Stellingen. XII. XIV. Stellingen. meldt allen zijn geboden", enz. Deze tijd viel saam met Israels verwerping. De gebeden Gods mot het oog op den arbeid ouder de hei denen zijn vele. 2. De Zendingsarbeid onder de heidenen werU roeping der kerke Gods. Ze werd roeping, waar de Heere zijn doel me,t de afzondering van Israël had bereikt, toen Christus voor Israël naar den geest ge storven wap. Doch de gedachte van 't uitver koren volk te zijn, werkte nahet exclusivisme kwam, Eu toch is er in dien tijd 't meest gedaan. De Heere heeft hen verlost door den Heiligen Geest van hun exclusivisme. Dan komt er een hart als van Petrus, dat allen omvat. Dan gebruikt men niet meer de uit verkiezing tot maatstaf, dan wordt het bevel gehoord„Gaat heen, predikt het Evangelie allen creaturen 3. De roeping der kerk tot den arbeid der Zending ligt gegrond (dies bleef ze aanwezig» a. in Gods verkiezende liefde, daarin, dat de Vader de heidenen tot een erfdeel den Zoon heeft gegeven, c. in de uitspraken en mede- deeïihgen van onzen. Heere Jezus Christus, d. in Christus geboden, e. in de liefde, f. in de werken der liefde, die de Heilige Geest in het hart uitstort en naar allen heendringt, g. in den schreieoden nood der heidenen. Roe en waardoor wordt deze roeping betracht Zéker als men persoonlijk het „gaat heen" beluistert met het antwoord „Zie, hier ben ik, zend mij." Ze wordt betracht, als wij met onze zonen en doch teren, inplaats van hen te ontraden, en ze bij ons te willen houden, daarover spre ken en hen aanzetten, en ze uit liefde tot Christus zich gaarne tot de Zending overgeven. Ze wordt betracht, als wij de zaak der Zending met waarachtige en warme harten bepleiten, een .jongeling onder de .jongelingen, een jongedochter onder de jougedochters, een iegelijk in zijn kring. De 'Zending moet een onderwerp van onze gedurige gesprekken zijn, We moeten ,de Zen ding bepleiten, en onze gaven (geregeld,) er toe afzonderen. Ieder kind moet leer'en geven en arbeiden voor de Zending als dooplid der ge meente van Jezus Christus. Deze roeping wordt bovenal betracht, als we er voor bidden. En als we recht verstaan, die bede„Uw ko ninkrijk kome!" zullen we dan nog langer traag zijn in het werk der Zending? Wie moeten de roeping betrachten? Allen, zopwel kleinen als grooten. In de le plaats, het wérk der zending moet door de kerk des Heeren geschieden, bi iet door een deel zielen op een hoop. God verkoor het organisch leven. Het huisgezin is het uit gangspunt voor het maatschappelijk leven, zoo moet de kerk het uitgangspunt zijn voor dezen arbeid. Deze arbeid is voor één kerk te zwaar. 'tMoet door de kerken saam geschieden. Van dezen arbeid van de kerk te Antiochië begon nen, werd aan al de kerken te Jeruzalem ver gaderd, verslag gedaan, en daar werd het werk gezamenlijk behartigd. Van deze gedachte moeten de Geref. kerken uitgaan. 4. Is deze roeping door de kerken betracht? 't Verzuim is zoo grootIn de 7e en 8e eeuw werd ons vaderland nog door heidenen bewoond. Toen kwamen hier predikers als Eligius, Wil- lebrordus en Bonifacius het Evangelie verkon digen. Wat werd die arbeid rijk gezegend! Wat is Nederland sinds dien tijd in de geschie denis geweest! Hoevele kinderen Gods zijn reeds heengegaan. Dat we hier dezen Zen dingsdag mogen hebben, is mede een vrucht van dien Zendingsarbeid in ons eigen vaderland. Toen onder het juk van Rome gekomen, werden ook wij van die slaverny in de eeuw der Hervorming verlost. Toen werd het levens kapitaal grooter, als men weer vrij wasmaar - nog weinig werd aan den Zendingsarbeid gedaan. Onze rekening staat nog immer open In onze vaderlandsche kerk is groote ver deeldheid ontstaan. Ze werd collegialistisch van top tot teen. Toen rees de vraag: Wie zal zenden Zoo werden de zendingverenigin gen geboren. En toen is door de Chr. Geref. kerk als kerk de arbeid begonnen, en de broe deren van 1886 waren