Uit de H. Schrift. VRIJDAG 20 MAART 1805. y/EEKBLAD GEWIJD AAN DE BELANGEN DER pEREFORMEERDE JCeRKEN IN ^EELAND, j^OORD-pRABANT EN J^IMBURG. Ds. J. HULSEBOS, Ds. J. H. FEMNGA en Ds. A. LITT00IJ. Jaargang. No. 13. Want de HEERE is onze Rechter, de HEERE is onze Wetgever, de HEERE is onze KoningHij zal ons behoeden. Jesaja 3322 ONDER REDACTIE VAN Doch Samuel zeide: Heeft de HEERE lust aan Brandofferen en Slachtofferen, als aan het gehoorzamen van de stem ties Hee- ren? Zie, gehoorzamen is beter dan slacht offer, opmerken dan het vette der rammen. 1 Sam. 15 22. Abonnement per 3 maanden f 0.35. Afzonderlijke nos. 3 cent. Advertentiën van 1 5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Uitgever: K. LE COINTRE MIDDELBURG. Berichten, Advertentiën enz., gelieve men tijdig, uiterlijk Vrijdagmorgen, bij den Uitgever in te zenden. GEBED VOOR DE ACHTERGEBLEVENEN. O Heere! wend onze gevangenis. Ps. 126: 4a. Gedenken wij nog wel aan de broederen, die zijn achtergebleven onder de Synodale hiërarchieVelen stonden aan onze zijde, maar toen dreiging en vervolging kwamen, deinsden zij terug. En hoewel hun geweten niet gerust kan zijn, zoo is er toch zooveel, dat hen mis leidt Hoort hen maar spreken. Zij hadden niet go weten, dat er nog zooveel goeds was. En dan al die schijn van Kerk te zijn, welke het Genootschap van '16 nog heeft in het hem toegewezen bezit der oude gebouwen en voor rechten! En dan nog zooveel getrouw geachte leeraars en leidslieden, die ook het gehoorza men aan de besturen nog zoo erg niet vinden Ook heeft de vijand zich aardig wat ingebon den. De klauw van den leeuw grijpt nu niet zoo openlijk naar roof. En niet 't minst onder het uit Babel naar Jeruzalem opgetrokken volk is nog zooveel verkeerds en onvolmaakts, zij lijden nog aan zooveel wonden en ook ontbreekt het daar niet aan hypokrieten. Ziet hier de slaapdranken, waardoor deze broeders zich in slaap brengen en hunne valsche positie goed trachten te praten. Wat zullen wij doen? Hen links laten lig gen? Maar, dat mag niet. Het hun telkens al eens weer aanzeggen? Ja, mits het op de rechte wijze geschiede. En dit i3 zulk eene groote zaak. Het moet niet wezen een mees terachtige bestraffing, louter samengesteld uit hooge en harde woorden. Neen, maar een teeder vermaan, uit hartelijke liefde voort vloeiende. Doch hiertoe ontbreekt maar al te veel de rechte aandrang en het rechte vermo gen. Hoe zou dit komen? De honderd zes en twintigste psalm zal, bij geesteslicht, oris dit leeren. Met dankbaarheid erkent het uit Babel weder gekeerde volk de groote verlossing, die daar is geschied. Als de Heere de gevangenen Zions wederbracht, waren wij, gelijk degenen, die droomen. Toen werd onze mond vervuld met lachen, en onze tong met gejuich; toen zeide men onder de heidenenDe Heere heeft groote dingen aan dezen gedaan. De Heere heeft groote dingen bij ons gedaan; dies zijn wij verblijd. Staan wij hier even stil. Is er waarlijk blijdschap en dankbaarheid voor de verlossing, of is er een murmureeren over ontbering, over opoffering, over zorgen en lasten? Wij vragen: had ook Israël die niet? Wordt de zegen der uitleiding nog niet veelszins ver- zondigd? Kan men onder de heidenen van ons zeggenDe Heere heeft groote dingen aan dezen gedaan Wij willen aan het goede niets te kort doen, maar is er geen reden voor deze vragen Ja lezer! gaat uw lidmaatschap van de gere formeerde Kerk ook gepaard met eene waar achtige bekeering tot zaligheid? O bedenke men dan, dat waar onder ons nog zoo weinig ware vreugde en dankbaarheid voor de verlossing gezien wordt, wij hierdoor de broederen, die nog in de banden van '16 zitten, stijven in hunnen schadelijken weg. Maar bij den danktoon van Ps. 126 voegt zich nu ook een gebed: O Heere! wend onze gevangenis. Die gevangenis is een oordeel van wege onze gemeenschappelijke zonden. Het uit Babel verloste Israël gevoelt zich één met de broederen die nog zyn achtergebleven, gees telijk een. Werkt ook bij ons die band van geestelijk één zijn, zoodat er bezorgdheid voor den broeder, begeerte aan éénheid als openba ring van kde éénheid in Christus in uw opzoe ken, in uw vermanen spreekt? Die broeder verkeert toch in groot gevaar voor zjjne ziel, zoolang hij zich van zyne broederen afscheidt en zich houdt bij degenen, die niet van de Kerk zijn; (het Genootschap van '16 heeft toch van de Kerk niet ande.s Jan den naam). Hy is geroepen zich bij de vergadering der geloo- vigen te voegen. Maar wy vermogen van ons zeiven daartoe niets. En