Uit Kerk en School.
vertrekken of eigenlijk terugkeeren. Deze
broeder was daar reeds eenige jaren werk
zaam, doch in verband met het smartelijk
verlies zyner vrouw waren er eenige moei
lijkheden gerezen, die eerst uit den weg ge
ruimd moesten worden, voor hij door de ker
ken kon worden gezonden. Door de goed
gunstige besturing des Heeren zijn al de
moeilijkheden nu opgeruimd, en met volle
vrijmoedigheid en hartelijke eenstemmigheid
is hij nu in den dienst der Gereformeerde
kerken van Nederland gesteld om het Evange
lie te bedienen onder Heiden en Mohamme
danen.
Zoo gaat, onder kwaad en goed gerucht,
ook deze arbeid der gemeenten voort. De
gemeenten toonen dezen arbeid op prijs te
stellen, en er zijn teekenen, die voorspellen,
dat in den boezem der kerken gaandeweg
meer warme feelangstelling zal komen, en het
besef wordt levendiger, dat wij eene groote
schuld hebben aan de volken, die onze kolo
niën bewonen. Mocht het nu maar zoo gaan,
als Marcus mededeelt van de kerken uit den
eersten tijden de Heere wrocht mede en
bevestigde het woord door teekenen, die
daarop volgden, Amen. Marcus 16 20.
Om u nog over iets anders te schrijven
heb ik ditmaal tijd nog lust. Geve de Heere
ons en velen met ons, te midden van alles
wat wankelt, maar veel te bidden Uw ko
ninkrijk komen, o Vader
Met de u bekende gevoelens,
Overgenoment. t.
Gispen.
A fgewezen.
In de Wekkerhet blad van de nieuwe
Christelijke Geref. Kerk hebben Ds. v. Lin-
gen en de andere leiders dezer separatiebe
weging het aanzoek tot een openbaar qesprek
in de Kerk der Gereformeerden te Baarn af
gewezen.
Deze weigering is geschied in de bekende
taal, zooals de Wekker die gewoon is te ge
bruiken tegenover de Gereformeerden.
De heeren hebben blijkbaar geen lust ge
had, om deze gelegenheid tot verdediging van
hun standpunt en van hun handelingen aan
te grijpen.
Zij hebben nu de gelegenheid gehad, om
openlijk en op afdoende wijze aan te toonen,
dat een Gereformeerd mensch door Gods Woord
vermaand en verplicht wordt, met de Gere
formeerde Kerken in Nederland te breken,
dat zij dit doende dus niet als scheurmakers"
handelen, die naar art. 80 der Kerkenorde
behooren behandeld te worden,
en dat zij niet gelijk mede hun terecht
ten laste wordt gelegd het beginsel der
actie van 1834 (zie acte van separatie Ulrum)
door hun tegenwoordig optreden verzaken.
Waarom hebben deze mannen nu deze hun
aangeboden gelegenheid afgewezenen afge
wezen op zulk een wijze
Had de liefde tot de eere en de waarheid
en tot het werk Gods, de liefde tet de Gere-
.formeerde Kerk hun niet behooren te drin
gen, om deze zoo bescheiden, zoo broederlijk
aangeboden gelegenheid aan te grijpen
Maar neen, men geeft er de voorkeur aan,
om zich als een soort martelaren voor te stel
len, om zich allerlei vriendelijkheden te la
ten bewijzen door de mannen van het genoot
schap >de Hervormde Kerk" ten koste der
Gereformeerde Kerken, en om de huizen der
eenvoudigen binnen te gaan en met schijn
van redenen, die zielen te bewegen, om mede
te loopen in hun verscheuren der aloude
Geref. Kerk, een zonde te ernstiger om den
tijd, waarin zij wordt gepleegd en omdat zij
nog nimmer zoo lichtvaardig, zoo ongemoti
veerd is gepleegd als nu door deze mannen.
Men gaat liever voort week in week uit
met allerlei verzinsels en met booze woorden
te snateren van verre tegen de Geref. Kerken
en hare Dienaren en hare Belijdenis.
Ons dunkt zulk een doen is niet te verde
digen met het Woord noch met het voorbeeld
van den Meester en van zijne Apostelen.
