Uit Kerk en School.
zonden. Enkele wijzigingen werden daarin door De-
putaten aangebracht.
Van Dr. Scheurer worden twee brieven gelezen,
waarin hij, op verzoek van Deputaten, hun een
schema voorlegt voor zijn arbeid als Zendeling-arts,
volgens zijn instructie en naar hun latere opdracht
en rapport van zijn bezoek aan Solo gebracht, ten
einde een geschikte plaats te zoeken, waar hij zieh
zou kunnen vestigen. Ook dankt hij Deputaten voor
de beschikking omtrent hem, waardoor hij nog een
jaar zich aan de zoo onmisbare studie van de Ja-
vaansche taal wijden kan.
Br. Horstman aan wien ook, van hetgeen speciaal
voor zijn arbeidsveld en werk bepaald is, inzage was
gegeven, komt andermaal ter vergadering. .Nadat
hem door den praeses het woord was gegeven zegt
hij dat hij inzage van de hem verleende stukken
had genomen; dat hij volkomen vertrouwen stelt in
de goede gezindheid van Deputatenen de Instructien
en Adviezen onvoorwaardelijk aanneemt.
De vergadering verneemt zulks met veel genoegen,
en zonder hoofdelijke stemming verklaart zij, dat
broeder Horstman Zendeling is der Gereformeerde
Kerken in Nederland.
Na een korte pauze gaat de vergadering weer tot
haren arbeid over.
Er wordt gesproken o\er de B.B. Huijzing en Bol
wijn, en gevraagd aan het Moderamen cf van hen
niets is ingekomen Het Moderamen meet antwoor
den, dat Br. Huijzing zijn onlangs herhaald, en nu
weer toegezegde schrijven nog niet heeft ingezonden,
en dat van Br, Bolwijn geen jaarverslag ingekomen
is, en dat hij alsnog evenmin op ons laatste schrij
ven heeft geantwoord.
Aan Deputaten wordt opgedragen er bij die broe
ders ernstig op aan te dringen te schrijven en in
't bijzonder Br. Bolwijn te waarschuwen bijaldien hij
nalatig blijft.
Hierna worden eenige brieven gelezen van predi
kanten die op de missive door Deputaten aan pre
dikanten gezonden, hebben geantwoord. Aan het
Moderamen wordt opgedragen zich met eenige van
die broeders in nader contact te stellen.
In verband met de belangrijke mededeeling, dat een
Broeder een bedrag van fti0,000 aan goederen en
gelden had aangeboden tot stichting van een Oplei
dingsschool, wordt over de opleiding *van grond af"
tot Zendeling gesproken maar ten slotte de zaak der
opleiding tot later aangehouden.
Aan Br. Horstman zal tijdens zijn verblijf in Ne
derland 110U per maand worden toegelegd, in te
gaan 1 November j.l. Het Moderamen zal het tijd
stip van zijn vertrek bepalen en een en ander wat
daarraeè in verband staat regelen.
Nog eenige zaken zijn er ter tafel, maar die nog
niet genoegzaam ter behandeling zijn voorbereid.
Aan het Moderamen wordt opgedragen de e. k. Ver-
gadering hier omtrent van praeadvies te dienen.
Hierop wordt de Vergadering met dankgebed ge
sloten door Ds. Feringa.
L. VAN DER VALK.
En men noemt zijnen Naam, Wonderlijk, Raad,
Sterke God, Vader der Eeuwigheid, Vredevorst.
Jesaia 95.
(Stem: Ps. 146.)
Op 't geluid der hemelchoren,
op 't gelei van Jacobs ster,
dat wij 't Kindeke, ons geboren,
biddend naad'ren, schoon van verr'
Gods- en Menschenzoon te zaara,
Wonderlijk l dat is Zijn naam
In die nederige woning
ligt, van zichtb'ren glans ontbloot,
Gods Gezalfde, Sions Koning
de Eengeboorne in 's Vadersschoot
die van ouds genoemd werd Raad
't Woord, door Wien de wereld staat
Laat ons blijde, maar met beven,
lof, en prijs, en hulde biên
aan dien Zoon, van God gegeven,
arm en klein, op moeders kniên
Want Zijn hand bestiert ons lot,
en Zijn naam is Sterke God!
