Uit Kerk en School. dien dienst des Heeren te ontzeggen. Een tweede bedenking is ernstigerJuist deze persoonlijke bekendheid, en deze gelegen heid tot vergelijken met andere Zendingen, ge voegd bij de overige gaven van dezen Broeder, maken zoo wenschelijk, dat hij in den kring van Deputaten zou blijven. Hierin ligt het be zwaar van het dissentieerend Moderamenlid, door hem aldus geformuleerd: dat deze Broeder te zeer onmisbaar is voor het geheel van den arbeid om daaraan te worden onttrokken door uitzending naar (en dus tevens beperking tot een deel daarvan. En de andere leden van het Moderamen zouden dit mede onoverkomelijk geacht hebben, indien niet, huns inziens, de toenemende ellende van Midden Java tot uit zending van een nieuwen arbeider nog in 1895 noodzaakte. Een derde bedenking ligt in de positie door den aanbieder ingenomen. Zoo min voor Indië, als voor de zendende kerken, of ook voor dezen Broeder zeiven, kan gewenscht geacht worden, dat deze Broeder in eenig opzicht meer be voegdheden zou hebben dan eenig ander Zen deling. En toch heeft hij deze: zoowel als Hoofdbestuurder der Nederlandsche Gerefor meerde Zendingvereeniging, alsook - en vooral als Deputaat en lid van het Moderamen. Terwijl ook zijn vorige tocht naar Midden-Ja va (toen als gevolmachtigd Inspector) dit zou doen vermoeden. Deze bedenking is echter zeer ge makkelijk opgelost, indien slechts duidelijk wordt uitgesproken, dat hij niet anders dan geheel als gewoon Zendeling gaan kan, in geen enkel opzicht boven de andere Zendelingen staande; en zoolang zijn verblijf buiten Europa duren zal, ipso facto, ontheven van zijn betrekking tot genoemde Vëreeniging en van zijn Depu- taatschap; en met geenerlei opdracht dan die hem Door Deputaten zal zijn— of nog zal wor den gegeven. Met inachtneming van het hiervoor gezegde, adviseert dan Uw Moderamen, de aanbieding van Ds. F. Lion Cachet aan te nemen, hem- zelven betreft. Maar voorts ook, om dezelfde oorzaak, op de aanbieding van „de zijne" niet in te gaan; dewijl dit immers ook niet ge schiedt ten opzichte van andere Zendelingen. Het Moderamen doet derhalve in deze zaak het volgende voorstel (behoudens goedkeuring van den gezondheidstoestand van dezen Broeder) Deputaten tot de Zending besluiten: lo. üs. F. Lion Cachet, thans Bedienaar des Woords te Rotterdam, met de gewone aanstel- lingsacte, en onder de daarin vervatte, en daarbij gevoegde, Algemeene Bepalingen, als Zendeling te zenden naar Midden-Java. 2o. Zijn vast inkomen te bepalen op f200,— maand, nadat inzake overtochtskosten, enz. het noodige zal geregeld zijn, ingaande op den dag van zijn aankomst te Batavia. 3o. Bij nadere instructie zijn arbeid te rege len (en den arbeid der andere Zendelingen, voor zoover noodig, daarnaar te wijzigen) als volgt: a. Aan Ds. F. Lion Cachet worde als zijn arbeidsveld opgedragen de Residentiën Banjoe- mas, met de zorg voor Tegal, met Poerbolinggo of Banjoemas als plaats van vestiging. Br. Adriaanse hebbe dan de zorg voor Bagelen en Djokjakaata en Zuidelijk Kedoe en voor het bijstaan, innien vereischt, van den Zendeling- Arts Br. Schreurer, te Solo; en Br, Horstman hebbe de zorg voor Pekalongan en Noordelijk Kedoe. (De B.B Zuidema en scheurer hebben elk hun andersoortigen. eigenaardigen arbeid). Evenals beide genoemde Broederen hun district, heeft hij zijn district te bearbeiden door persoon lijken arbeid, door Inlandsche Helpers," door colportage, en door onderwijs. In dezen arbeid zal elk dezer drie Broeders zich zorgvuldig onthouden van alle inmenging in de districten der anderen, alsook in het eigenaardig werk der A.A. Zuidema en Scheurer. b. Br. Lion Cachet zal zijn correspondentie met Deputaten voeren door toezending daarvan aan het adres van den Scriba, Ds. Feringa. Namens het Moderamen: J. H. Feringa, Scriba. Utrecht, 13 Februari 1895. De heer K. Wielemaker heeft toch iets ge zegd op hetgeen door ons geschreven is over zijn schrijven in de „Nieuwe Zondagsbode". Iets slechts; want de bewijzen uit de Heilige Schrift en de