Doch het was te voorzien, dat de Classe
Amersfoort niet veel wil van deze reis zou
hebben.
Zij heeft zich dan ook niet voorgesteld, dat,
ware haar uitnoodiging aangenomen, het ge
volg zou geweest zijn, dat deze bewegipg zou
zijn gestuit en de afgedwaalden tot de ge
meenschap der Gereformeerde Kerken zouden
zijn weder gekeerd.
Haar doel is natuurlijk geen ander geweest,
dan lo om leiders en volgelingen dezer be
weging tot bewustzijn te brengen van de be
ginselen, die hen eigenlijk drijven, voorzoover
zij door die beginselen gedreven worden
en |2° om daardoor voor de leden der Gere
formeerde Kerken te doen duidelijk worden,
dat zij hier staan voor een geheel ongerefor-
meerde handeling en kerkstichting, waarin
een gereformeerd mensch niet mag noch kan
medegaan.
Voorzoover wij deze beweging hebben kun
nen gadeslaan en hen kennen, die daarin
medeloopen en kennis hebben van de pre
diking, die men daar zoekt en vindt, dan wor
den deze mannen en vrouweu gedreven
meestal zonder dat dit hun duidelijk en be-
lijnd voor oogen staat door de doopersche
beginselen.
Het is hun doopersche ligging, die het
hun te benauwd doet vinden en te gebonden
in een Kerk, die naar de gereformeerde Be
lijdenis en Kerkenorde leeft en geregeerd
wordt. Het is die doopersche ligging, waar
door zij geen smaak hebben in de gerefor
meerde belijdenis en prediking. Het is die
doopersche ligging, waardoor zy niet gunnen
saam wonen met de gereformeerde levens- en
wereldbeschouwing en zich in de praktijk der
Calvinisten niet kunnen vinden.
Dit komt voor 't oogenblik vooral uit in
het stuk des verbonds, der genademiddelen
en der tucht in hun separeeren van natuur"
en genade".
Dit is oorzaak, dat zy, waar zij optreden,
zoo terstond aanhang vinden.
Mede toch tengevolge der ellende, die de
Kerken onder het genootschap zoovele jaren
hebben verduurd, zijn de doopersche dolingen
in die Kerken weer opgekomen en hebben er
welig getierd. Honderden zijn dientengevolge
medegaan in de reformatie hunner Kerken,
zonder zich helder bewust te zijn, hoe in een
gereformeerde Kerk moet beleden en gepre
dikt en geleefd en geregeerd worden. Het
valt hun nu tegen en het schijnt hun toe, dat
zij het in de kerk van Ds Schotel en Wisse
en v. Lingen en andere Broeders eigenlijk
pas hebben gevonden, wat zij zochten.
Wy zouden met de Classe Amersfoort wen-
schen, dat men zich in en buiten den kring
der nieuwe Chr. Geref. Kerk hiervan duide
lijk bewust werde.
Dan werd het doen dezer Broedereu niet
langer op den naam der Gereformeerden ge
boekt en werd hun optreden in kerk, school
en politiek niet langer beschouwd als vrucht
der gereformeerde beginselen. En dit zou reeds
winsté zyn én voor de kerk én voor de school
én voor het vaderland.
Men zou er dan toekomen, om uit zijn
doopersche beginselen (gesteld dat dit mo
gelijk is) een wel doordracht en zuiver sy
steem op te zetten en daarnaar dan te gaan
leven.
Wat niet saam hoort en op den duur toch
niet saam kau wonen en arbeiden ging dan
in een geleidelijken weg uiteen. En dit zou
zeker een winste, een gewenschte oplossing
zyn.
En het komt ons zoo voor, dat de Classe
Amersfoort", die in deze goede inrichting nu
A gezegd heeft, ook B zal moeten zeggen.
Dat wil zeggen, dat zy nu op andere wijze
tegen deze beweging zal moeten optreden en
haar zal moeten noodzaken, om tot rechte
openbaring voor zich zelf en voor anderen
te komen van de beginselen die haar dragen
en drijven.
Dit is aan deze Classe en hare Dienaren
wel toevertrouwd. Daarom is haar optreden
ons en velen met ons tot blijdschap.
