Uit de H. Schrift.
Jaargang:.
V HUD AO 3 MEI 1895.
N«. 18.
in ^Zeeland, J^ooRD-jBRABANT en J^imburg.
Ds. J. HULSEBOS, Ds. J. H. FERINGA
en Bs. A. LITTOOIJ.
Het Calvinisme en de Zending.
^VeEKBLAD GEWIJD AAN DE BELANGEN DER pEREFORMEERDE ^ERKEN
Want Je HEEEE is onze Rechter,
de HEERE is onze Wetgever, de
1IEERE is onze Koning; Hij zal ons
behoeden.
Jesaja 3:122
ONDER REDACTIE VAN
Doch Samuel zeide: Heeft de IIEERE
lust aan Rrandofferen en Slachtofferen, als
aan het gehoorzamen van de stem des Hoe
ren? Zie, gehoorzamen is beter dan slacht
offer, opmerken dan het vette der rammen
1 Sam. 15 22.
Abonnement per 3 maanden 0.35. Afzonderlijke nos.
3 cent. Advertentiën van 1-5 regels 30 cent, iedere
regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels
50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Uitgever:
K. LE CO INT RE
MIDDELBURG.
Berichten, Advertentièn enz., gelieve men
tijdig, uiterlijk Vrijdagmorgen, bij den
Uitgever in te zenden.
VERGETEN.
Doch de overste der schenkers gedacht
aan Jozef niet, maar vergat hem.
Gen. 40 23.
Ondank is 's werelds loon. Wij zien dit dui
delijk in de geschiedenis van Jozef. Waarlijk,
hij moest ondervinden, dat van menschenzijde
geene uitkomst of hulpe was te wachten.
Potiphar, dien hij trouw had gediend, sloot
hem op de valsche aantijging zijner goddelooze
vrouw in de gevangenis. De schenker, aan
wien Jozef zooveel vriendelijkheid had bewe
zen, toen hij in de vernedering was, en wien
hij zijne op handen zijnde uitredding had
mogen verkondigen, gedacht aan Jozef niet,
maar vergat hem. Hoe dringend had Jozef zich
bij hem aanbevolen, als hy zeide: Doch gedenk
mijner bij u zeiven, wanneer het u welgaan zal,
en doe toch weldadigheid aan mijen doe van
m ij melding bij Faraö, en maak. dat ik uit dit
huis kome. Want ik ben diefelijk ontstolen uit
het land der Hebreen; en ook heb ik hier niets
gedaan, dat zij mij in dezen kuil gezet hebben.
De schenker staat daar in de geschiedenis als
een voorbeeld van snooden ondank, en wat ver
der van hem wordt vermeld, dat hij, toen
Faraö twee jaren na dien droomde, Jozef als
droomenuitlegger noemde, wischt dezen smet
niet uit, aangezien zijn eigen-belang medebracht,
om nu Jozef te gedenken. In den weg van
Gods voorzienigheid waren ook deze beproe
vingen en deze teleurstelling voor Jozef goed.
Hij leerde, dat zijne hulpe alleen van den
Heere moest komen. En wie ook mocht ver
geten, de Heere vergat Jozef niet.
Ieder, die de geschiedenis van Jozef leest
of hoort, keurt het vergeten door den overste
der schenkers af. Maar bedenkt men w<el, dat
men hierin zich zeiven oordeelt! Hoe vaak
geschiedt dat vergeten nog zelfs onder de
zonen van hetzelfde huis! Men laat na aan
den hulpbehoevenden broeder te gedenken, men
vergeet hem en dit vergeten is zonde bij God.
Tal van grootere en kleinere overtredingen
komen hier ten onzen laste, want wij zijn
schuldig zelfs het leven te stellen voor de broe
deren. Uit schrift en woord en daad moest
voortdurend de liefde blyken, die wij aan elkan
der schuldig zijn, maar woord en schrift en
daad blijven zoo vaak achterwege, indien er
ook maar niet nog een opzettelijk voorbijgaan,
een opzettelijk vergeten bij komt.
Wij kunnen ter verklaring van dit groote
gebrek in ons christelijk leven, al is het niet
tot verontschuldiging, wijzen op de zwxtkheid,
op de weinige geestkracht, die er is. Het wordt
werkelijk wel eens wat te zwaar, aan allen en
alles te denken, waaraan men denken en ge
denken moest. Ook werken de omstandighe
den niet mede. De zorgen en bemoeienissen
zijn vele, en veelal heerscht er weinig orde in
het leven en verdringt het een het ander.
Dit zijn dingen, waarover wij ons hebben te
verootmoedigen voor den Heere. Om het af
wijken van Hem, door dit en vorige geslachten,
zijn zij over ons gekomen.
Maar de groote oorzaak ligt hier in eene
schuldige liefdeloosheid. Hier geldt het woord
des apostels, Philipp. 2: 21. Want zij zoeken
allen het hunne, niet hetgeen van Christus Jezus
is. De gevolgen blijven niet uit. Los en een
zaam staan wij naast elkander, en in plaats
van in betoon van hartelijke liefde den gloed
des levens, dat in Christus is, te gevoelen,
gaat over ons de kille adem des doods. Wij
weten het, ook alleen Gods genade kan hierin
verandering geven, doch het ligt op den weg,
elkander tot verootmoediging over de liefdeloos
heid, over het niet gedenken, maar verbeten
der broederen, op te wekken. Waar het ver
keerde mag worden ingezien en betreurd, mag
uitkomst worden verwacht. Uitkomst van de
eeuwige, onveranderlijke trouw en liefde Gods
over zijn onwaardig volk.
