EXTRA-COLLECTE. IN(ÏEZÖNDE\ STUKKEN. in te boeken, maar zonder tegenspreken, met een ijver eene betere zaak waardig, gehoor zaamt men. De heer „D", die naar ik meen predikant te „K." is, zal zich zei ven eeren en zeer velen, ook mij verplichten, door te bewyzen. dat in dezen niet „de eigenwil ijverig" maakt; dat het uitreiken van Gods bondsteeken en zegel aan ongeloovigen en goddeloozen wat men moet, daar waar ze zijn en komen niet eene ten hemelschreiende zonde is; en ook, dat de belofte, door alle leeraren gedaan, om aan zulke reglementen te gehoorzamen, den christen niet onwaardig is. Wij zijn bereid om in een publiek debat tijd en plaats door „D" te bepalen - de stelling te verdedigen: Dat wij schuldig zijn den Heere overeenkomstig zijn Woord te dienen, en dat wij dit in de Hervormde Kerkniet kunnen en niet mogen. Littooij. P.S. Over het ontwikkelen van het „kerkelijk bewustzijn „schrijft de heer K. Wielemaker te Biggekerke in hetzelfde nummer. En daarover veroorloven wij ons D. V. de volgende week een woord. Een lezenswaardig artikel hierover schreef Ds. Klaarhamer in de Utrechtsche Kerkbode welk artikel in deszelfs geheel^ is overgenomen in de Heraut van 24 Februari jl. Ziethier enkele gedachten uit genoemd art. Onder extra-collecten moet men niet verstaan de door de Classis bepaalde collecten voor: Vrije UniversiteitTheologische School enz. Dit zijn gewone collecten. Maar wel moet men hier onder verstaan de buitengewone collecten voor die belangen, waarvoor reeds vaste inzamelingen, die hier en daar reeds zelfs elke maand voor de behoeften van den Kerkedienst en van de diaconie wederkeeren. De oorzaak van dezen misstand is, dat met enkele goede uitzonderingen, in plaats van met zorg en naar vasten regel, zoo eens naar inval en luim of nuk wordt gegeven. Hield elk zich aan 2 Cor. 9 5 en 6 en aan 1 Cor 16 2 zorgende te geven „naar dat hij vermogen ontvingen dat 't „een te voren gereed gemaaktedus wel overwogen gave ware, dan zou or nimmer of uiterst zelden, alleen voor bizondere gevallen eene extfra-collecte voor de kerk (of armen) noodig zijn. Voorts wijst de schrijver op de zonde, die in zulke toestanden ligt, om dan aldus voort te gaan. „En daarbij blijkt 't onnoodig, want de op brengst dier extra-collecten bewijst telkens, dat het der gemeente toch niet aan middelen ontbreekt, en dat zij in haar geheel genomen ook niet onwillig is, maar integendeel lof mag hebben over hare offervaardigheid, al valt niet te ontkennen, dat soms door die extra-collecten de gewillige en goedwillige door dubbel te geven goed maakt, wat de onwillige en slordige te kort kwam. Eindelijk geeft de schrijver als middel tegen de extra-collecten, zooals die hier werden be sproken, aan de hand: het vragen van vrijwillige jaarlijksche bijdragen, die elk bepaalt naar II Cor. 9 5 en 6 en naar I Cor. 6 12. Dit strijdt niet met Matth. 6 1—4, want wat men voor den kerkedienst bijdraagt is geen aalmoes, maar het nakomen van eene ver plichtingvoor den dienst der barmhartigheid denke men ook nog maar eens aan Lukas 12 33, dan zullen de armen niet te kort komen. Wij voor ons zouden er liever op aandringen, om toch de bijdragen in de gewone collecten te versterken. Laat een iegelijk vragen, of ze voldoende zijn, laat een iegelijk bedenken, dat de Heere, diè in 't verborgen ziet, ook in dezen de over leggingen des harten en de daden gadeslaat. Hulsebos. Beroepen te Niezijl W. Folkerts te Bieruir.» te Sneek (A) W. Breukelaar te Halfweg, te Bunschoten H. Buitenhuis te Sleeuwijk. Aangenomen naar Nunsfeet door J. J. Steijn- hart te Knijpe, naar Drachten door H. Siertsema te Burum, naar Alblasserdam doorP. Warmen- hoven. Bedankt voor Nykerk door J. Hulsebos te Ylissingen, voor Valthermond door A. v. d. Veen te Midwolda. Voor Lutjegast door M. Meindertsma te Oldekerk, voor Ouderkerk door H. Vissink te Gameren, voor Arnemuiden en IJlst door P. Warmenhoven. Arnemuiden. Door den