Uit Kerk en School. „De Beginselen-voortzetten." Zoo ongeveer heet een uitstekende hondensoort. Trouwe onbetaalbare wachthonden. Maar er is een vossensoort die óók zoo heet; en die, zoolang zij klein is, er veel op lijkt, en er in het voor bijgaan vaak mede verward wordt. Er zijn zoo van die klinkende woorden van die geijkte termen, van die geliefde be tuigingen, die ieder, zonder nadenken als onwedersprekelijk aanneemt. Die ieder, by na denken er over, bedenkelijk vinden en wederspre- ken zou. En onder deze klanken en termen behoort ook dat beweerd-plichtmatige „de begin selen voortzetten." De fout van deze bewering is de fout, die de meeste spreekwoorden tot leugens maakt: zij is te algemeen. „De beginselen vooropzetten" moet be teekenen: »AUe beginselen altijd voorop zetten"en dan is het kennelijk verkeerd en ongerijmd. Of het zal moeten beduiden: Elk beginsel, waaraan de spreker verkiest te denken, voor opzetten op elk oogenblik, waarop hij daaraan denkt." Dit laatste is inderdaad de gangbare toe passing van deze bewering in de praktijk. En een zeer gevaarlijke vos is het'zoo. Te ge vaarlijker. naarmate hij er aantrekkelijker en liefderijker uitziet. Zijn beginsel lief te hebben, is zoo goed. Er uit leven, zoo kostelijk. Ér aan vast te houden, er voor uit te komen, het (bij bestrij ding) als banier hoog op te heffen en voorop te zetten, zoo prijzenswaardig! Maar het is geheel iets anders, om ter rechter tijd het door dien tijd geëischte beginsel voorop te zetten, dan om zonder oordeel des onder schede om onvoldoende oorzaak het eerste het beste beginsel op den voorgrond te schui ven. Zoo nuttig en prijselijk het een is, zoo verkeerd en verderfelijk is het tweede. Ieder beginsel heeft zijn tijd om te moeten vooropkomen. Maar voor menig beginsel is er ook wel eens een tijd om op den achter grond te zijn. Ontijdig op den voorgrond plaatsen werkf^* verwarring van begrippen. Werkt overschatting van bijzaken en daardoor te kort doen aan hoofdzaken. Lieden, die de diepte der hoofdzaken niet konden peilen, en nóch den ernst der tijden beseffen nóch den omvang van het geheel overzien, grijpen dit dan als welkome afleiding aan. Anderzijds scharen zij, die den toestand juister inzien zich er tegenover zelfs al zouden zij het met het bedoelde beginsel op zichzelf wel eens zijn. Dat geeft hun daarbij een prikkelenden schijn van dubbelzinnigheid. En zoo zijn weldra partijformatie, geprikkeldheid en verdachtmaking met vereenigde krachten aan het sloopen. Gods Woord echter zegt ons. dat tijd en wijze moeten in het oog gehouden, en dat er ook „een tijd van zwijgen" is. Och, vangt dan ook dezen vos! Klundert. Feringa. (Wordt vervolgd.) De heer K. Wielemaker, hoofd der School voor Gereformeerd onderwijs te Biggekerke, schrijft in de „Nieuwe Zondagsbode": „Wat ons ontbreekt!" „Ds. Hij mans heeft aangetoond, dat in onze Herv. Kerk ontbreekt een heilig „kerkelijk bewustzijn." Voor dit gebrek heeft hij oorza ken gevonden en aangewezen; velen behooren tot onze Kerk alleen in zooverre hun naam op de Lidmaten-lijst staat - vele anderen laten zich slechts leiden door sleur. Er zijn zeker nog een aantal oorzaken. Met alle bescheiden heid wil ik de vraag stellen Is een der oor zaken ook niet: een verzuim bij de catechisatie? Wordt bij de voorbereiding tot de aanneming ook op de ontwikkeling van 't „kerkelijk bewust zijn" gewerkt? Ik meen: in 'talgemeen niet of zelden. De jeugdige leden der Gemeente moe ten in den regel ook gehoorzaamheid aan de kerkelijke ordeningen beloven. Maar vraag den eerste den beste der aannemelingen: Wat be palen die verordeningen? Ze weten 'tniet, want 't ts hun nooit gezegd. Nu komen ze met leden van andere Kerken in aanraking, moeten hun kerkelijk standpunt verdedigen kunnen 'tniet, men heeft hun de wapens onthouden. In sommige oude vraagboekjes vindt men een soort handleiding voor de polemiek tegen aller hande „ketterijen". Kunnen onze predikanten en godsdienstonderwijzers ook de aankomende leden der Gemeente niet op soortgelijke wijze toerusten tegen de bestrijders onzer kerk? Toerusten vooral door hen met nadruk op de eigenaardige stelling