Uit Kerk en School.
da Costn en de Kerkelijke Reglementen.
gelijk; want de dood heerscht er. En ontbin
ding is er dus zeer verklaarbaar. Veranderde,
eigenmachtige samenvoeging van wat tezamen
organisch als eenheid werken moest. Kerkelijke
partyformatie is er dus onvermijdelijk. Tot op
zekere hoogte zelfs goed. De groepsgewijze
samenvoeging van een deel der losse dingen
geeft tenminste eenige orde. Maar de Kerk is
een levende eenheid; het levende lichaam van
den levenden Christus. Hare openbaring in de
Gereformeerde Kerken is dus ook de openba
ring (zij het ook: de gedeeltelijke openbaring)
van een levend organisme. De eenheid is hier
niet gemaakt; maar geschapen en gegroeid.
Niet losse dingen binnen één ijzeren hoepel
maar takken uit één stam gegroeid,'en aan
dien stam (en door dien stam aan elkander)
door inwendige eenheid onafscheidelijk ver
bonden.
Neem de dingen uit den hoepel en voeg ze
(in partij formatie) bij gedeelten op andere wijze
samen, dan is er niets verloren. Straks
kunt gij ze weer binnen den hoepel wringen.
Ze waren en zijn toch dood.
Maar zoo gij de takken van den levenden
boom in partij formation wilt samenvoegen,
moet gij ze eerst van' den boom afkappen.
Maar dan is er ook. na korter of langer tijd,
de dood mede gemoeid.
Nu is er in eiken kring waar men op begin
selen prijs stelt, zeer groot gevaar voor party -
formatie. Immers: beginselen zijn aanvangen,
waarop meer moet volgen. Zij groeien, dringen,
drijven. En daarbij komt do neiging tot over
drijven en op de spits drijven. Zij vinden
weerstand. En zoo onstaat de neiging tot een
zijdigheid en overschatting. Zij zijn overtuiging
des harten. En zoo komt er allicht hartstoch
telijkheid. Kortom, in leven uit beginsel ligt
zekere middelpuntvliedende kracht, die het ge
vaar van uiteenspatten zeer groot maakt. Een
gevaar, dat met beginselloosheid voor te duren
prij3 zou zijn afgeweerd. Maar dat dan toch
ernstig naar beter beveiligingsmiddel doet
vragen.
Zelfbeheersching en ruimheid van opvatting,
veelheid van ervaring èn helderheid van blik,
vermogen in deze veel. Maar de rechte aan
trekkingskracht, die deze middelpuntvliedende
kracht nuttig doet werken, in plaats van vernie
lend, is de Liefde. „Dat al uwe dingen in de
Liefde geschieden," schrijft de Apostel.
Liefde, die niet opgeblazen en niet kwaad
denkend is. Liefde, die niet ongeschiktelyk
handelt en wèl lankmoedig. Wier wezen is:
„zij zoekt zichzelvQ niet."
Die desnoods personen aan beginselen opof
fert. Maar, ook alleen: „desnoods". Veel liever
wil zij de personen voor de beginselen ivinnen.
En eerst wanneer dit na rustelooze inspanning
onmogelijk is gebleken, en toch die beginselen
gebleken zijn naar den Woorde Gods te wezen,
en zonder verwijl te moeten vooropgeplaatst
worden, eerst dan kan er van opofferen
sprake zijn. Maar dan wordt het niet meer
partij formatie; maar zuivert de Kerk zelve
straks uit, wat onbestaanbaar is met haar leven.
Hierom is het noodig, dat ernstige mannen
van verschillend inzicht tezamen gaan. Orn>ij
alle verschil van meening toch te verhoeden,
dat de vos der „kerkelijke partijformatie" ons
den wijngaard der Kerk komt verwoesten.
't Is immers ëén belijdenis, één beginsel, één
kerkenordening, één lichaam der Kerke, één
Heere, één Geloof, één Doop? Één levende Kerk
met menigte van levende lidmaten? Laat die
dan alle meening en alle beginseltoepassing
aan de Schrift en de daaruit gevloeide Belij
denis toetsen! Laat, wanneer - en waar
het past en noodig is, verschil van inzicht
worden besproken en getoetst. Maar laat partij
kiezen en partij-vormen verre blijven „en wat
den mensch daartoe trekken kan."
Klundert. Feringa.
(Wordt vervolgd.)
Een voormalig Roomsch priester.
In een onzer Zuid-Hollandsche steden (te
Gorinchem) groeide een kind en jongeling op van
Roomsch-Katholieke ouders. Eenige jaren ging
deze jongeling te dier stede bij een ons wel
bekenden onderwijzer op de christelijke school.
Volgens zijn getuigenis, in later tijd gegeven,
was er destijds reeds twijfel in zijn hart aan
gaande de waarheid van het Roomsch-Katholieke
geloof. De moeite, die hij daarover had met
zijne familie moet dan ook oorzaak geweest
zijn, dat hij naar Amerika ging.
