SSSIS. digden der genabuurde kerken, tot de ambtsdragers en helpers in de gemeente, en tot den grijzen stichter van ons kerkgebouw, wiens steun en hulp ZEw. met dank aan God herdacht, besloot ZEw. zijne afscheids rede, waarna hem staande Ps. 121 1 werd toege zongen. De groote schare, van heinde en ver toege stroomd, kon het kerkgebouw niet bevatten. Velen, waaronder blijkbaar met ijdele bedoelingen, moesten buiten blijven. Helaas, dat vele van elders gekomen jongelingen des avonds de wegen met dronkemans feschreeuw vervulden en zelfs eene vechtpartij met e politie aangingen, die niet zonder bloedstorting geëindigd is, en waardoor sommigen onder hen, be halve hetgeen hun van de justitie wacht, van hun werk werden weggejaagd. Het is een zeer bedenke lijk verschijnsel, in deze streek niet vreemd, maar waaraan hoe eer hoe beter een einde dient gemaakt, om van afscheids- enintreegelegenheden een uitgaans dag te maken. De zaak des Heeren wordt er om ge lasterd. Veruntwoordins: van Liefdegaven. Door den boekh. der K. kas in dank ontvangen, uit de collecte van Zondag 26 Augustus van N. H. f 2,voor de plaats van E. J. i 2,idem door Br. C. H. de Wagemaker van B. f2.50 yoor de plaats. Door Br. J. A. van Nedcrvcen van N. N. f2,voor de plaats. I. DE WOLFF. Het voordeel des aardrijks is voor allende Koning zelfs wordt van het veld gediend. Prediker 5 8. Gods Heilig Woord leert ons, dat de Over heden zijn van God ingesteld, dat wij hun alle eere schuldig zijn. Rangen en standen, rijken en geringeren zijn er naar zijne ordi nantie. Maar ook leert diezelfde Schrift, dat ook de grooten dezer aarde menschen zijn van gelijke bewegingen als al de andere, met de zelfde behoeften, met dezelfde nooden, en ou derworpen aan ziekte en dood. En nu zal het goed zijn naast de verschei denheid en het onderscheid ook te letten op de gelijkheid. Onze tekst bepaald ons bij de aarde als de groote voorraadschuur door den Heere gemaakt en telkens weder vervuld met zijne goederen, om daaruit te onderhouden al wat leeft, al zijne menschenkinderen. En al is het nu ook zoo, dat het grootste deel dit niet verstaat, en niet opmerkt en zich inbeeldt onafhankelijk te zijn van een Hooger Wezen boven zich, en ai is het dat door de zonde de een den ander benijdt of te kort doet, en dat de gaven vaak worden miskend en misbruikt en in weelde en over daad verdorven. De zaak is niet anders uit die eene groote voorraadschuur, het aardrijk, wcrdt dagelijks het gansche menschdom met een kariger of met een rijker deel gevoedde rijke man, rustende op zijne flnweelen kussens en in zijn zijden gewaad en de arme Lazarus in zijne schamele plunje liggende aan zijne poort de diepdenkende staatsman en het kleine kind op moeders schoot. De Koning zelfs wordt van het veld gediend. Ook de machtige Koning (denk aan de Oos- tersche pracht en den wil van den onbeperk- ten alleenheerscher) is een hulpbehoevend mensch. Dagelijks moet hij tot onderhoud van zijne brooze krachten van het veld wor den gediend. Hij kan dat voedsel niet missen, of hij sterft. En al is het eenigzins anders toebereid het is toch hetzelfde gewas, waar van ook de minste zijner onderdanen leeft, Het aardrijk is de algemeene tafel, waaraan zich allen groot en klein, aanzienlijk en ge ring ter spijziging moeten begeven. Acht men het wellicht onteerend, om naast het onderscheid in rang en stand, te wijzen op de gelijkheid van alle menschenkinderen. Het is zoo niet. Al wat God doet is recht. Het is goed, dit op te merken. Daarom is Gods Woord noodig voor de vorsten, opdat zij nevens hunne hoogheid, hunne geringheid, nevens hunne macht, hunne afhankelijkheid