Kerkelijke Deputaten.
Uit Kerk en School.
Yereeniging voor Clir. Normaallessen,
Barmhartigheid oefenen.
tersche alcoholische dranken nog niet is inge
drongen, en waar het inwendig bestuur op ge
heel nieuwe grondslagen zal wordeu geregeld,
de vergunning tot invoer en gebruik van die
dranken volstrekt te onthouden, en
dat alzoo de mogelykheid zal geboren wor
den om het bewijs te leveren, dat het ver
drijven van de machten der bedwelming stof
felijke welvaart en zedelyke ontwikkeling in
alle rangen der maatschappij aanbrengt;
veroorlooft zich met bescheiden aandrang
zeer eerbiedig te verzoeken, dat het Uwe
Excellentie behagen moge, het besluit uit te
vaardigen, dat op het eiland Lombok de in
voer van sterke dranken, onder welke bena
ming ook, verboden zal zijn."
Een verblijdend besluit.
De vergadering der Classis Klundert op 5
Februari j.l. heeft een verblijdend en belangrijk
besluit genomen. Met algemeene stemmen is
besloten
1. aan den heer Kloppers sympathie te be
tuigen met zijn voorstel om een Commissie
van toezicht op de lectuur onzer kinderen te
verkrijgen,
2. aan de Provinciale Synode der Gerefor
meerde Kerken van Noord-Brabant en Limburg
voor te stellen, dat deze ter e. k. Generale
Synode voorstelle de naleving van Art. 55 K.
O. naar den geest mogelijk te maken, door de
benoeming van Deputaten tot onderzoek van
boeken, die hun mochten aangeboden worden,
en tot het geven van een teeken hunner goed
keuring aan de door hen gewaarborgde, dat
al wie het begeert, hierin een leiddraad hebbe
voor den leesstof zijner kinderen.
Verblijdend is het nieuws van dit belangrijk
besluit. Verblijdend ook, dat het na toelichting
en na bespreking met algemeene stemmen is
aangenomen. Willen de andere Classen niet der
gelijke voorstellen op hare ProvincialeSynoden
brengen? Welk een eere zou het voor onze
Kerken zijn, deze hoogstbelangrijke zaak krach
tig te hebben ter hand genomen!
Welk een vreeselijke verantwoording, zoo zij
het zouden nalaten!
Wat zal al ons reformeeren, redeneeren en
régeeren ons baten, indien de stroom van onbe
trouwbare boeken en bladen ons onze kinderen
wegspoelt?
En hoe zullen ouders en ouderlingen in dit
opzicht de Doopsgeloften kunnen verantwoorden?
De wijze van uitvoering zij van later zorg.
Meer dan één pad is in deze open. Maar in
beginsel neme men toch onverwijld deze zaak
ter harte en ter hand!
Gaarne hadden wij zei ven de hooge eere ge
noten,. in deze zaak het initiatief te nemen.
Maar die eere komt niet toe aan onze kerken,
maar aan onze wakkere onderwijzers. Daarom
gaven wij het adres van den Heer P. J. Klop
pers, Keizersgracht 845 Amsterdam. En be
velen ten zeerste aan de lezing van het door
hem hierover in no. 10 en in no. 14 van liet
„Christelijk Schoolblad" geschrevene.
Wil niet elk onzer kerkelijke bladen deze
zaak onder de aandacht der lezers en lezeressen
brengen? En is er niet in elke Classis ten
minste ééne Kerk, die de zaak op het agendum
harer Classicale vergadering brengt?
De zaak is zoo zeer ernstig!
Feringa.
Beroepen te Groningen J. J. Berends te
St. Anna-Parochie, te Drachten H. Siertsema,
te Bierum, te Lutjegast M. Meindertsma te
Oldekerk, te Colijnsplaat H. Buitenhuis te
Sleeuwijk, te St. Anna-Parochie J. P. Visscher
te Leeuwarden.
Nog steeds wordt de artikelenreeks van
onzen kerkdijken historicus, Prof. Rutgers, over
dit onderwerp in de Heraut voortgezet, In het
nummer van Zondag, 3 Februari, wordt deze
vraag historisch toegelicht:
Moeten dag en uur van de Kerkvisitatie Zon
dags te voren aan de gemeente worden bekend
gemaakt
Men leze aandachtig het antwoord, waaruit
blijkt dat de bekendmaking bijkans altijd en
overal in de kerken heeft plaats gehad in de
17e en 18e eeuw.
Over de vraag, of men de vaderen in hunne
kerkelijke praktijken altijd moet volgen, en
zoo ja, in hoeverre? volgt aanstonds in het
zelfde Herautnummer een zeer leerrijk artikel
van de hand van prof. Kuyp&r, dat ook in zijn
geheel aandachtig dient te worden golezen. Het
is getiteld: Beteekenis der Historie.
Hülsebos.