In den tijd werd Hij geboren,
aan Zijn eigen Woord getrouw;
De Eerstgeboren, de Uitverkoren
als 't beloofde Zaad der Vrouw
aan de Vad'ren toegezeid,
Vader, zelf der Eeuwigheid,
Eeuwig moet dat Kind regeeren,
Spruit en Hoofd van Davids huis
Alles zal Hij overheeren
door de zwakheid van een kruis
Schoon Hij aanstoot brengt en 't zwaard, 1)
Vredekoning toch op de aard
Wonderlijke Raad Almachtig
Eeuwen vader Vredeheer
aan den nacht des heils gedachtig,
vallen we in aanbidding neêr
voor den Meester van 't heelal
in den Bethlehemschen stal
Ja 't betaamt ons daart' aanbidden
Gods in 't vleesch gezienen Zoon
In der armen herd'ren midden
d' Erfgenaam van Davids troon
Op Maria's moederschoot,
d' Overwinnaar van den dood
da c06ta.
fr.
1) Matth. 10 34.
De Sociale toestanden.
Zooals wij de verledene week schreven,
staat het bij ons vast, dat het verlaten van
den Heere de diepste grond en oorzaak is,
dat vele tegenspoeden het deel der volkeren
en ook van ons volk is alsmede, dat zij een
bewijs zijn, dat de Heere nog met de vol
keren twisten wil en ze nog niet geheel
aan zich zeiven overgeeften ook, dat de
Heere ons in het midden van en ook door
de tegenspoeden nog vele en rijke zegenin
gen schenkt.
De Heere regeert. Daarom geschiedt en
overkomt ons niets bij geval.
Hij is het, die ons zegent en ons bezoekt.
De volkeren, de huisgezinnen en de indi
viduen bezoeken, kan en doet Hij op vele en
velerlei wijzen.
Door droogte, door vele en zwaro regens,
door ontzettenden hagel, door donder en blik
sem, door het zenden van insecten, die den
groei beletten, of hetgeen gewassen is op
eten, door ziekten en dood, door wat
men noemt overproductie. Ja, ook, door te
veel te geven. Dat toch wil overpoductie
zeggen, en dat is de klacht van onzen tijd.
Wonderlijk men klaagt, omdat er zoo
veel is.
Wonderlijk velen worden arm, dewijl en
omdat God zoo goed is en zooveel geeft.
Dat is dus niet een zegen in het oordeel,
maar een oordeel in den zegen.
Immers, men klaagt over en wijt de over
productie aan den zegen der vermenigvuldi
ging van de menschenkinderen, aan den over
vloed en mitsdien aan den grooten toevoer
van granen en andere voortbrengselen of
stoffen, aan den vooruitgang op het gebied
van kunst en nijverheid, dewijl hierdoor de
vervoer en fabricatiemiddelen zeer gemakke
lijk, snel en goedkoop zijn geworden.
Zoo kan Hij, wiens voorzienig bestuur
over alles gaat en door wiens hand ons alles
toekomt, ons op allerlei wijzen doen verarmen.
Zijne hand kan niemand afkeerenmaar
toch wil Hij, dat wij alles doen zullen, wat
onze hand vinden zal om te doen, zelfs met
alle overleg en alle vlijt.
Er is een spreekwoord, dat wijs en goed
is, het luidt: »Als het getij verloopt, moe
ten de bakens verzet worden."
In het voorzienig bestuur en de regeering
Gods zien wij, dat ook de Heere dat doet.
Als de menschen anders geworden zijn,
handelt Hij ook anders tegenover henHij
neemt dan andere maatregelen. Dat deed
Hij bij gelegenheid van en door den zondvloed.
Dat deed Hij, toen het Israëlitische volk
verlamd, diep gezonken en in slaverny in
Egypte leefde immers, Hij liet Mozes niet in
het midden van en door Zijn volk opvoeden,
onderwijzen en leeren, ten behoeve van zijne
grootsche taak. Wat anders regel en roe
ping was, had nu, had ten opzichte van hem
geen plaats. Hij liet hem onderwijzen en op
voeden aan het goddelooze, den Heere en
Zijn volk vjjandig en afgodisch hof van
Farao.
Daaruit of uit een dergelijk geval af te lei
den, gelijk liberalisten tegenover Dr. Kuyper
hebben gedaan en de verledene week de Mi
nister van Houten tegenover den heer Heems
kerk deed, dat wy, omdat zulke mannen daar
gevormd zijn, niet tegen eene dergelijke vor
ming, in casu tegen de materialistische op
leiding en vorming aan de staats-gymnasia
en universiteiten behooren op te treden, is
de uitzondering tot regel te willen maken.
