Uit Kerk en School. hebben zalwelke belofte allen volken en men- schen, tot welke God naar zijn welbehagen zyn Evangelie zendt, zonder onderscheid moet verkondigd en voorgesteld worden, met bevel van bekeering en geloove!" Kan het ruimer? En wat nu aangaat de bewering, dat het Calvinisme tot heden nog weinig gedaan heeft voor de Zending, die de geachte schrijver aldus uitspint: „wij hebben ook slechts op onze Zending te zien. Niettegenstaande het Calvinisme steeds in ons land meer ingang vond, dan ergens elders, is het grootste gedeelte van ons Zendingswerk niet gestempeld met het merk van het strenge Calvinisme." Is deze beschouwing billijk? Heeft in de vorige eeuwen niet juist het Calvinisme het voorbeeld gegeven van zeer levendige belangstelling in de Zending? Denk aan al den arbeid der classes Amsterdam en Middelburg, aan Prof. Antonius Walëus en zijn seminarie, aan Antonius Hambroek en zijn heldendood op Formosa. De koopmansgeest hinderde, doch het levend Calvinisme toonde zielendrang te gevoelen voor de voortplanting van het zuivere christendom in Oost en West. En wat deze eeuw aangaat van weeroplui- kend Calvinisme, dan bedenke men, dat de Remonstrantsche geest, die in vele Zendings kringen gelucht werd, de Calvinisten van dezen arbeid vervreemden moest, en dat het juist opmerkelijk is, dat de Christelijke Geref. kerk als kerk hare roeping erkende en ook de Ned. Geref. kerken van meet af aan hare belang stelling aan de Zending wijdden en zelfs een inspectie-reis organiseerden, welk voorbeeld sinds door Barmen en de N. Z. V. gevolgd werd. Ook de saamgesmolten Geref. kerken beginnen voor de Zending te ijveren. Zij hebben de eer wederom alle anderen vóór te zijn en wel in twee dingen: le in de afvaardiging van een Zendeling-arts naar liet nog onontgonnen Solo en 2e in de uitzending van een predikant. Mogen we ons vleien, dat de NederL Zen dingsbode van deze onze opmerkingen notitie wil nemen en dit ons pogen, te meer, waar we nog zooveel hebben op te offeren voor de inrichting en instandhouding van ons kerkelijk leven, wil waardeeren? Geld. Kerkbode. W. Verkiezing. De aanstaande verkiezingen van leden voor de Provinciale Staten gaan niet buiten kerk en school 0111. Hare belangen staan daarmee in betrekking. Immers, in den diepsten grond is de strijd, die gestreden wordt, een strijd tusschen de beginselen der revolutie en de beginselen in het Evangelie, in het Woord onzes Gods, neergelegd. Het is de strijd tus schen het geloof en het ongeloof. De strijd dufe, die na den zondenval en de openbaring van Gods genade, een aanvang nam. Vooral Mr. Groen van Prinsterer heeft dat in het licht gesteld en op den voorgrond geplaatst. En wvj mogen dar niet uit het oog verliezen. Naarmate wij dat helderder inzien en dieper gevoelen, worden wij ons onze roeping bewust, om dien strijd mee te strijden. Naarmate wij dat helderder inzien en "dieper gevoelen, krijgt die strijd eene hoogere betee- kenis, ja, wordt het een strijd, dien wij om 's Heeren wil en om de eere zijns Naams mee strijden. Nog eens. Naar mate wy dat inzien zal de strijd geheiligd worden. Immers, zien wy dat in en gevoelen wij dat diep, dan vallen de personen weg en worden de stofteiyke be langen, in het licht van de hoogere en hoogste belangen zeer ondergeschikt Als het bij ons om personen en stoffelijke belangen gaat, staan wij op een zeer laag stand punt; op een standpunt dat het hart niet adelt en den strijd niet heiligt. Gaat het om per sonen en stoffelijke belangen,dan komt de voorliefde en de wereldliefde op den voor grond en in het spel, en dezen heiligen den strijd niet. Hartstochtelijk en hatelijk doen ze hem in den regel worden. Het hoogste leven plaatst ons op het hoog3te standpunt; maakt <ms het vurigst en doet ons de beste en eerlijkste middelen kiezen. Dat leven toch doet ons om 's Heeren wil en met den Heere optrekken. Het was ons menigmaal eene oorzaak van smarte, wanneer degenen, die met Groen van Prinsterer het Evangelie tegenover derevolutie stellen, belijden en kiezen, bij gelegenheid der verkiezingen niet op dat hooge standpunt stonden, en alzoo niet dien overeenkomstig optraden en werkzaam waren. Staan wij daar niet op, dan