Daar nu is hij desalniettemin Roomsch-priester
geworden; maar hij kon dat niet blijven, en
ging daarom over tot één der Protestantsche
kerken in Amerika en predikte daar sinds
dien tijd het Evangelie Gods.
Thans bezoekt ZËerw. het oude vaderland
en sprak reeds in zalen en kerken. Ook in
Middelburg en op Walcheren.
Doch wanneer ZEerw. dat doet, gelijk hij
dat deed op éen onzer dorpen alhier, dan is
het voor velen goed te weten, dat er reden is
om zich te wachten voor onaangenaamheden.
Iemand toch, die Roomsch-priester is geweest
en Protestantsch-leeraar is gpworden, willen
zeer velen weieens gaarne gaan hooren. Ja,
dat willen ook de Gereformeerden wel; zij
kunnen dat, zoo meenen zij te recht, zonder
voor onaangenaamheden te vreezen, ook al
treedt zulk eene leeraar ineen „Hervormde kerk"
op, gemakkelijk doen, dewijl men in Amerika
geene zoogenaamde staats-, maar enkel vrije
kerken heeft, en daarenboven een gewezen
Roomsch-priester van onze kerkelijke toestanden
zeker niet op de hoogte is, en om deze en
andere redenen daarover toch wel niet spreken
zal. De Gereformeerden, die alzoo dachten «1
dientengevolge mee opgingen, toen deze leeraar
op verzoek van den predikant ter plaatse,, bij
wien hij ook logeerde, in bedoeld dorp Qptrad,
zagen zich echter bitter en op de meest onaan
gename wijze teleurgesteld, de man toch
raasde en tierde tegen de .doleerenden" en
„afgescheideneh" op eene wijze als het in den
laatsten tij d van een der kansels der „Hervorm den
wel nauwelijks is geschied.
Het werd zelfs zóó erg, dat één der hoogge
plaatste personen van het dorp, een Gerefor
meerde, die zelfs weieens beschuldigd is, dat
hij té vertrouwelijk met „Hervormden" en
„Liberalen" omging, (geen man dus met een
geest van uitsluiting bezield) den bijbel dicht
deed, den hoed op zette, en daar hij de vooraan
zitting had gekregen, door heel de kerk stapte
en henenging. Vele anderen gingen reeds
voor hem of na hem henen.
Door den bescheiden en liefelijken prediker
werden zij, die heengingen, als „heiligen" nage
roepen. Of deze prediker gebruikt is, hetzy
door den dominé, hetayj door zijne echtgenoote,
weten en beoordeelen wij niet, al zeggen liet
sommigen. In elk geval karakteriseert het
den gewezeö priester.
En zich voor onaangenaamheden te wachten is
voor de Gereformeerden op andere plaatsen, in
Zuid-Holland of elders, gewisselijk goed.
Gerefotmeerd Volksblad.
Alzoo is de naam van het blad dat eerst als
provinciaal Zondagsblad bij Herders Co., te
Utrecht verscheen en nu meer generaal volksblad
wenscht te zijn.
De redacteur is Ds. W. J. de Haas te Hattem;
en het standpunt, waarop het zich plaatst is
hoog. Zóó hoog, dat het ons na drie weken
nog niet gelukt is het te overzien en in de
lijnen die het trekken en in den arbeid dien
het verrichten wil te begrijpen. Dat nu zal
wel aan ons liggen. Doch hoe dit zij, wij
hebben dientengevolge onze bespreking er van
al eenige weken uitgesteld en geaarzeld onze
gedachten, aooals die zijn, in het publiek uit te
spreken. Doch daar ze zoo blijven, geven wij
ze, gelijk ze zijn.
„Wij wenschen," zegt de redactie, „een
verzoenm^sstandpunt onder de zusteren in te
nemen. Een verzoeningsstandpunt tusschen de
uitersten in." Dus „de zusteren" zijn in oorlog
en zij maken zich aan uiterstenschuldig.
Dat weten „de zusteren" alvast. En ook, dat
Ds. de Haas c. s. zijn opgestaan om het juiste
midden aan te geven en haar zoo mogelijk
tot verzoeningte brengen.
Inderdaad een schoone en echt christe
lijke arbeid.
Maar om de geschillen, die er tusschen de
zusterbladen zijn, te doorzien en te beoordeelen
en alzoo te kunnen zeggen, aan wiens zijde het
ongelyk is en voor hoever dat toch is
noodig als men grondig en goed, als men ge
nezen en verzoenen wil moet men aardig
bij kas zijn.
Een verzoeningsstandpunt, tusschen „de
uitersten," wenscht de redactie in te-nemen.
Ieder gevoelt hier bij vernieuwing, dat men
het geheele veld moet kunnen overzien, om
met recht en reden te kunnen zeggen welk
zusterblad in „uitersten" is vervallen.