Dat nu mag niot. Daartegen komen wij
nit naam onzer Heilige Schrift op.
Omdat Mozes onder het niet te miskennen
heilig bestel des Heeren als op de trappen
van het paleis van den afgodischen Farao is
opgevoed, te beweren, dat Israël bij voorkeur
daar zijnenManuen mocht en moest laten op
voeden, gaat niet aan. Hetgeen de Heere in
den nood der tijden doen liet en ten goede
bestuurde, is uitzondering, mi ar mocht noch
kon, naar luid des Woords, regel zijn.
Welnu dat Dr. Kuyper, Dr. Bavinck, Mr. De
Savornin Lohman en Mr. Heemskerk, om geen
anderen te noemen, aan de Staats-Gyranasia
en Universiteiten zijn opgeleid, zegt ons
evenmin dat wij daar onze zonen moeten en
mogen zenden.
Wel zeggen wij, gedachtig aan Mozes en
de evengenoemde mannenbroeders Als God
werkt, wie zal het keeren."
»Wie zal het keeren." als de Heere in
den nood der tijden op de trappen dier pa
leizen de mannen vormen en toerusten laat,
de mannen, waardoor Hij den oorlog er tegen
wil doen aanbinden, ja zelfs hunne heirlegers
in de zee wil doen verdrinken.
Wij aanbidden en bewanderen dit vrij
machtig en heilig bestel des Heeren, Heeren.
En wij trekken er deze leering uitDat wij
deze plaatsen, inrichtingen en personen mo
gen en moeten bestrijden, gelijk Mozes deed
en de ovengenoemde mannen en anderen doen.
Wij moeten met het volk Gods liever kwa-
ljjk gehandeld willen worden, dan de eer, de
macht, de schatten en het leven der ongeloo-
vigen te verwerven en te genieten.
Doch op geoorloofde wijze de bakens ver
zetten als het getij verloopen is, dat mogen
en moeten wij ook doen.
In betrekking tot den landbouwenden en
arbeidersstand is het getij verloopen, en nu
dit zoo is, zou het 0. i. wijs en goed zijn,
wanneer de bakens verzet werden.
Beschermende rechten te heffen is, naar het
ons wil voorkomen, eisch des tijds.
D. V. geven wij onze gedachten daarover
de volgende week nader ten beste.
Zegt men Daarover moet gij niet ineen
godsdienstig blad schrijven," dan luidt ons
antwoord: dat dit te zeggen, ons al te neu
traal" is en te veel naar het neutrale libe
ralisme riekt.
Dat scheiden van den godsdienst en de
staatkunde, van den godsdienst en het on
derwijs, ja ook van het maatschappelijke
leven, dus van den godsdienst en het so
ciale leven keuren wij af. Het is op en top
liberalistisch. Den diepsten grond van de treu
rige toestanden zoeken wij juist in de eerste
plaats op godsdienstig gebied.
Doch op het ware godsdienstig gebied wordt
men niet middelloos maar men zoekt er naar
de inwendige en uitwendige, de geestelijke en
stoffelijke middelen van herstel.
Littooij.
lilumiert. Donderdag 13 Decemberm ocht
de Geref. Jongel. Vereen. Vreest God, eert
den Koning" alhier haar 26 jarig bestaan
feestelijk gedenken. De openbare vergadering
werd gehouden in het kerkgebouw der Ge
reformeerde Kerk, waar als feestredenaar op
trad, onze geliefde Leeraar Ds. Feringa. Naar
aanleiding van Jesaja 25 9 »En men zal te
dien dage zeggen Ziet, deze is onze God
wij hebben llem verwacht, en Hij zal ons
zalig maken. Deze is de Heere, wij hebben
Hem verwacht, wij zullen ons verheugen en
verblijden in zijne zaligheid, sprak ZEerw.een
bezield en tevens bezielend woord over de
ware feestvreugde. Hij wees er op, hoe de
Godsnaam in het 8e vers in profetische ver
rukking van den Christus Gods uitroept: Hjj
zal den dood verslinden tot overwinning" en
zich in den geest in dat heerlijke oogenblik
verplaatsende in het 9e vers, de gevolgen van
dien zegen ons schildert Ziet, deze is onze
God, zal men te dien dage zeggen," roept
Jesaja: »wij hebben Hem verwacht en Hjj
zal ons zalig maken." Ook de vereeniging
indien ze op Hem alleen bouwt, Hem alleen,
verwacht, zal gesteund en gesterkt worden