verslappen en ontaarden wij in den strijd, dien wij moeten strijden. Dien wij moeten strijden; omdat wij altijd en overal naar de eer des Heeren en voor de be ginselen, die Hij ons in Zijn Woord heeft neer gelegd, moeten opkomen; alsmede, omdat het eeren van Hem, die ons land en volk heeft groot gemaakt, èn het leven in en naar die beginselen samenvalt, met het waarachtig belang van ons land en volk. Dien wij moeten strij den omdat het zegevieren der tegenoverge stelde, der revolutie-beginselen de eere des Heeren, het gewenschte leven, de kracht, de macht en welvaart des volks rooft. De revolutie-beginselen zijn uit de hel; zy kweeken de mannen, die tegen God en het volk opstaan; zij voeren ons land en volk naar den afgrond. Alle personen en lichamen nu, die mede regeeren en besturen, oefenen invloed uit op het propageeren der beginselen en alzoo op den gang der zaken. Ontegenzeggelijk doen dat ook de leden der Provinciale-Staten. Zy behande len het is zoo—de stoffelijke belangen van onze provincie. Doch iemand, die den Heere belijdt en bidt, laat ik, zelfs die belangen, vooral wanneer zïj overigens van gelijke bekwaamheid zijn, liever behartigen, dan iemand, die den Heere verloochentof ook iemand, die dat niet doet, maar zich in dien kring laat inlijven en daarmee en daarvoor optreedt. Een zielkun dig raadsel is het menigmaal, hoe dit laatste mogelijk is. Daarenboven doen de Provinciale-Staten meer dan onze provinciale, duin—dijk wegen en waterstaatsbelangen behartigen. Zooals wij weten kiezen zij de Gedeputeerden, en dezen oefenen menigmaal invloed uit op onze burge meesters, op de gemeenteraden, op de uitgaven der gemeente en ook op het onderwijs. Daar komt bij, dat zij gedurig in aanraking komen met den Commissaris, die hier de koninklijke macht vertegenwoordigt, en die met de Gedeputeerden veel invloed uitoefent op de eventueele benoemingen. Op de benoemingen, waarop de liberalen zoo vele jaren speculeerden, en die zij, op in het oogloopende en stuitende wijze, schier al tijd in hunnen geest wisten te verkrijgen. Yooral daardoor namen zij het land in, en oefenden zij een zeer moderniseerenden, dies heilloozen invloed uit. Meer nog. De Provinciale-Staten kiezen de leden voor de Eerste Kamer. Deze Kamer nu kan men niet omzetten, indien men eerst de Provinciale-Staten niet heeft omgezet. En van hoeveel belang het is de Eerste Kamer om te zetten weten wij uit den tijd van het Ministerie- Mackay. Voor dit Ministerie was de Eerste Kamer destijds als een blok aan het been. Het kon niet voort. Het kon niet doen wat het zoo gaarne wilde. Het moest, ondanks zich zeiven, met de overwegend zoogenaamd liberale Eerste Kamer rekening houden. Hoewel op die Eerste Kamer, op dat blok, des tijds het oog en de hoop der liberalen gericht was, riepen zij desalniettemin het evengenoemde Ministerie verwy tend nadat het niet hard liep. Vestigt men op al het genoemde het oog, dan kan en zal men niet ontkennen, dat de verkiezing van leden voor de Provinciale-Staten alles behalve zonder beteekenis is, ja dat zij invloed uitoefent op velerlei gebied, invloed kan uitoefenen op den geheelen gang van zaken, en mitsdien niet omgaat buiten de be langen van kerk en school. Dit is vooral waar bij gelegenheid van deze verkiezing en voor de provincie Zeeland. Immers, wanneer slechts twee zetels gewonnen worden, dan zijn de Provinciale-Staten om, dan zijn de liberalen eindelijk minderheid in de Staten geworden. Natuurlijk zal dat van invloed zijn op de benoeming van de Gedeputeer den en ook van de leden voor de Eerste Kamer. Hoogst gewichtig kunnen wij alzoo de aanstaan de verkiezing noemen. Zij gaat om de vraag, of de anti-liberalen hun werk van zoovele jaren voltooien zullen. Wel eer hadden de liberalisten de ongestoorde macht in de Staten en mitsdien in de provincie, in het collegie van Gedeputeerden en van de Eerste Kamer, ook wat Zeeland betreft. Langzamer hand en hoe langer zoo meer hebben wij hun die macht betwist; ja. boven ons bidden en denken heeft Hy, die alles bestuurt en regeert, onzen strijd gekroond en ons overwinning op overwinning geschonken. Wie had vóór eenige jaren durven denken, dat we het ooit zóó ver zouden gebracht