moge leeren kennen, opdat zij zich geene andere schepselen wanen dan de geringste hunner onderdanen, maar hunne macht ken nen als van God, den Heere, hun geschonken, om die te gebruiken naar zijnen heiligen wil, in liefde ook voor de geringste der onderdanen. Hunne gelijkheid met alle anderen men schen leert hen ook, naar Gods Woord, dat zij zondaars behoeften hebben en eenmaal ter verantwoording voor den oppersten Rech ter zullen verschijnen, dat ook zij alleen ten eeuwigen leven kannen ingaan, gereinigd door het bloed des kruises. In de koninklijke pracht, in al het eerbetoon ligt zooveel be- dwelmends voor het koninklijk menschenhart Moge onze jeugdige Koningin recht in Gods Woord worden onderwezen en brenge de Heere haar door Zijnen Geest onder de tucht van Zijn Getuigenis. En laat ook het volk weten, dat de hun van God gegeven Overheid menschen zijn van gelijke beweging als wij, opdat ze hen niet vergoden, maar hen eeren als Gods dienaresse. Maar opdat zij ook alzoo in het oog houden, dat zij menschen zijn met menschelijke zwak heden, gebreken, behoeften. Bovenal dat zij gedacht worden in de ge beden, om ondersteund en bekwaam te mogen worden tot hunne gewichtige taak en dat zij als arme zondaren behoefte en kennis krij gen aan den rijken Heiland, opdat zij ook eenmaal als Koningen heerschen in Zijn Ko ninkrijk. Hulsebos. »De volgende briefwisseling in „De Bazuin" moet o. i. onder het oog van al onze lezers komen. De ineensmelting der plaatselijke Kerken heeft wel reeds voor een groot deel, maar toch helaas lang niet overal haar be- slag gekregen. In afwachting van den goe den en Godebehagelijken dag, waarop de laatste hatelijke, schadelijke, dwaze, en zon dige A's, B's, (en Nota Bene soms zelfs C's wegvallen, mogen althans wenken als die van onzen Broeder Gispen wel eens ernstig overwogen worden. Mogen de Kerken weldra het A. B. C. te boven zijn Febinga. Zeer waarde Redacteur. In uw jongsten brief „Aan een vriend te Jeruzalem" las ik onder meer dit „Op de vraagwaarom komt het niet tot „ineensmelting, hoort gij allerlei antwoorden „van dit en van dat, maar nooit een ant woord, dat voor Gods Woord en onze Ge deformeerde belijdenis te rechtvaardigen is." Het schijnt mij toe, dat menigeen daaruit lezen zal, dat, naar uwe meening, iiieemel- ting eisch is van Gods Woord en onze Ge reformeerde belijdenis. Indien dit werkelijk het geval is, zoudt u velen een dienst kunnen doen met zulks eens ajdoende uit Gods Woord, de belijdenis of de kerk-orde te willen bewijzen. Gelukt u dit, dan zal het voor ieder dui delijk zijn, dat het bestaan van twee of meer Gereformeerde kerkeraden in dezelfde plaats zondig is. Het komt mij echter voor, dat een afdoend bewijs daarvoor moeielyk te leveren is. Kan dit bewijs echter vrèl geleverd worden, dan zou daar ook uit volgen le. dat de Synode der vroegere Chr. Ger. Kerk onbijbelsch en ongeretormeerd gehan deld heeft door jaren lang op verschillende plaatsen twee Gereformeerde kerkeraden te erkennen 2e. dat de Synode der vroegere Chr. Ger. Kerk onbijbelsch en ongereformeerd gehan deld heeft, door de kerkeraden der Doleeren- den als Gereformeerde kerkeraden naast de bestaande Chr. Ger. kerkeraden te erkennen, en 3e. dat in de Vereenigings-voorwaarden met de Doleerende broeders een kolossale fout ge weest is, tenzij men beweert, dat wat nu niet geoorloofd is, van '86 tot '92 wel geoorloofd was. Dit laatste te beweren en bewijs daarvoor te leveren zult UEerw. wel niet vermogen, evenmin als onze geachte Dr. Kuyper dit vermag. Het is natuurlijk een geheel andere kwes tie, of de toestanden van thans gewenscht zijn of niet, doch, nu