Uit Kerk en School.
«enig bewustzijn hadden. Gods dienaren
brachten het Woord tot ons. De trekkingen
Gods hadden plaats, eer wij er ooit om ge
vraagd hadden. Wij kwamen tot Jezus om
dat de Vader ons er heen zond. Wij begon
nen te vragen, omdat de Heere naar ons
vroeg. Wij baden, omdat de Heere tot ons
bad. En onze toenadering tot den Heere
was vrucht en gevolg van een ganschen ar
beid des Heeren voor en in onszoodat wij
wel reden hadden om van achter te zeggen
Gij zijt mij te sterk geworden Gij hebt mij
overmochtUw naam en die alleen ontvange
de eer en de dankzegging voor de groote
genade mij bewezen
Vindt gy in dat nabij, in onzen mond, in
ons hart niet een heerlyk iets Waar het
zalig worden anders iets onmogelijks is, en
waar toch aan dat zalig worden zooveel heils
gelegen is, is het dan niet een groot voor
recht, dat de weg ten hemel bereid is en
gansch volkomen, en dat de Heere zelf door
Zijnen Geest u alle dingen leert en u leidt,
en u doet verstaan de dingen die ons van
God geschonken zijn
Waar anders zoo licht de gedachte kan
opkomenvoor mij is de weg ten hemel
ontoegankelijk, daar staat de Heere Jezus
gereed, om ons met Zyn zoenbloed te reini
gen, om ons met zijn gerechtigheid te be-
kleeden en om ons Zijn Geest tot een leeraar
der Gerechtigheid en tot een Trooster te
schenken, om ons alles te geven, wat wij be
hoeven tot het eeuwige leven.
En al de behoeften in u, de bewegingen
tot den Heere, de verkleefdheid aan Hem is
een waarborg, dat de Heere zich over u ont
fermde en dat Hij lust had aan uwe ziel.
Hij trok u met koorden der liefde. Hy gaf
u honger en dorst naar de gerechtigheid, Hij
deed u naar Hem vragen. Hij graveerde
Zijn naam in uw hart.
En desalniettemin, hoewel deze dingen al-
zoo zyn, blijft de klacht bestaanWie zal
voor ons in den hemel opklimmen, wie zal
voor ons in den afgrond nederdalen O, ziet
men dan niet, dat men Christus andermaal
wil doen nederdalen, of uit de dooden wil
doen opbrengen? Moet Christus dan ander
maal komen op aarde, andermaal sterven,
andermaal opstaan uit de dooden
Is dan niet alles geschied Moet Christus
dan ten anderen maal komen op aarde en
geofferd worden?
O, doen wy toch niet alsof Christus niet
bestond, alsof Hij niet alles volbracht had
Miskennen wy niet de groote genade Gods
Maar, zal menigeen zeggen »Ik zie niets,
ik gevoel niets, ik kan niet bemerken, dat
de Heere zoo dicht bij ons is. Och mocht
de Heere eens tast- en voelbaar tot my komen!
Weet gy wel, geliefde lezers, dat gij dan
in deze (och, mocht het zyn in hare groote
liefde) Maria Magdalena gelijk zijt? Jezus
was vlak bij haar, en toch zag zij het niet,
maar zij weende. En waarom Omdat zij
zich een verkeerde voorstelling van Jezus
gemaakt had, Daarom vond zij niet. Had
zij Jezus gezocht zooals Hij was, en zooals
Hij te voren van zich zeiven geprofeteerd
had, dan had zij Hem wel eerder gevonden.
Thomas wilde eerst zien en dan gelooven.
Daarom bleef hy zoo lang in 't donker.
Gy wacht op iets wat gij nooit krijgt.
Gevoel is nooit of nergens beloofd. Wij moe
ten door geloof leven, geloof in den Heere
op den grond van Zijn onfeilbaar getuigenis.
Wat gy noodig hebt, is hooren naar Zijn
stem, Hem niet ongehoorzaam zyn, u laten
verzoenen, u laten leiden door Zijnen Geest,
om Ja en Amen te zeggen op Zijn Woord,
op het verbod der genade.