Kerkeraad alhier is bericht ontvangen van de Eerw. Heer P. War menhoven dat hij voor het beroep naar deze Kerk heeft moeten bedanken. Door het Bestuur der Vereeniging voor Gerefor meerd Onderwijs te Middelburg, is op haar ver zoek, aan Mej. D. K. Keulemans, eervol ontslag verleend als onderwijzeres aan de Chr. School Gravenstraat (Hoofd de dhr. A. W. v. Kluijve) en met ingang van 15 April a. s. in hare plaats benoemd Mej. T. Risseeuw van St. Laurens die deze benoeming heeft aangenomen. Officiëele Berichten. Vlissingen. Tot onze blijdschap kunnen wij berichten dat onze geachte leeraar Ds. J. Hulsebos vrijmoedigheid heeft gehad voor het beroep naar Nijkerk te bedanken. Stelle de Heere ZEerw. verder tot rijken zegen voor deze gemeente. Verantwoording van Liefdegaven. Door den boekh. der K. Kas in dank ont vangen van N.N. f5.— voor de plaats. Door Ds. J. D. v. d. Velden van N.N. f4.00. i. de Wolff. Met dank aan den Heere en den gever be richten Diakenen der Geref. Kerk C dat door hen ontvangen zijn 30 brooden. J. A. v. Nederveen, Voorz. J. J. Fanoy, Secr. Vlissingen B. In dank ontvangenDankoffer dén Heere, omdat onze geliefde leeraar in ons midden blijft, voor de kerk f 5,00, voor de armen f 5,00, voor de weezen f 2,50. Uit dankbaarheid aan den Heere voor het bedanken van onzen geachte leeraar voor het beroep naar Nijkerk: armen f 2,50, kerk f 2,50. Voorts: voor het suppletie-fonds i 2,50, voor Diaconaal-hulpbetoon f 2,50. Namens den Kerkeraad: H. Guillaume, Scriba. Buiten verantwoordelijkheid der Redactie „Moeder ik laat U weten alsdat ik in den Haag zijn." Ziehier, M. d. R. den inhoud van een brief kaart ten vorige jare door een Milicien verzonden, die voor eenigen tijd de ouderlijke woning moest verlaten, om als soldaat het Vaderland te dienen. Wellicht lacht deze of gene om dien inhoud, en toch, wat rijkdom ligt misschien hierin opgesloten! Leest het nog eens over en denkt even na en ge zult met mij gevoelen, dat uit dit schrijven, hoe kort ook, een kinder liefde spreken kan. die, zoo het ons gegund ware geweest in het hart van den schrijver een blik te slaan, wellicht een traan ons uit het oog had geperst. „Moeder ik laat U weten alsdat ik in den Haag zijn." Ja, wel vreemd klinkt de samenvoeging, en over schoonheid van zinbouw valt zeker niet te roemen; maar zeg mij, wat geeft eene Moeder om een schoonen zin? Neen, hoe het haar kind gaat, en waar hij zich bevindt, is voor een Moederhart onuitsprekelijk veel meer waard. „Mijn zoon soldaat," o, wat heeft menige Moeder gezucht bij die gedachte, en wat be speurt men nog dagelijks den angst, die het hart van ouders vervult, wanneer een zoon „onder dienst" moet. Of het dan zulk een afschuwelijke zaak is, soldaat te wezen? maar wie zou dat meenen! o, neen, eer dunkt het ons een eer te zijn te behooreh tot den Militairen stand. Het is dan ook niet de zaak zelve, maar wat hiermee in verband staat; we kennen den schrijver van de bewuste briefkaart niet, maar meenen, omdat deze zoo bepaald aan„Moeder" is gericht, dat zij een grooten steun verloor, doordat haar zoon een geruimen tijd de ouder lijke woning moest verlaten, en daardoor ook zijn verdiensten missen moet; en toch, wel beschouwd, is dat nog slechts een kleinigheid tegenover de bezwaren, die het voor den jon geling zeiven medebrengt. Sprak onze Heiland niet „Vrees veel meer dien, die ziel en lichaam beiden kan verderven in de hel"? Ziet, het gevaar om daartoe te- geraken is voor onze jongelingen, aan wie een plaats in ons leger wordt aangewezen zoo groot, en daarom is het dan ook, dat vele ouders zuchten, omdat ze weten, hoevele de verleidingen zijn, en hoe het hart van den jongeling geneigd is, om te zoeken en na te jagen, de genoegens dezer wereld, en te ver geten en na te laten, wat fn de ouderlijke woning is geleerd en verricht wordt. Ze zyn immers onder het oog van Vader en Moeder uit! Geen liefhebbend hart, dat hun wegen nagaat. Ze