overtuigd, de kerken moeten dezen arbeid ter hand nemenzoodat het gevolg is geweest, dat de generale Synode van 1892 uitsprak, dat de zending van de kerken moest uitgaan't geen ook reeds ge schiedtnu is iets,gedaan. De kerken hebben veel te doen. Indien het oog maar helder, het hart ruim en warm is, kan altoos meer gedaan worden. Verflauwt men in den arbeid voor de Zending, we benadeelen onszeiven op 't getyied van 't genadeleven., Naarmate men geeft ontvangt men. O, we lijden nog zoo aan egoïsmeKerken, die van zich zelf leven, hebben weinig noodig, en zullen weinig ontvangen, ze zuilen eindi gen met te verstpenen. Daarom laat ons op onze roeping letten, en om genade bidden, om ook -in dezen- arbeid als Geref. kerken jnees. Overvloedig te zijn. Na eenig 'debat werd deze morgen-vergadering piet dankgebed gesloten. Wordt vervolgd door 't verslag van de middagvergadering. Woensdag 29 Mei had te Apeldoorn de Gel- dersche prov. diaconale Conferentie plaats en zijn onder meer de volgende referaten gehouden: Particuliere en Diaconale Armenzorg door Dr. L. Wagenaar. Voorkoming van Armoede door Dr. H. H. Kuyper. Dr. L. Wagenaar heeft de resultaten, waartoe hij in zijn gedachten kwam, geformuleerd in de navolgende I. Er zijn driederlei behoeftigen: verweesde ellen dig.en, schuldigen en in hun loon verkorten. In eene christelijke maatschappij kunnen alleen de eersten voorwerp zijn van diaconale zorg. II. Ieder mensch, geboren als kind des huizes, heeft zedelijk recht- op ouderlijke verzorging totdat hij toegerust is voor eigen levenstaak. Luk, 11 11. Straks rust op hem de verplich ting .den voorouders wedervergelding te doem" Gen. 45 11, Ex. 20 12. Mare. 7 12, 1 Tim. j5 4. Daarom is het eene oneere voor een vader, diaconale ondersteuning te ontvangen voor zijn kroost en évenzeer een oneere voor een man, als zijne ouders diaconale ondersteuning genieten. HL Diakenen der gemeente hebben, als een el lendige hulp behoeft, eer ze zei ven verzorgen, naarstig en nauwkeurig te onderzoeken, of er voor dezën ellendige geen natuurlijke ver zorgers zijn. Voor een arm weeskind in bijouders of bloed verwanten; ,Ps. 83 3, Job 31 17, 18. Voor een armen kranke of gebrekkige of een arme weduwe in familiebetrekkingenLev. 25 25, 1 Tim. 5 8, 16 Ruth 4 14. Voor arme ouden van dagen in kinderen of kleinkinderen. 1 Tim. 5 :4. IV. Wanneer diakenen zoodanige natuurlijke ver zorgers in of buiten hunne gemeente vinden, dan is hunne roeping dezen goed in te lichten omtrent den bedoelden ellendige, voor dezen door vriendelijk ernstig verzoek ondersteuning te bekomen en zich aan te bieden om bij deze verzorging allen gewenschten dienst te bewijzen. fVgl. Formul. van bevestiging: „alle naarstig heid aanwenden om goede middelen te bekomen." V. Blijken deze bloedverwanten onwillig, dan roepen diakenen de hulp in van hunnen ker- keraad. Zijn de onwilligen leden der eigen ge meente, dan beproeve de kerkeraad door trouwe vermaning en des noods door scherpe bestraffing deze onwilligen tot hunne plicht te brengen. Zijn ze lidmaten van eene andere Geref. Kerk, dan wende zich de Kerkeraad tot hunne op zieners met verzoek om de onwilligen onder behandeling te nemen. VI. Mislukken alle deze ook nog later telkens te herhalen pogingen dan onderzoeken diakenen of de ellendige ook vrienden of be- weldadigden of vroegere patroons in leven hebben, die er een eere in stellen hulp te bieden. Ook hierbij bieden diakenen hunne bemiddeling aan. Josua 2 12 en 14, 2 Sam. 16 17a, Job 614, Spr. 19 7. VIL Wordt er zoodoende eenige doch onvoldoende ondersteuning gevonden, dan vullen diakenen aan, blijvende in hunne wijze van verzorging zooveel mogelijk op den achtergrond. VIII. Blijkt een ellendige niemand op de wereld te hebben, die iets voor hem overheeft, dan wordt deze waarlyk verweesde geheel en mil- delijk geholpen door de gemeente. Diakenen brengen deze hulpe