Gij roept luide en ziet uit in de verte, of
Hij nog niet komt. En ziet, Hij staat vlak
achter u en klopt u op den schouder en
zegtZiet, hier ben Ik. Ik ben met u.
Zelfs uw uitzien naar mij was een bewijs,
dat Ik u liefhad en met u was. Vrees niet,
Ik ben met uIk ben uw GodIk heb u
verlost. Zoek Hem dan niet meer in de
verte. Hij is nabij u, Hij, dien uwe ziel zoekt,
Hoe lang heeft Hij u al getrokken en ge
leid Moet gy niet betuigenDe Heere
was reeds lang bij my, maar ik heb het niet
geweten. Erken en verheerlijk Hem in Zijn
verlossingswerk en ook in al wat Hij aan en
in u deed.
Wees niet langer ongeloovig, maar geloo-
vig. De Heere is goed der ziele, die Hem
zoekt. De ziele die Hem zoekt en begeert,
is reeds van Hem gevonden.
Fr. Kerkb. P. v. A.
Bij den heer R. M. Smits te Middelburg
verscheen 28 Juli jl. de Nieuwe Zondags
bodeWeekblad voor het volk, met mede
werking van vele Neder 1. Herv. predikanten
in Zeeland
Dit blad werd mij als mede-redacteur van
de Zuider Kerkbode, ter recensie gezonden,
doch door uitstedigheid kon ik er eerst nu
mijne aandacht aan wijden.
Wat het uitwendige aangaat ziet het er
netjes uit.
Het doet, onzen tijd in aanmerking ge
nomen, aangenaam aan, dat het zich in het
eerste nummer en ook in de nummers die
daarna verschenen op een meer algemeen
standpunt plaatst dan de »Nederl. Herv. Pre
dikanten" in den laatsten tijd, ook bij ge
legenheid van de Oranje-collecte, de collecte
voor de Christelijke scholen, deden.
De Redactie zegt in haar eerste nummer
>dat de bedoeling van deze uitgave niet is
zich op politiek terrein te begeven of strijd
aan te binden met gelijkgezinde bladen,
maar alleen die zaken publiek te behandelen
en die vragen te bespreken, welke op geeste
lijk en geestes gebied, huisgezin en maatschap
pijkerk en school ten goede kunnen komen."
Wat de Kerk en door haar de school, het
huisgezin en de maatschappij ten goede kun
nen en zullen komen, moet en zalnaar wy
hopen, alleen het Woord onzes Gods zeggen.
Alzoo opgevat, is het ook onze .wensch,
saam »een bolwerk te vormen tegen den
machtigen, verderfelyken stroom van den tijd
geest."
Alzoo opgevat, verheugen wy ons oprecht
en hartelijk over de verschijning van dit blad,
en wij wenschen vuriglijk dat wij tegen de
ontkerstening van Kerk, maatschappij, huis
gezin en school, naar het Woord onzes Gods
en in de kracht des Heeren, Heeren, man
moedig en eendrachtig meer dan ooit den
strijd zullen aanbinden.
Buigen wij ons saam onder het Woordis
dat in de eerste plaats de bron waaruit wij
putten en het richtsnoer waarnaar wij spreken
en handelen, dan moeten en zullen wy niet
slechts in de eenheid des Geestes optreden
tegen den gemeenschappelyken vijand, maar
daarenboven elkander ontmoeten en vinden.
Zie, dan zijn wij in den weg Gods, dan
itaan wij in de kracht en leven wij onte
genzeggelijk in de gemeenschap des Heeren,
dan zijn wy een in Hem, die ons Hoofd is,
dan zullen wy schrikkelijk zyn al» slagorde
met banieren, tegenover en voor de vijanden
van onzen Koning en Zaligmaker.
Dat nog te mogen beleven, zal onze
vreugde en blijdschap zyn. Het verdeel en
heersch" is schier meer dan ooit de leus en
taktiek van 's Heeren en onze tegenstanders.