belijdenis, door ons gevraagd, zijn, natuurlijk, niet geleverd Op een geheel ondergeschikt punt slechts, komt de heer Wie lemaker in de Nieuwe Zondagsbode van 30 Maart even terug. De heer Wielemaker doet dat, zonder onze Kerkbode of onzen naam te noemen. Nu, met een afgescheidene en een Kerkbode publiek zich in te laten en in debat te gaan, is in dezen onzen tijd ook wel wat veel gevergd. Het is al mooi, dat hij zich toch inlaat met hetgeen wij in de Kerkbode schreven. Jammer evenwel is het, dat de heer Wielemaker slechts een sarcastisch volzinnetje even aanhaalt en be spreekt. „Ik dweep volstrekt niet," zegt de heer Wielemaker, „met onze kerkelijke verordenin gen, en wacht in 't geheel geen wonderen van de verbreiding van kennis dienaangaande, aller minst geloof ik, dat die kennis dienstig zou kunnen zijn in 't bestrijden van allerhande ket terijen, welke onzinnige gedachte mij toegedicht is. Maar ik protesteerde tegen 't afvergen van een belofte van gehoorzaamheid aan reglemen ten, den belovende onbekend." Het zij ons veroorloofd den heer Wielemaker en hun, die er belang in stellen, te vragen of hij in zyn vorig schrijven niet een anderen toon aansloeg en eene hoogere verwachting openbaarde in betrekking tot de verordeningen der „Ned. Herv. kerk", dan nu? Hoen schreef hij „Wat ons ontbreekt!" „Ds. Hijmans heeft aangetoond, dat in onze Herv. Kerk ontbreekt een heilig kerkelijk be wustzijn. Voor dit gebrek heeft hij oorzaken gevonden en aangewezen; velen behooren tot onze Kerk alleen in zooverre hun naam op de Lidmaten-lijst staat vele anderen laten zich slechts leiden door sleur. Er zijn zeker nog een aantal oorzaken. Met alle bescheidenheid wil ik de vraag stellen: is een der oorzaken ook niet: een verzuim bij de catechisatie? Wordt bij de voorbereiding tot de aanneming ook op de ontwikkeling van 't „kerkelijk bewustzijn" gewerkt? Ik meen: in 't algemeen niet of zelden. De jeugdige leden der gemeente moeten in den regel ook gehoorzaamheid aan de kerke lijke ordeningen beloven. Maar vraag den eerste den beste der aannemelingenWat bepalen die verordeningen? Ze weten 't niet, want 't is hun nooit gezegd. Nu komen ze met leden van andere Kerken in aanraking, moeten hun kerkelijk standpunt verdedigen kunnen 't niet, men heeft hun de wapens onthouden. Volgens dit schrijven dus is één der oorza ken, dat een heilig kerkelijk bewustzijn ontbreekt, en dat de jeugdige leden geen ivapens hebben, de onbekendheid met de verordeningen. {Nota bene! met de verordeningen, die feitelijk boven het Woord en de belijdenis staan, en oorzaak zijn, dat de Kerk gedemoraliseerd is en dat men er den Heere niet kan dienen naar zijn Woord.) Maar dit thans tusschen twee haakjes, want waar ik heden op wijzen wil, is, dat de heer Wielemaker nu schrijft: „Ik dweep volstrekt niet met onze Kerkelijke verordeningen en wacht in 't geheel geen wonderen van de ver breiding van kennis dienaangaande." Dat klopt, dat accordeert niet met 's heeren Wielemakers vorig schrijven. Mij dunkt, dat iemand, die meent dat onbekendheid met de verordeningen „een der oorzaken" is, dat „heilig kerkelijk bewustzijn ontbreekt," dus, dat het kennis geven er van één der middelen zal wezen, om „heilig kerkelijk bewustzijn" te wekken, er wél wonderen van verwacht, en dies er wel mee dweept. Immers, wanneer de kennis der demoraliseerende verordeningen mede middel moet zijn, om een heilig kerkelijk bewustzijn te wekken, en dit ligt toch in het eerste schrijven opgesloten dan verwacht men er inderdaad wonderen van, en juist omdat dit onmogelijk is, dweept men er ook mee. Dus dat deed de heer Wielemaker nog in zijn eerste schrijven; maar uit zijn tweede schrijven blijkt, dat hij het nu niet meer doet. In een paar woorden gezegd, bestaat het onderscheid tusschen het eerste en tweede schrij ven hierin: dat in het eerste de kennis van de verordeningen ook gewenscht geacht wordt, om „heilig kerkelijk bewustzijn" te wekkenen om wapenste verkrijgen, ter verdediging van „hun kerkelijk standpunt"; terwijl