als wij soms in eigen kracht verga deren, worden wij zeer bedrogen. Daarom, en let hier wel op, moet het eene zaak des gebeds zijn. 0 Heerewend onze gevangenis. Hij zal Israël verlossen van al zijne ongerechtigheden. Ps. 130: 8. Onder het volk van vier en dertig zijn er geweest, die psalm honderd zes en twin tig kenden en beoefenden. En de Heere heeft gehoord, gehoord op zijnen tijd. De water- stroomen uit het zuiden, verkwikkende de worstelaars aan Gods troon, zijn gekomen. En zij zullen, om 't volbrachte werk van onzen Koning Christus ook nu komen. Die met tranen zaaien, zullen met gejuich maaien. Die het zaad draagt, dat men zaaien zal, gaat al gaande en weenendemaar voorzeker zal hij met gejuich wederkomen, dragende zijne schoven. Hulsebos. KERK. ZENDING. Meer dan vroeger heeft onder de gerefor meerde Christenen ook deze vraag bespreking uitgelokt: Moet de zending onder de heidenen uitgaan van de plaatselijke kerk, of mogen de gezamenlijke kerken als een geheel gedacht dit werk ter harte nemen? Sommige broederen hebben zelfs heel scherp hun gevoelen hierover geuit. Aan weerskanten. Gelijk het met zulke en andere zaken gewoon lijk gaat. De een verdedigt zijn standpunt tegenover den ander, beiden zetten zich aldra achter hun eigen opgeworpen batterijen tamelijk vast, met het gevolg, dat ieder ten slotte zoo hard mogelijk aan zijn lijntje trekt en over een middelmatige zaak een beweging maakt, alsof aan het niet opvolgen van het gegeven advies de zaligheid hing. Laat ons in onze samensprekingen, ook in de pers, de apostolische vermaning hoog hou den: Zijt dan nuchteren en waakt, mannen broeders. Satan gaat thans niet het minst rond de gereformeerde kerken, zoekende wien hij zou mogen verslinden. Om althans eenigszins gewaarborgd te zijn, niet in het net van den booze verward te raken, is voor alle dingen noodig, dat wij ons in alles laten voorlichten door het Woord van God, en het licht der Kerkhistorie, waar deze met dat Woord strookt. Ons laten voor lichten, zeggen we; dus niet juist andersom doen. Er zijn Christenen, die ter goeder trouw, hoofdzakelijk uit onkunde, de H. Schrift uit leggen overeenkomstig hun bevinding; hun aantal is zelfs niet gering; in plaats dat zij hun bevinding voortdurend toetsen aan de H. Schrift. Zoo nu kan men eveneens den regel om- keeren ten aanzien van ieder belangrijk vraag stuk, waarbij we het licht van Gods woord behoeven. Altoos dient men dan te zeggen: Gods Woord moet over ons gevoelen oordeelen. Meer dan eene evenwel keert men dit in de praktijk precies om, d. w. z. men oordeelt met z'n persoonlijk gevoelen het Woord zei ven. Zooals ik het zeg is het nu, hoort men dan zeggen, en wat ik zeg, dat zegt ook Gods Woord." Men gevoelt menigmaal zelf niet eens, dat men dus redeneerend, het Woord oordeelt, inplaats dat men zich door het Woord oordeelen laat. Deze verschijnselen nu komen in den laatsten tijd niet zeldzaam voor. Ook bij de bespreking van de vraag over de beste en meest gere formeerde wijze van doen in den arbeid der zending. De een zet alles op haren en snaren als het werk der zending niet van de plaatse lijke kerk uitgaat. De ander roept en klaagt luide over independentisme, wanneer de geza- melijke kerken het werk der zending niet blijven behartigen. Eilieve, blyft men aan weerszijden wel goed geestelijk nuchter? Ligt de waarheid ook hier niet in't midden? Zou iemand met goed gereformeerde denk beelden begaafd, er iets op tegen kunnen hebben, als bijv. de gereformeerde kerk in Utrecht of 'sGravenhage voor haar eigen rekening een zendeling naar Indië zond, dezen uitgezonden broeder van een lastbrief voorzag, hem in zede lijken en kerkrechtelijken zin onder dien plaatse lijken kerkeraad stelde en hem dus ook verplichtte aan dien kerkeraad te rapporteeren? Welk gereformeerd man zou dit ongerefor- meerd kunnen noemen? Immers niemand? Maar zegt men, waarom geschiedt dit dan door onze gereformeerde kerken niet? Waarom blijft den Haag achter? Waarom verzuimt Utrecht cfct? Me dunkt, het antwoord ligt gereed. Volstrekt niet om des beginselswil, ziet gij thans niets van dien aard in de plaatselijke kerk, doch heel eenvoudig, omdat in onze gereformeerde kringen deze taak voor een enkele plaatselijke kerk, ja zelfs voor heel een classis veel te zwaar is, wat de financiëele zijde van dit werk betreft. Niet ééne van al onze 47 classes is financieel nog sterk genoeg om voor haar rekening een

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1895 | | pagina 1