hebben, als we nu zynimmers, we zijn gekomen tot het keerpunt en, wat meer zegt - de moge lijkheid om de evenaar te doen doorgaan is niet uitgesloten. Vandaar dan ookdat nu te verslappen, schandelijk, ja, onverant woordelijk zou zijn. Alle man moet nu worden opgeroepen; ieder moet op zijn post zijn en mede aan den arbeid tijgen. Alle eigenzinnigheid moet afgelegd en met voor of tegen-ingenomenheid mag geen rekening gehouden worden. Het gaat niet om de personen, maar wel om de beginselen en de zaak. De Heere geeft ons de gelegenheid, het werk van vele jaren te voltooien. Het is een gemeen schappelijk werk, en juist omdat het een gemeen schappelijk werk is, mag men er niet op staan, dat alleen de mannen, die wij nu eens bij voor keur zouden willen, door de kiesvereenigingen ons worden voorgesteld. Hen, die de meer derheid der lfeden van de Kiesvereenigingen hebben gesteld, moeten wij kiezen. Eendracht maakt macht. Hoe zoo iemand heet, tot welke kerk hij behoort en waar hij woont, is de vraag niet. Dit is de vraag, of hij tegen de beginselen der revolutie is en voorde beginselen die God ons gaf; en of hij zich bij de mannen, die wij reeds in de Staten hebben, aansluiten en met hen meewerken wil, en ook, of hij bekwaamheid bezit, voor de taak. Welnu, zoo danige mannen worden U aanbevolen. De liberalen stelden, vóór onze kiesvereenigingen in Walcheren vergaderden, ook tegenover ónze af tredende leden (de heeren Van Voorst Vader en Siegers) candidatenzij willen dus hen laten val len en al de zetels voor zich hebben. Daardoor nu hebben zij onze kiesvereenigingen t/cnoodzaataook met zes eigen candidaten voor den dag te komen. Twee van de zes, die aftreden, ver zochten buiten aanmerking te blyven, en van de vier, die toen resten, bohooren er twee tot hunne en twee tot onze partij. Stelden wy nu, gelijk sommigen wilden, bij de twee af tredenden twee anderen, dus slechts vier can didaten, dan speelden wij in de kaart der liberalen; immers, vele tusschenbeide menschen maken het lijstje vol en plaatsen uit voorliefde er, bijv., hun burgemeester bijhoewel hij liberaal is en met de liberalen beloofd heeft te zullen optrekken en stemmen. Door dat 10 doen, vermeerdert men het getal stemmen van hen, die anders wellicht in de minderheid zouden blijven: en ieder gevoelt, dat daardoor de kan sen van zijne eigene candidaten verminderd worden. Neemt eens aan, dat dertig kiezers van onze beginselen, omdat wij er toch maar vier hebben, het lijstje vol maken, en dies nevens onze vier, de heeren Nolthenius en van Doorn plaatsen, en dat twee der onzen twintig stemmen minder hebben dan deze heeren, niet waar, dan bezorgen die dertig ons de neder laag, en hadden wij in dat geval er ook zes voor gesteld, dan zou de nederlaag voorkomen en de overwinning behaald zijn. Allen, die dit indenken, zullen toestemmen, dat wij met het oog daarop genoodzaakt waren nu ook zes candidaten te stellen. We hopen, dat bij geen der kiezers de voor liefde voor dezen of genen candidaat de drijf veer zal zijn om hem te stemmen. Het is geen werk van voorliefde, maar van beginsel. De heeren hebben allen, zonder onderscheid beloofd, dat zij met de liberalen, die de Mid- delburgsche courant, die zoo menigmaal met den God en godsdienst der Heilige Schriften den spot drijft, tot hun hoofdorgaan hebben, zullen meegaan en meestemmen. Als gij van de beginselen, van de beginselen der revolutie, waarvan de liberalen uitgaan, geen heil ver wacht, dan moogt gij niet voor één dier hee ren stemmen, al was hij uw eigen vader. In dezen strijd moeten wij kiezen. Littooij. Beroepen te Valthermond E. Bosman te Waardhuizen. Aangenomen naar Sneek A door J. J. Impeta te Leeuwarden. Bedankt voor Surhuisterveendoor Ds. Bartels te Nieuw Buinen, voor Rotterdam door H. M. v. d. Vegt te Heerde. De heer W. A. van Es, theol. cand. aan de Vrije Universiteitstelt zich wegens voortzetting zijner studiën aan de Vrije Uni versiteit, nog niet beroepbaar. De heer P. J. Jongbloed te Leeuwarden, cand. aan de Vrije Universiteit heeft het pré paratoir examen afgelegd en is tot de Evange liebediening in de Geref. Kerken toegelaten.

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1895 | | pagina 2