De geschiedenis en de ervaring leeren ons,
dat wij, menschenkinderen, hetgeen waarin wij
van de „zusteren" verschillen, lichtelijk voor
„uitersten" aanzien, terwijl wij, hetgeen met onze
denkwijze overeenkomt en de liefde van ons hart
heeft, allervoortreffelijkst vinden en tot het
wezen der zaak rekemen.
Zelfs maakt het nog weieens eenig verschil
bij ons wie iets zegt of schrijft. Doch zij, die
zich „op het verzoeningsstandpunt" plaatsen
en alzóó optreden voor en onder „de zusteren"
behooren zich van alle vooringenomenheid te
ontdoen. Nooit mag het om een prijsje maar
altijd moet het juiste midden en om -de ver
zoening te doen zijn.
En nu de praktijk. Daarbij eene vraag:
Rekent de redactie „De Standaard" en „De
Nederlander" ook tot „de zusteren"? Zoo ja.
Dan moet zij, natuurlijk ook tusschen die twee
zusteren gaan staan, maar ook behoort ze er
boven te staan, teneinde .de uitersten" te
kunnen aanwijzen en alzoo goed en in den
grond te kunnen genezen en verzoenen.
Vóór een paar weken hadden De Nederlander
en De Zuid-Hollandsche Kerkbode eenig geschil,
dus ook tusschen en boven deze twee „zusteren"
zal de redactie van „Het Volksblad" zich
moeten en kunnen plaatsen.
Insgelijks zal het dat moeten kunnen doen
tusschen De Roeper en De Ütrechtsche Kerk
bode; want ook deze zusteren waren net over
een punt in de leer niet met elkauder eens.
Ook in betrekking tot de Theologie en de
opleiding tot het predikambt, in verband met.
„de wetenschap" en de kerk, zijn wij benieuwd
te vernemen wie in uiterstenzijn vervallen,
alsmede naar het verzoeningsstiindugunt"vooral
als dat laatste iets nieuws wezen zal.
Juist toen Het Volksblad verschenen was,
was de groote, welbekende brand uitgebroken
tusschen „de zusteren" De Zuid-Hoiiandsche
Kerkbode en De Roeper geheeten. Ieder was
er mee begaan. Schier al „de zusteren
schreven er over en deden wat zij konden om
den brand te blusschen. Onwillekeurig dachten
wij toen, „Het Volksblad" kan zyn verzoenings-
standpunt direct doen uitkomen, „de uitersten"
aanwijzen en tot vrede manen. Geen wonder
dan ook dat wij naar het tweede nummer
grepen, teneinde daarvan getuigen te zijn en
te genieten.
Er stond echter niets over in.
Toch heeft het 't gedaan, namelijk toen de
brand gebluscht en de verzoening verkregen
was. 't is waar, toen nam het 't verzocrtings-
standpunt in.
Op die wijze kan het nog wel. Is dat echter
de bedoeling niet, dan kan de redactie ons ver
plichten, door wat meer licht te ontsteken
LEETOOLI.
Hoe da Costa dacht over de Kerkelijke
Reglementen, in de plaats gesteld van Jezus'
Koningschap, blijkt uit hetgeen hij in zijne
bijbellezingen zegt bij Johannes 5 16: En
daarom vervolgden de JodenJezus, en zochten
hem te dooden, omdat hij deze dingen op den
Sabbath deed.
Hij zegt daaronder meer:
Wij zien dan ook hier opnieuw eene der
voorname aanleidingen tot het voornemen der
O verpriesters, Schriftgeleerden en Farizeën, om
Jezus te dooden, het waren zijne genezingen
op den Sabbath. Dat was voor hen bij den
Heere eene doodzonde en eene doodschuld,
welke met niets minder dan met zijnen dood
moest gestraft worden. Zeiden wij niet met
recht, dat waar het uitwendige* alles wordt, al
het overige, innerlijke, hoe heerlijk en groot,
er aan opgeofferd wordt? Dit zien wij hier
bij de Joden; dit zien wij bij de Roomschen,
die de verwerping hunner ceremoniën met den
vuurdood straffen; dit zien wij bij de Prote
stanten, die het handelen tegen de Kerkelijke
Reglementen straffen met uitzetting uit het ambt
en aan den dooden vorm gewetenloos de belijdenis
en hel leven des gdoofs ten offer brengen. De
booze mensch blijft zich altyd gelijk: zelf be
dorven zijnde, zoekt hij niet anders dan anderen
te verderven.
Hulsebos.
Beroepen te Valterihond A. v. d. Veen, te
Midwolda (O), te Berkel P. Warmenhoven Cand.
V. U., te Voorschoten H. Alting te Westbroek,
te Colijnsplaat H. Buitenhuis te Sleeuwijk, te
Mildam H. Meijering te Loppersum, te. Nijkerk
J. Hulsebos te Vlissingen.
Aangenomen naar Katendrecht door J. van
Haeringen, te Werkendam.