in het tweede die kennis alleen verlangd wordt, omdat men geen trouw aan verordeningen mag laten beloven, die den belovenden onbekend zijn. Tot onze blijdschap kunnen wij dus vooruit gang constateeren: Dat de leeraars de verordeningen ter kennis van „de jeugdige leden" moeten brengen vóór zij er gehoorzaamheid aan beloven, zyn wij volkomen eens met den heer Wielemaker. Wij gelooven zelfs, dat het daarenboven hunne roeping is om hun duidelijk te maken waar en in hoever ze in strijd zijn met Gods Woord; alsmede, dat zij desniettegenstaande zich ver binden moeten, zooals ook de leeraars hebben gedaan, die verordeningen te zullen gehoor zamen. De leeraars kunnen er bijvoegen, dat de ver ordeningen, vooral|waar ze in strijd zijn met Gods Woord en de belijdenis, in de laatste jaren met toenemende getrouwheid gehand haafd zijn. En wij voegen er den wensch en de bede bij Och, mochten de leeraars, de onderwijzers, dus ook de heer Wielemaker, en de lidmaten overtuigd worden voor Gods heilig aangezicht, van den onhoudbaren toestand! Ds. J. J. A. Ploos van Amstel te Reitsum is al eenigen tijd krank. De Friesche Kerkbode van j.l. Zaterdag meldt, dat de toestand van ZEerw. bedenkelijk is geworden, daar de genees heer bij onderzoek een nier- en hartkwaal constateerde. Zijn speciaal verzoek aan de Kerken is, dat we hem bizonder willen geden ken voor den troon 'Ier genade, opdat de Heere hem genadig herstelle, naar den wensch van zijn hart, en hem weer in staat stelle, in de bediening werkzaam te zijn. Schijnt de toestand soms hopeloos, by den Heere zijn uitkomsten ook tegen den dood. Worde er dan door ons allen gehoor gege ven aan dezen wensch van onzen geliefden kranken broeder, en zij er voor hem veel gebeds, in het openbaar en in 't bizonder. Littooij. Beroepen te Groningen (B) J. Hania te Ooster- bierum, te Drogeham J. Fokkinga te Houwerzijl, te Opeinde Nijega L.G.Goriste Veenwoudsterwal, te Broek op Langendijk H. Kuik te Putten, te Helder C. Stadig te Sexbierum, te Colijnsplaat F. Staal te Geesteren Gelselaar, te Hoogeveen A R. J. v. d. Veen te Bols ward. Aangenomen naar Winsum door H Meyering te Loppersum. Officiëele Berichten. Het Bestuur der „Kerkelyke Kas" te Vlissin- gen maakt bekend, dat D.V. zal worden zitting gehouden in de Consistorie kamer der Kleine Kerk. Maandag, 8 en Zaterdag, 13 April, telkens van des avonds 6—8 ure, tot het ontvangen der zitplaatsen gelden over het afgelooopen kwartaal. Namens het Bestuur: C. P. J. Dommisse. Boekhouder. De Classis Zierikzee zal D.V. vergaderen op Woensdag 10 April, 's morgens te half 10. De Kerkeraden worden herinnerd aan de coll. voor Emeriti stud, fonds en noodl. kerken. De Correspondent, D. Mulder. Zierikzee 2 April '95. N.B. De kerkeraad der Geref. kerk te 's Bosch, aangewezen als roepende kerk voor de in Juni a.s. te houden particuliere Synode der Geref. kerken in N.-Brabant, verzoekt vóór 1 Mei a.s. opgave van de punten voor het agendum dier vergadering. 4 Ook worden de Scriba's der Classen ver zocht de adressen op te geven van de Deputaten hunner Classen naar voornoemde Synode. Namens kerkeraad der roepende kerk J. M. MULDER, 's Bosch 2 April '95. v. d. m. Verantwoording van Liefdegaven. Door gecommitteerden in dank ontvangen voor de Zending: uit het Catechisatiebusje f4,865 uit het huisbusje van A. en M. f 4.80 en f9.00 van verkochte postzegels. Voorts nog ontvangen van A. en M. 650 van H. H. 1800 en van F. V. 1487 gebruikte post zegels, welke ondergeteekende gaarne in ont vangst neemt. Namens gecommitteerden J. van Aartsen Jr., Penningm. Vlissingen B. In dank ontvangen: voor de wezen f 1,00; tractement voor den dominèf2.50, Catechisatiebus voor het Suppletiefonds f 12.60, voor de armen f 1,00, voor de wezen f 1,00, voor 's Heeren Loo f 0,50, Vrije Universiteit f 0,50, voor de Zending f 0,50. Namens den Kerkeraad. H. Guillaume, Scriba. Vrije Universiteit. In dank ontvangen van C. J. fl.80. C. Verhage. Correspondent.

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1895 | | pagina 2