en de daaruit voortsprui tende roeping onzer Kerk te wijzen - ook de leer omtrent de Kerk in helder licht testellen en in dat licht de N. H. K. te beschouwen licht en schaduw aan haar inrichting goed onder 't oog te laten zien en den geboden weg aan te wijzen, die daarheen leidt, dat 'teerste te helderder strale, de laatste verdwijne Slechts heldere kennis kweekt zuiver „kerke lijk bewustzijn", vrij van dweepzucht, maar ook van alle lauwheid vrij. Met dank voor de plaatsing, Uw dr. K. Wielemaker. Biggekerke, 5 Febr. 1895." „Gehoorzaamheid aan de Kerkelijke verorde ningen beloven, moeten de jeugdige leden der Gemeente in den regel", en de predikanten zon der uitzondering. Die verordeningen nu heb ben eerst de leer vrijheid en daarna de belijde nisvrijheid ingevoerd, en de Kerkbesturen hebben deze verordeningen gehandhaafd, trots al de protesten, die er in betere dagen, tegen werden ingediend. Kegel en orde moet er wezen, en „verorde ningen" mag en moet de Kerk dus hebben maar verordeningen van leer- en belijdenisvrijheid te hebben is de leugen en alzoo den Vader der leu gen wettelijk en „wettig" een plaats in te rui men in de Kerk van onzen Heere Jezus Christus. Volgens het Woord Gods, de belijdenisschriften, de Kerkenordeningen en de formulieren van de Kerken van onzen Heere Jezus Christus en die der vaderen mag dat gansehelijk niet; ja, dan moeten de ketters en de goddeloozen na behoorlijke vermaning buiten geworpen worden. De ouderlingen en predikanten, die naar de formulieren bevestigd worden, beloven aan God en aan de gemeente dat te zullen doen. Doch „de verordeningen", waarvan de heer Wiele maker spreekt en die hij wil, dat de leeraren „den jeugdigen leden" teneinde Kerkelijk bewustzijn te wekken zullen bekend maken, verbieden het. Ja, zij verbieden wat de Heere zegt, dat geschieden moet. Een van beide, de verordeningen Gods of die der Synode moet men dientengevolge overtreden. Daarenboven wil men blijven, dan moet men de verordenin gen van God verzaken, dewijl niet Gods Woord en de belijdenis, maar wei de verordeningen der Synode gehandhaafd worden. De leeraren en ouderlingen, die leven en handelen naar de verordeningen, die God de Heere hun heeft gegeven en die zij in de plechtige ure der be vestiging hebben beloofd te zullen onderhouden, worden geschorst en afgezet. Denkt en gelooft nu „de heer Wielemaker werkelijk, dat, wanneer „den jeugdigen leden" dit een en ander, deze ware staat van zaken duidelijk gemaakt en ingeprent wordt, het echte „Kerkelijke bewustzijn," m. a. w. de begeerde liefde tot „de Hervormde Kerk" zal worden gewekt? Hetgeen de heer W. zegt en van de leeraren verlangt, moet hun, die den treurvollen toestand kunnen noch willen goed praten, gewis, pijnlijk aandoen. De vraag ligt voor de hand: zouden „de recht zinnige leeraren in de Herv. kerk" maar niet het liefst van die verordeningen, en in verband daarmede van hunne roeping en belofte zwijgen? Wat de heer Wielemaker den leeraren raadt zou dan ook bevonden worden te zijn een mid del erger dan de kwaaldan de kwaal, van ge brek aan „Kerkelijk bewustzijn". De heer Wielemaker kent óf den wezenlijken toestand niet, óf hij heeft een begrip van de Kerk van Christus dat geheel onbijbelsch is. ZEd. weet niet hoe die verordeningen zijn, óf hij keurt ze goed, wacht er heil van, en wil ze daarom ter kennisse van „de leden" brengen. Hoe is dat toch? De heer W. wacht zóó onbegrijpelijk veel van de kennis der verordeningen, ze hebben dermate de liefde van zijn hart, dat hij mee- nen kan, dat die kennis den leden „deivapens" ver schatten zal, die noodig zijn, om „hun Kerkelijk standpunt te verdedigen"; ja ook, dat deze kennis méde zal kunnen dienen in het bestrij den van „allerhande ketterijen"; nog meer, ze zal ook „de aankomende leden toerusten tegen de bestrijders onzer Kerk", zegt de geachte schrijver; en eindelijk nog kan ze medewerken, om hen „van dweepzucht en van alle lauwheid vrij" te doen blijven. Hoe heilzaam zijn en werken die verorde- 1 ningen toch! Het schrijven van den heer K. Wielemaker kan wel eene gratisverspreiding er van tenge volge hebben! Indien de heer W. of „Ds. Hij- mans" daartoe besluit, dan zij het mij veroor loofd de gedachte aan de hand te doen, om onder de verordeningen de acte van verbinte nis in betrekking tot die verordeningen te laten drukken, en daar naast, natuurlijk met vetter letter: Ten eerste, de verordeningen door den Heere ons gegeven, bijv. in Titus 3: 10; Openb. 