Uit Kerk en School. 0© ^©düfeamt©!* (5©raf©p©ci)tt©. blijkt daaruit, dat hij een drietal argumenten aanvoert, waaruit z. i. blqkt, dat de gedeeld- heid der plaatselijke Gereformeerde kerken wel te verdedigen is. We willen die argumenten een voor een nagaan. Slot volgt.) Onze Koninginnen hebben Middelburg, Vlissingen en Walcheren met haar hoog bezoek willen vereeren. Haar eendrachtelijk te ontvangen en alzoo eens echt-nati- onaal feest te mogen vieren, deed inder daad het Vaderlandsche en Christelijke hart goed. Èn zij èn wij, kunnen en mogen te vreden zijn. De ontvangst was harer, was de Vorstinnen uit het onvergetelijke Oranje huis waardig. En zij, zij gaven zichzelven. De vier dagen toch, die zij hier vertoefden, waren onze Koninginnen schier geen uur vrij, vooral de Koningin-Regentes niet. Deze moet, zooals haar ook aan te zien is, een zeer sterk mensch zijn. Onze jeugdige Koningin ziet er voor hare jaren ook goed uit en is daarenboven zacht en liefelijk van uitdrukking en buitengewoon vriendelijk. Vergeleken bij andere landen, genieten wij hier een zeer groot voorrecht. Zoo vrij en zoo ongehinderd konden onze Vorstinnen overal rijden en soms tientallen van treden gaan. Geen wanklanken werden zelfs gehoord. Geen enkel proces-verbaal behoefde in deze dagen te worden opgemaakt. Mannen van de Rijkspolitie zeiden tegen ie mand „zoo hebben wij het nog nergens gezien." En iemand der Stads-politie zeide „Alleen Dinsdagavond maakten eenigen door hun onhebbelqk gezang en hunnen onhebbe- lijken dans, het hier en daar en nu en dan een weinig rumoerig. En wie waren dat voornamelijk Zonen en dochteren der or thodoxe Walchersche boeren." Wij willen hopen, dat hij zich vergist heeft, vooral in betrekking tot de qualificatie or thodoxe. Hoe dit zij. Wij wenschten wel, dat de bedoelde zonen en dochteren, hetzij dan boer of burger, eens wisten, hoe miserabel zij zich aanstellen, wanneer zij alzoo doen, Nog weer een politieman verwonderde zich, dat geen der Couranten er melding van ge maakt had, dat onze Koningin, die toch bo ven hare „moeder staat", toen zij een der openbare gebouwen bezochten, de sleep harer moeder opvatte en haar nadroeg. Dat, zoo sprak hij, was het mooiste van alles. Nu het is schoon. Het is de aanschouwe lijke voorstelling van de verhouding, waarin zij als kind juist tot hare moeder staat. Alleen in titel niet, maar anders staat deze metterdaad boven haarzij is hare moeder en voogdes. Is onze Koningin van haar vader beroofd, ook hier geraakte een elftal kinderen bij de gelegenheid der feesten zonder vader. Een algemeen geacht, bekwaam en oppas send werkmaneen mandie met ons den Heere Jezus beleed, viel dood, bq het aansteken der lichten aan de Gouverne- ments-gebouwen, door het breken van een ladder. Bij het vernemen van dit zoo droe vig ongeluk, was de ontsteltenis en de deel neming algemeen. Ook Hare Majesteit de Koningin-Regentes liet zich inlichten in be trekking tot den man en zijn noodlottig einde. Zij deed meer. Zij gaf drie honderd gulden. en wenschte dat de Commissie, die zich ge vormd heeft, om gelden in te zamelen voor de weduwe, gunstig slagen zal. Wij hebben er niets van vernomen, dat zij geloofde, of dat wij gelooven moeten,dat dit zoo diep treurige ongeval een bewijs is, dat zq en hare dochter niet komen mochten of dat bij gelegenheid van hare komst geene lichten moesten zijn aangestoken. Wel gelooven wij allen zonder evenwel in dit geval eenig oordeel te