In de 'eerste maand van dit jaar kwamen
eenige hoofden van Chr. Scholen op Walcheren
en een der overige Chr. onderwijzers bijeen,
om te trachten vervulling te geven aan den
wensch van eenige ouderparen om opleiding
van hun kinderen tot onderwijzer of onder
wijzeres aan de Chr. School. Werd reeds vóór
ruim acht jaar de wenschelijkheid besproken
van eeneChr. opleidingsschool, maar kon daar
aan geen gevolg "gegeven worden wegens ge
brek aan de noodige werkkrachten, thans mocht
het in aantal zeer toegenomen Chr. onderwij
zers-corps ^p ons schiereiland niet weigeren
daarover van gedachten te wisselen.
Na gehouden conferenties kwam men over
een eene Yereeniging voor Chr. Normaallessen,
gevestigd te Middelburgte stichten, welker
Statuten reeds ter Koninklijke goedkeuring
verzonden werden.
Het spreekt van zelf dat met de oprichting
der Chr. Normaalschool niet bedoeld wordt de
bestaande Rijks-Normaalschool een brevet van
onbekwaamheid uit te reiken; evenmin om haar
zoogenaamd de loef af te steken; ook niet om
daarmee te betuigen: de Normaallessen te
Middelburg, onder directie van den heer L. de
Man, werkten de godsdienstige gevoelens van
de ouders der leerlingen tegen maar wel
het doorvoeren van het beginsel, waarop heel
het Chr. Schoolwezen steunt, waardoor het
onder 's Heeren onmisbaren zegen tot een
kracht werd en nog meer hoopt te worden;
waardoor alleen juist voor de Chr. School ge
schikte krachten mogen worden versterkt in
aantal en gehalte.
Wat de onderwijzers betreft, die zich met
die gewichtige taak tegen 1 April a. s. hopen
te belasten, en waaronder er zijn, die, van
buiten komende, zich heel wat moeite, kosten
en opoffering hebben te getroosten, van hen
kan niet beweerd worden dat zij „dit stuk
bestonden" uit winstbejag. Ieder toch, die
met de wet bekend is, weet dat de vergoeding
van het Rijk voor eiken of elke bij het onder
wijzers-examen geslaagde eerst over drie of
vier jaren na de opening der Normaallessen
in de kas der Yereeniging vloeit, en deze bij
drage over een tiental onderwijzers verdeeld,
niet gezegd kan worden veel winst af te werpen.
Er is ongetwijfeld voor beide Normaalscholen
plaats. De behoefte aan personeel op elke soort
scholen is en blijft groot. Wij durven zelfs
beweren dat én gehalte én getal beide zullen
toenemen, omdat kleine opleidingsklassen meer
kans op „goede vrucht" geven.
Het onderwijs zal geheel overeenkomen met
de eischen der Wet voor Normaallessen, klasse
A, dat is behalve de gew. vakken van 1. o.
ook het onderricht in Fr. en wisk., terwijl van
de ouders en voogden der leerlingen een school
geld zal geheven worden tot dekking van kos
ten voor het aanschaffen van alles wat bij een
goede opleiding vereischt wordt.
Het huishoudelijk reglement bevat ook eene
bepaling omtrent donateurs en donatrices der
Yereeniging.
De volgende hoofden van Chr. Scholen en
één onderwijzer (alphabetisch gesteld), zullen
onderwijs geven in de verschillende vakken
de hoofden J. Baarschers seerVI.) L. C. Bree-
baart vz.-dirMbg.) G. ten Brink (Kdk.) Mej.
J. J. Jonk (Mbg.), A. W. van Kluijve (Mbg.),
H. Merckens (VI.), A. Rademaker*(pmr. Mbg).,
A. van Veen (Soub.), R. van der Welle (Grk.),
en de onderwijzer S. den Hartigh (Mbg.)
Te lezen Deut. 15: 7, 8 en 10.
In deze dagen van felle koude en nu de
winter nog zoo laat ons overvalt, is het vooral
voor den arme onder ons een benarde tijd.
Voor velen toch staan de verdiensten stil en
de benoodigdheden voor het dagelijksche leven
zijn meer en grooter.
Veel ellende komt dan te voorschijn, en in
menig gezin wordt vaak in stilte heel wat
armoede geleden. Om zich een weinig tegen
de nijpende koude te beschutten, is er zooveel
meer voor brandstof, kleeding en voeding noodig.
Wat is het daarom een voorrecht wanneer
wij zoo gezegend ,zijn dat wij onzen haard kun
nen stoken zoo hard als wij willen, als wij
ons zoo warm kunnen kleeden en dekken als
wy begeeren, als wij alles kunnen genieten en
gebruiken wat tot voeding noodig is.
Mogen wij daarbij dan maar niet vergeten
dat onze armen, onze evennaasten, evengoed
als wij, de strenge koude gevoelen, daarbij
bedenkende dat wij niet beter zyn dan zij die
zooveel moeten ontberen en dat wij alles ver
beurd hebben.
