad en vervolging, om de waarheid en trouw aan God, en tegen de trouwe en de liefde aan de broederen verschuldigd, zulk eene bange stilheid en gerustheid ten gevolge heeft. Het is de vraag: of de gewenschte reactie

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1895 | | pagina 2