gevoelen zich zoo vrij van banden, die toen ze thuis waren, als zooveel koorden der liefde hen omstrengelden en ze terughielden van vele zonden. Tot in de kazerne, of waar een soldaat zich al bewegen mag, reikt dat oog nietde omgang met anderen, die er geen kwaad in zien de Naam des Heeren ijdelijkop hunne lippen te nemen, of den sterken drank na te jagen, ofdoch waar zoude we eindigen, indien we alle zonden zouden optellen, die schaamteloos worden bedreven En hoeveel in vloed ten kwade werkt daarvan niet op hen in Doch, lezer onderzoek uw hart; en, waar de Heere U bewaarde voor openlijke zonden, ga dan toch de verkeerde bewegingen daarvan na, en stel U voor, dat in uw naaste omgeving al die verborgen zonden openlijk en zonder schaamte bedreven worden, o, dan gevoelt gij iets van de gevaren der verleiding, waaraan onze jongelingen bloot staan, wanneer ze by ons leger worden ingelijfd. Wat redenen dan, om voor hen te bidden, dat de Heere ze toch bewaren moge van den booze, redenen, om hen ook in het gebed der gemeente neer te leggen aan den genadetroon. Maar toch er is meer: wie kent niet het woord „Ora et Labora" (Bidt en Werkt!) Zoo nu wordt het ook ons gegund, bij het gebed te mogen werken, middellijk of onmiddellijk, ook in ons Vaderland heeft de Heere mannen verwekt, die zich het lot van onze Militairen aantrekken; we behoeven slechts noemen als Generaal von Wraugel auf Lindenberg, Generaal-Majoor van Marle" en meer hooggeplaatsten, die ons voorgingen, hunne krachten en gaven te besteden; om werkzaam te zijn tot heil van den soldaat; een Militairen Bond werd opgericht, eeniglyk met het doel om het zedelijk en godsdienstig leven der Militairen te bevorderen, ja om zoo mogelijk den tijd, dien ze in garnizoen zijn, dienstbaar te maken aan hun eeuwig welzijn; daartoe werden in onderscheidene plaatsen van ons land Militairen Tehuizen opgericht, waarin elke soldaat vrijen toegang heeft, waar zij met liefde worden begroet, waar hun kosteloos ge legenheid wordt verschaft om brieven te schrijven, couranten te lezen of boeken, waar lezingen en voordrachten worden gehouden, kortom waar een jongeling kan vinden, wat hem aangenaam en nuttig doet bezig zijn. Het is zijn tehuis, kan het ook al het ware tehuis niet geheel vergoeden, toch vindt hij hiervan veel terug; en ziet lezers en lezeressen van dit blad, hierin kunnen dan ook wij medewerkers zijn, en is het „Ora et Labora" ook voor ons van toepassing, dat wij die Milit. Bond kunnen steunen ook door onze gaven. In zeer vele plaatsen van ons land is er een correspondent, die zich belast met de gaven voor dezen Bond te ontvangen en te verzenden of bij ontstentenis zal zeker elke kerkeraad hiertoe genegen zijn, de penningmeester van dezen Bond is de gep. Genneraal-Majoor van Marlete Amsterdam. Ook kerkeraden en besturen van Chr. Jonge- lings-Vereenigingen hebben in dezen eene roeping te vervullen: weldra breekt de tijd aan, dat de jongelingen, die in het vorig jaar een „dienstplichtig" nummer trokken, onder de wapens zullen geroepen worden. Laat dan door de kerkeraden en besturen van Jongel.- Vereeningingen toch al het mogelijke worden gedaan, opdat zij het Milit. tehuis bezoeken, zoo zij althans in een garnizoensplaats komen, waar zulk eene inrichting bestaat. En hen aan te bevelen aan den kerkeraad en aan het be stuur van het Milit. tehuis, mag toch ook wel gerekend worden hun plicht te zijn. En nu M. d. R. meer ruimte van U te vergen zou onbeleefd worden; zeer veel goeds zou zeker nog van den Milit. Bond en de Milit. tehuizen te zeggen zijn, doch zoo dit weinige slecht» mag bijdragen tot opwekking der liefde in deze dan is volkomen de bedoeling bereikt van den Correspondent van den Milit. Bond te Klundert. A. C. van Drimmelen. CORRESPONDENTIE. Eenige Ingezonden Stukken en Advertentiën moesten tot eene volgende week blijven iiggen.

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1895 | | pagina 3