de meerdere vergade ringen dezelve hebben in het leven geroepen, gaat het toch niet aan, om tot de gemeente te zeggenZie, wat wij nu bedorven heb ben, moet gij weder goed maken en zoo niet, gij verzet u tegen Gods wil. Naar mijn bescheiden meening zal het drijven tot ineensmelting op deze wijze ver dere scheuringen kunnen teweegbrengen en is het het verstandigste, de gemeenten geheel vrij te laten. Moge het al eenigen onzer eminente mannen verdrieten, dat er op vele plaatsen twee Gereformeerde kerkeraden blij' venlaten zij dan daarover de gemeenten niet lastig vallen, maar liever tot zich zeiven zeggenwij hebben zelf geholpen om dien toestand in het leven te roepen. Het kan best zijn, dat ineensmelting op vele plaatsen goed isop vele andere plaat sen zou er de grootste ellende door komen. Wanneer men door bestendiging van een niet verboden toestand scheuringen tracht te voorkomen, is de houding van eiken kerke- raad, die zulks doet, m. i. wel voor Gods Woord te rechtvaardigen. Dat men dus eens en voor goed aflate met pressie op de gemeenten uit te oefenen. Ineensmelting kan m. i. alleen dan goed zyn als gevolg van de vrije uiting der ge meenten. Laat men liever wederzij dsche liefde en vertrouwen trachten op te wekken en te be vorderen, dan volgt de ineensmelting vanzelf. Bid met mij om den vrede van Jeruzalem. Uw liefhebbende broeder in Chr., L. INEENSMELTING. CNaar aanleiding van lïs Schrijven De geachte inzender L. heeft ons, met zijn schrgven, verblijd en bedroefd. Verblijd, omdat het ongezocht aanleiding geeft, deze voor vele onzer kerken gewich tige aangelegenheid ter sprake te brengen. Bedroefd, omdat er opnieuw uit blijkt, hoe weinig principieel ons kerkelijk leven wordt opgevat en beoordeeld, en hoe men, vaak onbewust, onder de macht leeft van onzuivere redeneeringen. Om met het laatste te beginnen, de ge achte inzender gaat uit van de onderstelling, dat het bewijs van de stellingHet bestaan van twee Gereformeerde kerkeraden in ééne plaats is niet overeenkomstig Gods Woord en onze Gereformeerde belijdenis, niet, of althans moeilijk, is te leveren. Hiervan zeker en gewis, noodigt hij mij uit, dit bewijs wel te leveren Nu gevoelt toch ieder, dat de geachte in zender een te overdreven indruk van onze onnoozelheid heeft, zoo hij meent, dat we ons in dezen, niet eens scherpzinnig, gezetten strik zullen laten vangen. Door ons was geschreven, dat men op de vraagwaarom komt het niet tot ineensmel ting, allerlei antwoorden hoort »van dit en van dat, maar nooit een antwoorddat voor Gods Woord en onze Gereformeerde belijdenis te rechtvaardigen is." Is dit dan niet waar Is het niet zoo klaarblijkelijk, als het licht voor onze oogen Waarom geeft L. dan niet het bewijs, dat de antwoorden, die men hoort, voor Gods Woord en onze Gereformeerde belijdenis wel te rechtvaardigen zijn Op hem rust de bewijslast en niet op ons. Immers, het is niet de vraag, of zekere abnormaliteiten en misstanden in de kerk van Christus geduld en gedragen mogen en, tot op zekere hoogte, moeten worden. En ook is het niet de vraag, of dat dulden en dragen voor Gods Woord en onze Gere formeerde belijdenis, binnen zekere grenzen, te rechtvaardigen is. Maar dit is de vraag, of de antwoordendie dienen om de bestaande abnormaliteiten en misstanden te handhaven, voor Gods Woord en onze Gereformeerde belijdenis te rechtvaar digen zijn bovenalof die abnormaliteiten en misstanden zelf zijn naar den regel van Gods Woord en onze belijdenis Dat de geachte inzender zelf er wel iets van voelt, dat de bewgslast op hem rust,

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1894 | | pagina 2