Klaarhamer.
In do Classis van Middelburg kwam vóór
eenigen tyd de vraag, of de tucht op de
lidmaten der Kerken nog moet worden toe
gepast, wanneer het blijkt, dat zy berouw
hebben over hunne zonde.
Is in dat geval het doel niet bereikt, vóór
de Kerken tot het toepassen der tucht over
gaan zoo vroeg men.
Een heel debat ontspon zich, tengevolge
van deze vraag, en het slot er van was, dat
de Classis eene commissie benoemde, die hier
over rapport uitbrengen zou.
Dit nu is geschied.- Maar verscheidene
broeders wilden het gaarne gedrukt voor zich
hebben en het is tengevolge van dat verlan
gen, dat het thans in de Kerkbode opgeno
men wordt.
Het luidt als volgt
Rapport voor Kerkelijke tucht na
gebleken boetvaardigheid.
voor de classis vergadering van 13 November 1894 te
Middelburg.
Uitgaande van de onzes inziens juiste be
paling door Voetius van de kerkelijke tucht ge
geven, zeggen wij
»De kerkelijke tucht is de persoonlijke en
rechterlijke toepassing van den wille Gods,
om de conscientiën dergenen die gezondigd
hebben, te bewegen en te roeren en om de
ergernissen te weren en op te heffen in de
Kerk." Ons hierbij aansluitend aan hetgeen Dr.
Kuyper in het Tractaat der Reformatie zegt
»De kerkelijke tucht is niet een broeder ijk
vermaan der liefde, maar een zedelijk straf
recht, dat met gez~g namens Koning Jezus
wordt uitgeoefend. Zij volgt eene gere
gelde procedure, die behoorlijken waarborg
oplevert tegen veroordeeling van onschuldi-
gen, schrijdt langs vaste trappen voort tot
eindelijke afsnijding, maar keert steeds op
hare schreden terug, zoodra er boetvaardig
heid blijkt en dat wel zonder zweem zelfs van
eerloosheid op den boetvaardige te laten
rusten.
Zoo laten we overigens het stuk der ker
kelijke tucht liggen, om ons alleen te bepa
len bij de vraag, of er na gebleken boetvaar
digheid nog sprake kan zijn van kerkelijke
tucht als zoodanig.
Hierop nu is ons antwoord, dat het doel
der kerkelijke tucht in betrekking tot haar
onderwerptot den persoon, is bereikt, wan
neer er boetvaardigheid wordt gevonden.
Het is onzes inziens dan ook bedenkelijk,
voor een vasten termijn te censureeren
Calvijn zegt: Wanneer de zondaar voor het
aangezicht der gemeente getuigenis geeft van
zijne boetvaardigheid en door dit getuigenis
voor zooveel in hem is, het schandaal uit-
wischt, zoo moet hij niet verder gedrongen
worden. Een vaste termijn, zoo gaat hij
voort, werkt of groote geveinsdheid of ver
twijfeling.
De Heilige Schrift toont ons duidelijk, dat bij
boetvaardigheid het doel der tucht in betrek
king tot het subject is bereikt. Vooral is
in dit opzicht 2 Cor. 2 duidelijk. Komt de
zondaar tot droefheid, dan is hierdoor de re
den vervallen om hem verder te tuchtigen.
Zoo ook Mattheus 18. Zoo hy hoort,
zoo hebt gij uwen broeder gewonnen, n.l. zoo
hy door de vermaning komt tot de erkente
nis, tot berouw, tot gehoorzaamheid. Dit
gaat door, zooals in Matth. 18 ontwikkeld
wordt, ook voor de kerkelijke tucht.
Zoo de twijfel is opgeheven door boetvaar
digheid, wordt de toelating tot het genade
middel weder gegeven, en dan mag de kerk het
geloof van dien broeder of zuster die kerkrech
terlijk niet meer in twijfel trekken, ja dan
moet de liefde aan hem bevestigd worden.
Voor hen is de bestraffing genoeg. Zie den
Corinther brief.
Moet in sommige gevallen soms geraden
worden, na gebleken berouw en boetvaardig
heid, zich nog een enkele maal te onthouden
van het Avondmaal, zoo kan dit nimmer