Kan ook cene vrouw haren zuigeling vergeten,
dat zij zich niet oniferme over den zoon haarsbuiks?
Ofschoon deze vergat, zoo zal Ik toch u niet ver
geten! Jesaja 49: 15.
De Heere vergeet zijn volk niet, maar Hij
heeft beloofd hunne ongerechtigheden geenszins
meer te zullen gedenken. Ik zal u geene iveczcn
laten, ik kome iveder tot u, ziedaar de belofte
des Zoons. En aangaande den Geest zegt Hij
Die zal bij u blijven in der eeuwigheid: En juist
waar ons de menschen vergeten, zooals de schen
ker Jozef, daar blinkt de trouwe Gods zoo
heerlijk uit, en daar beschikt Hij ons ook nog
getrouwen, gelijk aan Paulus eenen Timotheiis
en eenen Epafroditus. Philipp. 2: 19, 25.
Lezer! Is de Heere reeds uw deel? Verstaat
gij de vermaning, Ps. 45: 11. Hoor o dochter!
en zie en neig uw oor en vergeet uw volk en uws
vaders huis? Dan zal het ook bij u mogen
zijn, met Psalm 73: 23. Ik zed dan geduriglijk
bij U zijn; Gij hebt mijne rechterhand gevat.
Hulsebos.
KERK.
De Nederlandsche Zendingsbode, die goed op
streek komt, schrijft in een hoofdartikel over
samenwerking ook het volgende:
„Terwyl wij dit schrijven, denken wij aan de
eeuwenoude achtbare instelling de Ned.
Herv. kerk. Hoe jammer, dat tusschen de
meederheid der leden niet de noodige samen
binding bestaat. Wat een macht zou die Kerk
kunnen oefenen in het werk der Zending."
Welk een singuliere beschouwing!
De Ne d. Herv. kerk een eeuwenoude instel
ling.
Weet dan alleen de Zendigsbode niet, dat eerst
in 1816 door de allerjammerlijkste machtsover
schrijding van een geliefden Oranjevorst de aloude
Nederduitsche kerken dezer landen, die elk onder
zijn eigen kerkeraad in Classikaal en Synodaal
verband naar de Gereformeerde Kerkenordening
leefden, zijn ingemetseld in de instelling, genoemd
de Hervormde Kerk, onder een opperbestuur
van eenige door Z. M. benoemde Heeren-predi-
kanten, welk opperbestuur zich durfde noemen
een Synode, dat is toch een Kerkvergadering.
Neen, de Gereformeerde Kerken in Nederland,
die zijn eeuwenoud, Kerken als Ulrum, Gende-
ren, Almkerk, Voorthuizen, Reitsum, enz. enz.
deze zijn geformeerd in de Middeleeuwen, ge
reformeerd in de 16e eeuw, ingemetseld in de
instelling, genaamd „de Hervormde Kerk" in
1816, weêr losgebroken in 1834 en 1886. Dit
is de onwraakbare historie.
En nu tiê vrome we^chen over de samen-
binding tusschen de meerderheid van de leden
der Herv. Kerk! Hoe kan een koninkrijk, dat
tegen zichzelf verdeeld is, bestaan? Wat kan
een Midianieten-leger uitvoeren, waar het zwaard
des eenen tegen dat des anderen gekeerd is?
Dat wil een kerk heeten, doch zonder het
„één Heer, één geloof, één doop."
Neen zoolang zelfs de geloovige gemeenten
in dezen kerker blijven, is het onmogelijk om
haar kerkelijk leven tot bloei te brengen en ook
aan „Kerkelijke Zending" en deze isdeware
Zending! iets te doen. Zie het aan Renkum.
De Zendingsbode schrijft verder:
„In de Ned. Geref. Kerk is meer samenbinding
tusschen de leden."
Waarom verandert ze onzen naam?
Wij zyn „de Gereformeerde Kerken in
Nederland."
Dit is onze eorenaam, die God ons gegeven
heeft.
Zoo noemt ons de Regeering.
Zoo noeme ons ook de Nederl. Zendingsbode.
Ze schrijft verder:
„Van haar kan als geheel meer kracht uit
gaan, (dan van de Herv. Kerk) ofschoon wy
betwijfelen of zij in het werk der Zending van
veel beteekenis zal zijn. Het strenge Calvinisme
schijnt meer een macht te zyn om te behouden
en te bewaren, dan om te lokken."
Hé! Wij meenden, dat Calvijn een Abraham
is geworden, een Vader van vele volkeren,
dat het Calvinisme getoond heeft in staat te
zijn geheele Roomsche volkeren te herscheppen
tot vrye, bloeiende, protestantsche natiën. Het
Calvinisme een soort conservatieve macht.
Het is vonkelnieuw!
Doch lezen we verder.
„Het heeft tot heden nog betrekkelijk weinig
gedaan voor de Zending.
Het zijn de Hernhutters, de Methodisten, de
Wesleyanen met hun ruime opvatting van het
evangelie, die de pioniers der Zending geweest
zijn,"
Nu wij waardeeren zeer den Zendingsijver
van genoemde broederen.
Dat hun evangelie echter ruimer is dan het
onze, dat ontkennen wij.
Weet men niet, hoe onze Dortsche Canones
beginnen?
Heeft men nooit gelezen, dat de Geref. kerken
belijden
„Voorts is de belofte des Evangelies, dat
een iegelijk, die in den gekruisten Christus ge
looft, niet verderve, maar het eeuwige leven
v