Uit <le H. Schrift.
4 c Jaargang.
VRIJDAG 14 JUNI 1895.
in ^Zeeland, JNToord-J3rabant en J_hmburg.
Ds. J. HULSEBOS, Ds. J. H. FERINGA
en Ds. A. LITTOOIJ.
No. 24.
y/EEKBLAD GEWIJD AAN DE EELANGEN DER pEREFORMEERDE JCeRKEN
Want de HEERE is onze Rechter,
de HEERE is onze Wetgever, de
HEERE is onze Koning; Hij zal ons
behoeden.
Jesaja 3322
ONDER REDACTIE VAN
Doch Samuel zeide Heeft de HEERE
lust aan Brandofferen en Slachtofferen, als
aan het gehoorzamen van de stem des Hee-
ren? Zie, gehoorzam en is beter dan slacht
offer, opmerken dan het vette der rammen
1 Sam. 1522.
Abonnement per 3 maanden f 0.35. Afzonderlijke nos.
3 cent. Advertentiën van 1 5 regels 30 cent, iedere
regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels
50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Uitgever;
K. LE COINT RE
MIDDELBURG.
Berichten, Advertentiën enz., gelieve men
tijdig, uiterlijk Vrijdagmorgen, bij den
Uitgever in te zenden.
UITBREIDING DER KERK.
En de Heere deed dagelijks tot
de gemeente, die zalig werden.
Haxd. 2 476.
Wanneer van den zegen der Pinksterfeesten
wordt gehandeld, wijst men op de drieduizend j
die werden toegebracht. Maar het is goed, als
wij er ook eens opzettelijk bij worden bepaald,
wat aan het eind van het feest-hoofdstuk
(Hand. 2) staat vermeld. En de Heere deed
dagelijks tot de gemeente, die zalig werrden. Het
zou dus bij de drieduizend niet blijven en het
is er niet bij gebleven. Die drieduizend waren
eerstelingen van eenen grooten en ruimen en
heerlijken oogst. De kerk was er dus nog niet
in al ha-ar volheid op. den Pinksterdag.
Wel ligt zij in al haar volheid in het eeuwig
voornemen Gods, in het juist getal der voor-
gekenden naar het welbehagen Gods, uitverkoren
in Christus, maar de toevergadering als werk
van den Zone Gods, door Geest en Woord,
duurt voort tot aan de voleinding der wereld.
Heerlijke tijden waren het, toen er kon worden
getuigd, dat de Heere dagelijks tot de gemeente
desd, die zalig werden. Bedenkt eens, wat
daar staat. Dagelijks werden er toegedaan.
En dat waren levende ledenO, wat blijdschap,
wat verkwikking voor Gods volk. Bloedver
wanten, vrienden, maar ook tot hiertoe onbe
kenden, toegebracht in bekeering en geloof als
wonderwerken des Heiligen Geestes. Dagelijks,
dat wil zeggen: het hield niet op, het ging
geregeld door. Hoewel de kerk een afzonderlijk
gebied vormt, afgescheiden van de wereld, zoo
mogen toch hare deuren niet gesloten worden
opdat zij uit die wereld ontvangen, al wie de
Heere wil toedoen. Het getal harer lidmaten
is dan, zoolang wij in deze bedeeling zijn, nim
mer stabiel, maar steeds toenemende. Wij
mogen nooit een afgepast stel plaatsen hebben,
er moeten steeds beschikbare plaatsen zijn, die
op hare bezitters wachten. De Kerk moet zich
uitbreiden, zij moet groeien, gelijk een kind
groeit tot het de volle mate eens mans heeft
bereikt.
Zoolang wij in deze bedeeling zijn, behoort
de groei en wasdom tot den aard van het
kerkelijk leven. Wel verschillen ook op dit
gebied de tijden, maar dezen, haren aard kan
de kerk nooit afleggen. Daarom heet het ook
in het profetisch woord: Haak de plaats uwer
tent wijd en dat men de gordijnen uwer woningen
uitbreide, verhindert het niet. Jes. 54 2.
Wij zien hier aan het einde van het feest-
hoofdstuk als 'tware de gansche uitbreiding
van Gods kerk verhalen en saamgevat. De
Handelingen der Apostelen verhalen ons van
die uitbreiding. Het woord Gods wies. Het ge
tal der mannen klom tot omtrent vijfduizend.
Eene groots schare der priesteren werd den geloove
gehoorzaam. De vervolger Saidus wordt bekeerd
en veranderd in den zendeling en apostel: Paulus.
En nu volgt van bladzijde tot bladzijde het
bewijs, dat er ook eene krachtige deur voor het
Evangelie onder de heidenen is ontsloten. Ja
deze apostel geeft het in 't slot van zijnen brief
aan de Romeinen te kennen, dat toen reeds
aan al de Heidenen, die men kende, alom het
Evangelie was verkondigd.
Uitbreiding der kerk. Ziehier de hoofdinhoud
van kerkgeschiedenis en zendinggeschiedenis.
Ook deze landen, eertijds heidensch, zijn het
bewijs, dat de Heere dagelijks tot de gemeente
doet, die zalig worden.
Zoo hebben wij dan ook, Broeders! ons af
te zonderen van de wereld, maar den Koning
der kerk niet af te sluiten, er op uit zijnde,
of we de vervulling van Gods belofte tot uit
breiding en vermeerdering zijner kerk mogen
zien.
Nog drie zaken mogen hierbij worden op
gemerkt.