vellen dat werklieden voorzichtig moeten zijn en dat bazen goede ladders moeten hebben. Maar te zeggen dat er geen schepen meer in het Middelburgsche Dok mogen komen, omdat pas twee menschen in dat Dok van een daar inliggend schip zijn gevallenof dat David de Ark niet in zeer feestelijke stemming uit het huis van Abinadab had mogen halen, omdat een dier struikelde en Uza dood bleet, gaat niet aan. Zij, die dat beweren, bewijzen te veel, en die te veel bewijzen, bewijzen niets. Doch dit is waar, dat onze Koninginnen zijn vertrokken en dat gelukkigde Koning der Koningen blijft. Dit is waar, dat de Koning der Koningen te veel wordt vergeten, dus te weinig wordt geëerd. Dit is waar, dat de Koning der Koningen eenig en alleen al onze schatkameren kan vervullen. Dit is waar. dat Hij onze toevlucht en sterkte is, en dat van Hem onze verwachting zijn moet in leven en in sterven. Littooij. Centrale Pastorale Conferentie. De Centrale Pastorale Conferentie zal dit jaar, D. V. Donderdag den 13den September e. k. gehouden worden te Zwolle, in de Oos- ter kerktegenover de hoogere burgerschool. Zij is toegankelijk voor Leeraren, Opzieners, Diakenen, Hoogleeraren, Studenten in de Theologie, Onderwijzers der Geref. Kerken en wien buiten dezen door 't Moderamen, op verzoek toegang zal verleend worden. De volgende referaten zullen geleverd worden lo. »De Leer der eeuwige Recht- vaardigmakin g", door Prof. Dr. H. Bavinck. 2o. »Be vordering van de Een heid der geloovigen, een Hoofdeisch van ons kerke- 1 ij k-1 e v e n", door Ds. J. Vonk. 3o. >HetDiaconaatvolgensKerk- or de enBelqdenis, beschouwd inverband metde behoefte van d ezen tijd, door Ds. J. H. M. G. Wolff." Indien de tijd het toelaat zullen de volgende VARIA in bespreking komen Huisbezoek. De studie der profetien. Schriftuurlijke prediking. Oorzaken en geneesmiddelen van de dorheid in geestelijk leven waarover geklaagd wordt. Parochies óf zelfstandige gemeenten in groote steden. Adviseurs op de Synode Broeders, die nog eenig onderwerp gaarne in bespreking gebracht zien, gelieven daarvau tqdig kennis te geven aan den Voorzitter van 't Moderamen, Prof. L. Lindeboom te Kampen. De Conferentie zal aanvangen 's morgens 10 uur precies, en, met tusschentijdsche pauze, duren tot 's namiddags 5 uur. Ter bestrijding van onvermijdelijke onkosten moet ieder, die de Conferentie bijwoont, minstens 25 cents bijdragen. Alle broeders, die eenigssins in de gelegen heid zijn aan de Conferentie deel te nemen, inzonderheid de broeders ambtsdragers, wor den daartoe vriendelijk en dringend uitgeuoo- digd. Gelegenheid tot debat zal, na het houden van elk der referaten gegeven worden. Brenge de Heere, evenals in vorige jaren, vele broeders met ons ook nu in Overijsels hoofdstad saamgeve Hq ons een recht broe derlijk en gezegend samenzijn moge het vrucht afwerpen tot versterking in den moeie- lijken strijd en arbeid voor des Heeren Ko ninkrijk en Kerk. Namens het Comité der C. P. C., MaassluisJ. Vonk. 22 Aug. 1894. Wie logies begeert, geve daarvan vóór 9 Sept. .kennis aan den Heer W. Jansenlid der Regelingscommissie, te Zwolle. Waarde vriend Ge zult in de voorlaatste Kerkbode het ingezonden stuk van Ds. Contant wel gelezen hebben. Hq is liet met mijn kantteekening op den tekst Matt. 181517 die op de pred. conferentie in bespreking was, niet eens. Zonder dat ik namen genoemd heb, weet ge nu wie de criticus is, van wien ik gesproken heb in mijn verslag, en die zijn