U
VRIJDAG i FEBRUARI 1S95.
in
eeland,
N
oord-f)rabant en
imburg.
Ds. J. HULSEBUS, Lis. J. H. FEEINGA
en Ds. A. LITTOOIJ. A
Uit de H. Schrift.
Kleine Vossen.
4e. Jaargang.
No. 5.
Weekblad gewijd aan de belangen der Qereformeerde (Berken
Want de HEERE is onze Rechter,
<le HEERE is onze Wetgever, de
HEKKE is onze Koning; Hij zal ons
behoeden.
Jesaja 3322
ONDER REDACTIE VAN j
Doch Samuel zeide: Heeft de HEERE
iust aan Erandofferen en Slachtofferen, als
aan het gehoorzamen van de stem des Hoe
ren? Zie, gehoorzamen is beter dan slacht
offer, opmerken dan het vette der rammen.
1 Sam. 1522.
Abonnement per 3 maanden f 0.35. Afzonderlijke nos.
3 cent. Advertentiën van 1 5 regels 30 cent, iedere
regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels
50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Uitge.yer:
K. LE COINTRE
MIDDELBURG.
Berichten, Advertentiën enz., gelieve men
tijdig, uiterlijk Vrijdagmorgen, by den
Uitgever in te zenden.
DE KEUZE VAN HET KIND GODS.
Welgelukzalig is de man, die niet wan
delt in den raad der goddeloozen, noch
staat op den weg der zondaren, noch
zit in het gestoelte der spotters.
Maar zijn lust is in des Heeren wet,
en hij overdenkt Zijne wet dag en nacht.
Psalm 1: 1, 2.
Ook reeds aan deze zijde des grafs ligt de
weg tusschen de wereld en Gods Kerk zoo
scherp en duidelijk afgebakend.
Heerlyk en klaar leert dit de aanvang van
den eersten Psalm. En de lijn, die hier zicht
baar wordt, wordt doorgetrokken door al de
Psalmen heen, waarin die weg van Gods kind
verder wordt ontwikkeld en de Voorganger en
Leidsman, Christus wordt geteekend. En dat
al uit God, den Ileere, en tot Hem, door den
Heiligen Geest. Met het: Welgelukzaligover
Gods kind vangt do Psalmbundel aan, inHal
lelujahlooft den Heere! lost hij zich op.
Het kind Gods heeft door genade eenen af
keer van den raad der goddeloozen. Hij kan
in die raadslagen, overleggingen, gedachten niet
meer leven. Daarom zal hij ook niet gevon
den worden op den weg des zondaars, om zon
dige overleggingen ten uitvoer te brengen, hij
zit niet in liet gestoelte der spotters, hij verge-
zelschapt zich niet of oefent levensgemeenschap
met hen, die God haten en zijne waarheid ver
achten. Niet, dat er nog uiet gedurige afwij
kingen zijn, helaas! maar al teveel, maar zijn
God doet hem met schuldbesef wederkeeren.
En nu is dit niet slechts voor het uiterlijke
de keuze. Ook innerlijk, ook in de eenzaam
heid is gebroken met de goddelooze overden
kingen, is een afkeer van zondige praktijken,
is een schuwen van gemeenschap met al wat
tegen God en zijn Woord zich verzet. En dat
alles, al roept ook ambtsbezigheid om in het
dagelijksch leven met de kinderen dezer eeuw
in voortdurende aanraking te komen.
Dus het zondig proces van zondige raadsla
gen, zondige praktijken, zondige verbintenissen,
wordt door de genade in den hartader aange
tast en afgesneden.
Maar daartegenover is de keuzeraadslagen,
daden, levensbanden te doen zijn naar Gods
Woord.
Maar zijn lust is in des Heeren wet en hij
overdenkt Zijne wet dag en nacht. Juist het
omgekeerde van wat in Psalm 365 staat
opgeteekend van den goddelooze: Hij bedenkt
onrecht op zijn leger; hij stelt zich op eenen weg,
die niet goed ia; het kwaad verwerpt hij niet.
Gods wet (onderwijzing) beteekent hier gelijk
meermalen, niet slechts de tien geboden, of de
vijf boeken van Mozes, maar het Openbarings
woord in zijn geheel.
In dat Woord Gods leeft 't kind Gods, in dat
Woord spreekt de Heere tot hem, daarin ligt
zijn wé£, zijn hoop, zijn toekomst geteekend.
Hoe is het lezerWortelt Gods Woord in
huis en hart? Zou het gemis daarvan u een
eeuwigen nacht baren Hoe weinig treffen de
leeraars het aan, dat het gemoed van een kind
ware liefde voor en rechte zucht tot onderzoek
van Gods Woord verraadt! Bij hoevelen vloeit
dat onderzoek nog alleen uit gewoonte of dwang
voortMaar ook bij de volwassenenHoevelen,
die altijd leeren en nimmer tot kennisse'der
waarheid komen En hoe weinig blijkt de door
werking van Gods Woord in het denken, spre
ken, handelen! Wat is er een ontbloot zijn, \xat
is er nog eene onkundeDe ware lust tot Gods
Woord is vrucht des H. Geestes. En als nieuw
geboren kinderkens, zijt zeer begeerig naar de
redelijke onvervalschte melk, opdat gij door dezelve
moogt opwassen. Maar voorts: Het Woord moet
overpeinsd, overdacht worden, dag en nacht!