Dit zal ons tot dankbaarheid en mededeel
zaamheid stemmen.
Is het voor den arme een benarde tijd, voor
den diaken is het een benauwde tijd. Wat
eene ellende en een gebrek ontmoet hij bij zijne
wekelijksche bezoeken. Hoe gaarne zou hij vol
doenden steun bieden en toch veeltijds ontbreken
hem daartoe de noodige middelen. Het zou geen
benauwde tijd voor hem zijn, indien de mid
delen maar ruim genoeg vloeiden om in de
behoeften te voorzien. Dan toch zou hij aan
zijn last kunnen voldoen en in blijmoedigheid
kunnen uitdeelen, weduwen en weezen helpen
verzorgen en weldadigheid bewijzen aan (zij
het dan nog niet aan allen), dan toch aan de
huisgenooten des geloofs. Doch dit is helaas
zoo niet in de gemeente des Heeren.
Nu zijn- er Diaconiën die moéten (eenen in
plaats dat zij krijgen. Nu moeten diakenen
„bekrimpen" en „beknibbelen"!
Ik heb wel eens gehoord dat er Diaconiën
waren die „spaarden" en konden „oppotten",
maar dat zal wel uit oude tijden geweest zijn
en in de Geref. kerken van thans geloof ik
niet dat er veel zulke gelukkige Diakoniën
gevonden worden. 1)
Misschien vraagt de lezer, waartoe dit alles
herinnerd. Het zijn toch zeer bekende zaken.
Dit is ook zoo, maar dan zij mij eene andere
vraag geoorloofd, n.l. deze: Mag dit zoo zijn?
Is dit niet een toestand in de Kerk des Hee
ren, die dringend verbetering eischt. Het zijn
des Heeren armen, die Hij aan zijne Kerk heeft
nagelaten. Hij spreekt ons altijd toe: „Helpt
hen om Mijnentwil. Voor zooveel gij dit een
van de minsten doet, zoo doet gij het Mij.
Hij gaf ons daartoe de middelen. Dat de
liefde Christi ons toch dringen mocht.
Dat toch ons hart en daarmede onze beurs
niet mocht bevriezen! Men gevoelt, dit mag
niet, vooral nu niet, nu er zooveel meer noo
dig is!
Laat ons toch voorzichtig zijn in het rent
meesterschap.
Voor den geldgierige heeft Gods Woord slechts
een vloek. De barmhartigen worden zalig gespro
ken, hun zal barmhartigheid geschieden.
Onlangs heb ik het volgende van eenen reeds
lang ontslapen leeiaar gelezen. Hij kwam eens
bij eenen rijken boer, die hem al zijn vee liet
zien. Die leeraar, een man, die God vreesde,
en over alles wat hem ontmoette, nadacht,
hoorde aanstonds daarop van eene weduwe dat
zij hare eenige koe verloren had. Wel, dacht
hij, nu weet ik waarom die boer my zijn stal
met beesten liet zien. Aanstonds daarop ging
hij naar den boer en' zeide tot hemdie weduwe
heeft haar eenige koe verloren en gij hebt zoo
vele beste beesten. De Heere wil, dat gij haar
helpt. Geef die beste koe aan die arme weduwe.
De boer had er weinig zin in. Maar wat ge
beurde? Een zijner koeien stierf. En daarop nog
een. De leeraar sprak met den boer, die groo-
telijks klaagde over zijn onheil. Geen wonder
zegt de leeraar, God bezoekt u en zal u verder
bezoeken, als gij niet voor zijn Woord buigt.
Daarop besloot de boer dan toch maar een koe
aan die weduwe te geven".
O dat wij toch meer naar Zijn Woord moch
ten leven. Dat wy konden gelooven dat aan het
houden van Zijn bevelen zegen verbonden is.
Er zou meer leven gezien, meer geestelijke
bloei gevonden worden. Leere de Heere ons dit
door Zijnen Geest en doe Hij eenen liefelijken
reuk van Zijne Kerk uitgaan voor al wat barm
hartigheid van noode heeft.
1) Toch meen ik dat er in Walcheren zulk eene Kerk
is. Wanneer ik mjj goed herinner verklaarde een afgevaardigde
op eene Diaconale Confer, dat in zijne Kerk ge en armen waren.
Zou het niet naar den aard der liefde zijn, wanneer nu zulk
eene Kerk eens b(j de Zuster-Diaconiën informeerde of er nood
was De gemeente geeft toch wekelijks voor de arme* en ik
houd mij overtuigd, dat zulk een aanbod dankbaar zou aan
vaard en het geld goed zou kunnen worden aangewend.
Dr. A. H de Hartog.
Na eene langdurige ongesteldheid is Dinsdag
overleden Dr. A. H. de Hartog, Hoogleeraar aan
de Vrije Universiteit te Amsterdam.