aanval ook gericht had op Ds. v. d. Velden, toen ZEerw. genoemden tekst had aangehaald tot staving van zijne meening over de kerkelijke tucht. Ge weet nu meteen wie de man is van de heuristische methode. Misschien hebt gij dat woord al eens bekeken en gevraagd wat is dat toch voor eene methode. Zonder nu bq den oorsprong van het woord mij nader te bepalen, kunt ge toch de zin en strekking van die methode uit heel het stuk proeven. Ge hebt het wel bemerkt, Ds. C. wil niet gevraagd hebben, wat de ouden hebben ge leerd. Wat Calvijn, wat Voetius, we zou den ook kunnen zeggen wat Brakel en Comrie en anderen gezegd hebben, daar mede wil hij niet rekenen is wel wat erg gezegd, maar als het op het verklaren van de H. S. aankomt, dan neen, dan vraagt hq alleen, wat staat eren dat is genoeg. Nu natuurlijk, niemand zal hem betwisten, dat wq in de eerste plaats moeten vragen, wat staat er. Met wat er staat hebben we te doen. Maar hebben onze vaders dat dan ook niet gedaan Hebben zij dan ingelegd in plaats uitgelegd Calvijn vroeg ook, wat staat ert en dan ging hij aan het verklaren. Indien hij anders gedaan had, zouden zijne uitleg kundige werken al bitter weinig beteekenen. We zouden zeer zeker tot eigendunkelijke schriftverklaring kunnen komen, zoo we die leermeesters maar op zij zetten. »We hebben geen overtuiging te laten gelden, wanneer het Woord Gods spreekt" zegt Ds. C. Dit mag toch niet bedoelen, dat we met anderer overtuiging niet hebben te rekenen Maar dit daargelaten, heeft hq dan in het punt waar de quaestie om gaat geen gelijk, vraagt gijLaat ik U eerst zeggen, dat hij mij den Griekschen tekst niet behoeft voor te leggen. Dat hij niet behoeft te zeggen »had Ds. E. te huis gekomen zijn Griekschen Bijbel eens opgeslagen." Deze had ik al lang gelezen. Al vóór ik Ds. C. stukje over den tekst daags na de Conferentie in de Kerkbode las, had ik al gelezen wat er stond. Ds. C. is met die uitdrukkingen wel ietwat „uit de hoogte." Maar waarde vriend, het opslaan van den Griekschen tekst geeft ook al niet genoeg. Als eene enkele uitdrukking in ons voor deel schijnt, maar zegevierend uit te roepen, zoo is hetis wel gemakkelijk, maar pleit niet altijd voor degelijk onderzoek. Met alle be scheidenheid zij liet gezegd, Ds. C. had nog wel een weinig dieper de zaak kunnen inden ken. Ons bedunkens had hij dan dat stuk niet geschreven. Nu is het mijn doel vol strekt niet om, met Ds. C. in discussie te tre den over de beteekenis van dezen tekst die der zake kundig is, weet, dat dit niet gaat in een blad als de kerkbode. Ik wensch alleen mijne verklaring tegenover die van Ds. C. te plaatsen. Ds. C. meent dat de aan geklaagde alleen voor hem, den aanklager een heiden en tollenaar zou zijn, ook nadat de gemeente d. i. de regeerders der gemeente in het geding betrokken waren geweest, en hij, de aangeklaagde nog ontkend had, of, zooals er staat, »geen gehoor gegeven had." De toegang tot het Avondmaal zou hem niet verboden zijn, en de broeder aanklager had zich maar te verloochenen. Hij zou zich dienen te verloochenen, niettegenstaande deze naast hem medeaanzittende broeder voor hem een heiden en tollenaar was. Me dunkt, dat kan de bedoeling van Jezus woord niet zijn. De Heiland kon niet m. i. bedoelen, dat een broeder, die een ander moet achten als een heiden en tollenaar zich maar verlooche nen moet, om met hem Avondmaal te hou-

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1894 | | pagina 3