2: 14-17; 3: 26; Titus 1: 13; 1 Tim. 3: 4 Ezech. 34: 78; Hand. 4: 19. Ten tweede, uit de belijdenisschriften onzer aloude, historische Kerken, de artt. 28, 29 en 32 van „de belijdenisse desgeloofs;" en uit den Catechismus de 82ste vraag en haar antwoord. Ten derde, uit het „formulier der bevestiging der dienaren des Woords" vooral hetgeen van het ambt der dienaren des Woords „ten laatste" gezegd wordt, dus waar het luidt: „Ten laatste, is het werk van de Dienaren des Woords, de gemeente Gods in goede disci pline te houden, en te regeeren in zulk eene maniere, als de Heere geordineerd heeft" enz. Uit het formulier ter bevestiging van de Ouder lingen zou daar kunnen bijgevoegd worden: „Zoo is dan het ambt der Ouderlingen met de Dienaren des Woords, opzicht te hebben op de Gemeente, die hun bevolen is, naaistiglijk toe te zien, of een iegelijk zich behoorlijk gedraagt in belijdenis en wandel. Die zich onstichtelijk gedragen te vermanen, en te verhoeden, dat de sacramenten niet ontheiligd worden." Ten vierde, zou het goed en profijtelijk zijn, om ten slotte niet alleen naast, maar ook vlak tegenover de woorden van trouw, die aan de verordeningen der Kerkelijke besturen als ge zworen is, te laten plaatsen, ook met in het oogloopende letter, wat daar tegenover aan den Heere en aan Zijne gemeente is beloofd, èn toen men onderteekende, èn toen men beves tigd is. Het luidt (om er maar iets van te noemen): „Of gij belooft uw ambt gelijk het hier beschreven is. naar deze Leer getrouwelijk te bedienen?" Eene gratis verspreiding van een zoodanig geschriftje zou inderdaad het in diepen slaap gezonken „Kerkelijk bewustzijn" onder den zegen Gods kunnen wekken. Littooij. Beroepen te Culemborg J. Kok te Nijmegen, te St. Anna Parochie M. Hummelen te Enuma- til, te Bunschoten (A) H. Buitenhuis te-Sleeuwijk. Aangenomen naar Drachten door H. Siert- sema te Burum. Bedankt voor Hazerswoude door P. A. E. Sillevis Smitt te Monster, voor Minnertsga door J. Dekker te Wezep. Oostzaan. Aan de kerk alhier is door wijlen G. de Ridder gelegateerd 2000 gulden. Muiderberg. Door 's Heeren goedheid mocht het alhier komen tot openbaring der Geref. kerk en de kerkeraad werd den 31en Jan. 11. door Ds. G. van Setten, pred. te Bussum in het ambt bevestigd, met een rede, naar aanleiding van 1 Tess. 5: 12 en 13, waarin ZEerw. de verplichtingen van 't ambt, tegenover de ge meente en der gemeente tegenover 't ambt, klaar en duidelijk uiteenzette. Het Hoofdbestuur der Yereeniging tot Chris telijke verzorging van Krankzinnigen heeft tot geestelijken verzorger in het gesticht Veldwijk bij Ermelo benoemd Ds. M. J. van der Hoogst, predikant der Ger. Kerk te Katwijk a. d. Rijn en tot geestelijke verzorger in het gesticht Bloemendaal te Loosduinen Ds. E. Douma te Rotterdam. Dinsdag 5 Maart had de Chr. Jonged. Yer eeniging Dorcas" en de Chr. Jongel. Yereeni ging „Obadja", het voorrecht, gezamentlijk feest te vieren, terwijl de eerste haar 3- en de laatste haar 2-jarig bestaan mocht gedenken. Onze feestvreugde werd echter op gevoelige wijze getemperd, doordat de geachte Leeraar en Eere-Yoorz. onzer Vereenigingen door onge steldheid verhinderd werd dit feest met eene gepaste rede te openenalsmede ook om met zijn echtgenoote, Presendente onzer Chr. Jonged. Ver., de verdere leiding van het feest op zich te nemen. Hartelijk dank echter aan onzen Broeder Ouderling Gunst, die met de meeste bereid willigheid de leiding van het feest op zich nam en een gepast woord voorlas, naar aan leiding van de woorden: .Mijn Zoon geef mij uw hart." Ook in het laatste gedeelte van het feest, het welk in besloten kring werd gevierd, is door voornoemden broeder de orde met de meeste zorg gehandhaafd. Door de leden, Jongel.

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1895 | | pagina 2