toe precies alsof zij vader, broeder of zoon van deze ellendigen zijn. 1 Tim. 5 1—5a, 16. Jac. 2 15, 16. IX. Wendt zich tot de diaconie een schuldige, d. i. iemand,, die door zyn eigen onverant woordelijk wangedrag armoe lijdt, dan weigeren zy elke ondersteuning aan den luiaard en.den dronkaard. De ontslagen gevangene, die met berouw wederkeert, worde niet meer als schul dige. immers, hij heeft geboet, maar als ellendige behandeld en wel naar de regelen boven aan gegeven. X. Als in hun loon verkorten,beschouwe de dia conie alle weerbare mannen, jongelingen en maagden, die te weinig verdijen om zich of hun gezin met eere te onderhouden en door tijdelijke krankheden heen te worstelen, of die hfgewerkt of door den arbeid verminkt, zonder voldoend pensioen verlegen, gelaten worden. 1 Tim. 5 18. XI. Voor dezen trede des noodig de diaconie op jbij boer, baas of heer, dien deze in zijn loon verkorte dient of gediefd heeft of ook bij den landheer, wiens akker hij bewerkt heeft, met vriendelijke uit-nuydiging dezen arbeider te vreden te stellen met het benoodigde voedsel en deksel voor hem en zijn gezin. Rom. 12 8b. Wordt dit, verzoek geweigerd, dan brengt diaconie de?e zaak in den kerkeraad, opdat', deze beproeve door vermaning in dezen iets te kunnen uitrichten. Mal. 3 5, Jes. 5 4. xia. Blykt. ook dit vruchteloos, dan betale de ge meente het te weinig ontvangene loon aan haajr medeljd uit, naar den regel waar één lid lijdt alle leden lijden. 1 Cor. 12 26. Deze uitkeering wordt afzonderlyk geboekt en door contribution of collecten verkregen, aïs j zijnde niet het oorspronkelijke en eigenlijke werk der diaconale verzorging, die. slechts het verweesde, kranke en gebrekkige met vaderlijke broederlijke en kinderlijke liefde onderhoudt, verpleegt en verkwikt. Hierop gaf Dr. H. H. Kuyper een keurig en zeer weten schappelijk referaat, waarin hy dev taak der diaconie vergeleek bij de speciale prophilaxis en welks inhoud hy straks samen vatte in de volgende I. De diaconie is geroepen niet alleen om be-- staande armoede te lenigen, maar ook om.drej gende armoede te voorkomen. II. Hare taak daarbij is niet om in te grijpen in de nooden van het volksleven zelf, ten einde bete:e levensvoorwaarden voor heel de maatr, schappij te scheppen, maar wel om de reddende hand te bieden aan bepaalde personen en ge-, zinnen, die den weg van het pauperisme dreigep op te gaan. III. Om deze taak te vol voèren staan der diaconie tweeërlei middelen ten dienste: a. geestelijke; zij moet door de oorzaak der ellende te bestryden de uitbreiding der ziekte bijtijds voorkomen. b. stoffelijke; zij moet door voorschot e. a. den wankelende in ziin financieel bestaan zooveel mogelijk steun bieden. Ook op dit referaat volgden ernstige, hoogst leerzame samensprekingen. Offieiëele Berichten Axel B. Door den Kerkeraad alhier is tot herder en leeraar beroepen den WelEerw. heer Ds. F. Drost te Vlaardingen. De Geref. kerken in de classis 's li E11 T O E N B O 8 C H worden ter Classikale Vergadering samen geroepen op Donderdag, 13 Juni 1895, op de gewone plaats en tijd. Doel van deze samen komst der classis is de bespreking van het Agendum der a.s. Particuliere Synode. Aan deze classis is verbonden eene diaconale conferentie, waarin Ds. Binnema een referaat zal houden over „Het ambt der diakenen naar de H. Schrift," en Ds. Laatsman over „Het ambt der diakenen in verband met den nood der tyden." Beide malen met debat. De kerkeraad der roepende, kerk te Heiisden. Verantwoording van Liefdegaven. Vlissingen B. In dank ontvangen voor de weezen f2.50, flO,— en f 1.voor de kerk flO. voor de armen flO. voor de Zen- dingskas f2.50. Namens den Kerkeraad: H. GUILLAUME, Scriba. CORRESPONDENTIE. Voor het verslag van de Vergadering van het Zeeuwsch Jongel. Verbond, was ditmaal geen plaatsruimte.

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1895 | | pagina 3