1. De toebrenging te r de gemeente was Gods
werk," maar de Heëre 'doet haar komen ais
eenen zegen op het gemeentelijk en kerkelijk
leven naar zijn Woord, dat wederom vrucht is
van Gods Geest. Dit is duidelijk uit het ver
band en blijkt ook uit andere plaatsen.
En allen, die geloofden, waren bijeen, en hadden
alle dingen gemeen. En zij waren volhardende
in de leer der. apostelen en in de gemeenschap
en in de breking des broods en in de gebeden.
2. Wij hebben er niet naar te staan, om
groot in getal, sterk in het cyfertezyn. Maar
wij mogen en moeten er naar staan en naar
verlangen, dat er velen worden toegedaan, die
zalig worden. En doet de lleere dit, dan mag
er hartelijke vreugde zijn over de uitbreiding
der kerk.
3. Des Heeren toebrenging is eene toebrenging
tot zaligheid. Die de Heere wil behouden, wil
zaligen, brengt Hij tot zijne kerk. Alle ge-
loovigen hebben zich dus ook openlijk tot de
kerk te begeven, waar de kerk openbaar wordt
als het lichaam des Heeren.
Wij eindigen met de vraag, lezers! Vloeit
uw kerkelijk leven er uit voort, dat gij door
den Heere aan de kerk zijt toegedaan, om zalig
te icorden? Onderzoekt en beproeft uzelven!
Hulsebos.
KERK.
VERSLAG van de buiten
gewone vergadering der Classis
Klundert, gehouden te Dintel-
oord op 28 Mei 1895,
Ds. A. Voogel opent de vergadering met gebed,
nadat gezongen is Ps. 87 4 en gelezen Micha 4.
Na een hartelijken welkomstgroet benoemt
hij eene commissie tot nazien der credentie-
brieven.
Rapport over de credentie-brieven uitgebracht
zijnde, nemen in het Moderamen zittingDs. A.
Schouten als Praeses; Ds. J. H. Feringa als
Assessor; Ds. M. Ouendag als le en A. Voogel
als 2e Scriba.
Saamgeroepen tot het houden eener classi-
OÉilen Zendingsdag alsmede tot de behandeling
van spoedeischende zaken, wordt naar een
voorgaand classis-besluit eerst het agendum
der a. s. Provinciale Synode besproken.
Dit agendum besproken zijnde en in verband
hiermede in herinnering gebracht zijnde een
vroeger genomen besluit in zake een in der
tijd van classis ,den Bosch" ontvangen missive—
komt alsnu ter tafel eene concept-regeling door
Ds. J. H. Feringa van art. 13 K. O. - geamen
deerd wat een 2tal punten betreft door de kerk
van Klundert.
Deze concept-regeling, met derzelver amen
deering, besproken zijnde, wordt door de Classis
goedgevonden dezelve naar de e. k. Provinciale
Synode door te zenden.
Met derzelver amendeering luidt deze concept
regeling aldus:
De Gereformeerde Kerken in Nederland in
Generale Synode vergadert te Middelburg ia
1896, uitgaande van het beginsel in 1893 (Art.
180 der Acte) door haar in Generale Synode
uitgesproken, - overwegende, dat de uitvoering
der aan elke plaatselijke Kerk in Art. 13 op
gelegde verplichting niet door elke dezer
Kerken afzonderlijk (noch ook zelfs in Classicale
of Provinciale vergadering) behoorlijk kan ge
schieden, en dus naar art. 30 K. O. van wege
de gezamenlijke Kerken in deze vergadering
vertegenwoordigd moet geregeld worden,
besluiten:
le. Voor de gezamenlijke uitvoering van Art.
13 K. O. aan te wijzen tien Deputaten en
tien Secundi.
2e. Deze Deputaten en Secundi alzóö aan te
wijzen, dat de eerste maal de keuze geschiede
door deze Synode zelve; maar dat zij voortaan
telkens zullen aangewezen worden door die
Provinciale Synoden, die naar Generale Synoden
hebben af te vaardigen. Hoewel door middel der
Provinciale Synoden aangewezen, blijven zij De
putaten AergezamenHjkeKei^en. Zij blijven dus tel
kens tot in de eerstkomende Generale Synode in
functie en worden eerst na rekening en ver
antwoording vervangen of gecontinueerd. Ver
trek uit de eene Provincie naar de andere doet
ook dus hun mandaat in deze niet vervallen.
3e. De helft dezer Deputaten bestaat uit
Bedienaren des Woords, met een gelijk getal
Bedienaren des Woords tot hun Secundi. De
weerhelft uit andere Ouderlingen met een gelijk
getal Ouderlingen tot hun Secundi. In 1896
wijst de Generale Synode in vijf Provinciën
uit twee tweetallen gesteld door de afgevaar
digden van elke Provincie een Primus-
Predikant en een Secundus-Predikant aan en
uit de andere vijf provinciën op gelijke wijze
een Prim us-Ouderling en een Secundus-Ouderling.
De Provinciale Synoden van vermoedelijk
1899 kiezen dan een Primus- en een Secundus-
Ouderling waar in 1896 Predikanten geweest
waren, en omgekeerd.
In 1896 worden de Predikanten gekozen uit
Friesland, Drenthe, Gelderland, Noord-Holland,
Noord-Brabant en Limburg.
In 1899 (vermoedelijk) uit Groningen, Over
ijssel, Utrecht, Zuid-Holland en Zeeland.
4e. Aan deze Deputaten geschiede opgave
door de afgevaardigden ter Synode of door de