Wordt daarmede gerek -nd, of heerschen de
zorgvuldigheden des levtins Dit mag niet. Er
moet gelegenheid zijn tcy overdenking en
indenking van Gods Woord! Ten zegen voor
eigen ziel, voor kind en volk, voor maatschappij
en Kerk.
Hulsebos.
KERK.
I.
Groote gevaren zijn vaak niet zoo gevaar
lijk als kleine nietigheden vernietigend zijn.
Geen wonder is het dan ook, dat de Heilige
Schrift met grooten ernst waarschuwt tegen
doode vliegen, die reukwerken stinkende maken
tegen ij dele woorden, die in het gericht te ver
antwoorden zijn; en tegen kleine vossen, die
geheele wijngaarden verderven.
Tegen dergelijke kleine vossen te waarschu
wen, ligt wel in de eerste plaats op den weg
van een blad, welks vurig gewenscht ideaal
het is, olie uit te storten op de schuimende
golven, en de uitersten tot elkander te brengen
of bij elkander te houden.
Wat begeeren toch de Redacteur van dit blad
en zijn medewerkers? Niet een nieuwe par
tijvorming in het leven te roepen, 't Was geen
winst voor de Kerk van Corinthe, dat er naast
de strijdende partijen nog een vierde (vermoede
lijk een vredes-)partij opkwam.
„Ik ben van Paulus!"
„En ik ben van Apollos!"
„En ik ben van Cephas!"
„Arme Broeders en Zusters in Corinthe! Dat
is niet één partij te weinigmaar drie partijen
te veel! En komt er nu een vierde partij op,
een partij .van Christus", een partij die boven
de verdeeldheid verheven moest heeten, dan
is reeds haar naam en roem in innerlijke
tegenspraak met dat doel!
„En ik van Christus!"
Dat is al een woord te veel, verzoeningsbroe
der! Dat woordje „En" moest er af zijn geble
ven. Het woordje „en" is een optellend woordje.
En hier moest juist zijn afgetrokken. Het
woordje „en" zegt, dat naast de anderen, en
los van die anderen, iemand zich er bij voegt.
Doch noodig was niet onderscheiding of losma
king, maar ineensmelting.
..En ik dan van Christus!"
Bizonder ootmoedig! Gij dus beter dan wjj
allen? Gij volgt dus den meester in onderschei
ding van ons? Maar gij gevoelt toch, dat wij
u dat niet toestemmen? Niet kunnen toestem
men want dan spreken wij ons eigen doodvon
nis. Niet willen toestemmen: want wij achten
ons uw minderen niet. Niet behoeven toe te
stemmen; want in uw zoo hooghartige en
farizeesche zelfafzondering ligt juist het omge
keerde van „dat gevoelen, hetwelk in Christus
Jezus was".
Een vredes-partij, een ineensmeltingspartij,
zou een innerlijke ongerijmdheid in den boezem
bergen,- die aldr.: op het voorhoofd te lezen zou
zijn. Reeds de naam zou het uitspreken. Het
woord „partij" doet denken aan het Latijnsche
woord „pars", dat wil zeggen„gedeelte". Even
als nog het geval is in de Hollandsche spreek
wijze „part noch deel hebben".
Een afzonderlijk georganiseerd deel nu, dat
als ineensmeltings-gedeelte voor het geheel
optrad, zou wel moeten een nieuw deel vor
men, en dus de partijen vermeerderen, bf de
niet benijdenswaardige rol spelen van een
bemiddelingspartij. Een partij van midden
mannen, Plooibaarheids-lieden, Schipperaars,
zonder wel belijnd en ernstig voorgestaan be
ginsel, vreezende voor elke degelijke bespreking
van inzichten. Bevende voor eenig mogelijk
verschil van meening. „Liefde" en „lievigheid"
verwarrend. Nooit begrijpend, wat Liefde-rijkdom
en Heils-heerlijkheid er ligt in dat woord: „De
ijver van Uw huis heeft mij verslonden." Maar
veeleer bereid om steeds te roepen: „Pas op;
brand je vingers niet." En niet weinig verle
gen met zekeren geesel van touwtjes in de
handen des Heilands te Jeruzalem.
Dergelijk optreden doet ons steeds denken
aan de bekende voorstelling van Charles Dickens:
Die goedig-lievige, vredestichtende Pickwick, bij
de twee toornige en vechtende dagblad-redac
teurs, die met reistasch en haardschop gewa
pend elkander te lijf willen. Hij snelt toe en
werpt zich er tusschen. En het gevolg? Dat
zij nu beiderzijds op hem losslaanen elkander
even hartelijk blijven haten als te voren.
Ons optreden beoogt derhalve in geen geval
eenige nieuwe partij formatie. Veeleer achten
wij het zeer bedenkelijk en bedroevend, indien
ook maar gesproken zou worden van „partijen"
binnen den kring van de Gereformeerde Ker
ken in Nederland. En wat wij wenschen is
veelmeer het verdwynen van al wat tot den
jammer van partijvorming binnen dezen kring
zou kunnen aanleiding geven.
In het Nederlandsch Hervormd Genootschap
behooren partijen en partijvormingen tehuis.
In de Gereformeerde Kerken niet. In dat Ge
nootschap bestaat geen andere dan schijneen-
heid. De eenheid van een aantal losse dingen
binnen éénzelfden ijzeren hoepel geklemd. Andere
eenheid dan de optelling en samenvoeging van
het niet innerlijk saamgebondene is daar onmo-