Dat in te zien, en het te betreuren als wy haar
in de hand werken, is de eerste schrede op
den goeden weg.
De waarheid en den vrede lief te hebben
zij en blijve onze leus
Littooij.
Onze geliefde broeder Fernhout bestreed
onlangs in een paar artikelen in de Utrecht-
sche Kerkbode het vragen van handopening
bij het beroepen. Daar onze broeder te ge
lijk niet uitkomen deed, dat onze kerkenor-
ordeningen wel van het beroepen met voor
weten en adviesder Classis spreken en daar
over in de Classis Walcheren juist eenig
verschil van meening bestond, meende ik
om misverstand te voorkomen, daarop de
aandacht te moeten vestigen. Naar aanlei
ding nu van de artikelen, toen in deze Kerk
bode door my geschreven, schrijft onze broe
der Fernhout bij vernieuwing een tweetal ar
tikelen in de Utrechtsche Kerkbode over dit
onderwerp.
Daaruit nu blijkt, dat wy het in hoofd
zaak volkomen eens zynwant ook onze
broeder erkent, dat met de terzij destelling
van het woord„handopening"het beroepen
met voorweten en advies der Classis, in een
geval als het hier in Zeeland gold, nog niet
ter zijde gesteld is.
In de tweede plaats ontkent broeder Fern
hout niet, het bindende van het besluit in
dezen genomen door de Synode van 1893 te
Dordrecht.
Evenmin, dat de Kerken (wanneer zij mee-
nen, dat de tijdsomstandigheden nu anders
zyn, en dat om de redenen in de Kerkenorde
ningen dientengevolge aangegeven zelfs het
vragen van advies niet meer noodig is) des
alniettemin niet willekeurig mogen handelen,
maar dan langs ordelijken weg op verande
ring behooren aan te dringen.
Zelfs erkent de broeder, dat de reden door
de Synode van 1893 aangegeven nog wel kan
bestaan.
Dat de Kerken in betrekking tot het al
daar besprokene niet enghartig, maar mild
dadig en hulpvaardig moeten zijn, erken ik
van ganscher harte. Maar dat de eene Kerk
zonder voorweten en advies te vragen indirect
op de beurs der andere zou mogen gaan re
kenen, is toch ook niet aan te prijzen.
Men kent onze eeuw. En zoo iets van
dien geest (wasz dein ist, ist mein) kan in
dringen, ook in de harten der onzen.
Naar het mij voorkomt laat het presbyte-
riale Kerkverband niet toe, om, tengevolge
van de veranderde omstandigheden, hier in
elk opzicht maar tabula rasa wit papier
te maken. Littooij.
INGEZONDEN STEKKEN.
Wijze Neerlands duin en frissclie stranden.
Middelburg, vooraan, als hoofdstad,
Walchren, Zeelands schoone tuin, (1)
Domburgs badhuis, 't oude Veere,
Ylissingen, zyn beeld en duin
Allerwegen groen en bloemen,
Vlaggen, wimpels, licht en vreugd
Om de komst der koninginnen
Is thans jong en oud verheugd.
Zie, hoe kindren hunnen heilgroet
Brengen in een feestlijk lied,
Hoe de grijsaard en het bestje,
Ja, hoe elk zyn hulde biedt
En erken, dat de oude liefde
In der Zeeuwen boezem woont,
En wat wissel' of bezwijke
Zeeland echte trouw betoont.
Langs de kaden, aan de haven
Ruisch' ons vroolijk feestgezang,
Over Markt en pleinen klink' het
Spaar de koninginne lang,
»Geef haar vrede, schenk haar zegen,
>Gun haar land en volk den vree
Bloei' de landbouw, met de veeteelt
»En den handel, ook ter zee."
Middelburg, de schoone hoofdstad,
Vier' met opgewektheid feest,
Jubel' lang en luid en blijde
Met gansch Walchren een van geest
»Heil zy onzen koninginnen,
»Heil en zegen, vree van God,
♦Nederland word' mee gezegend,
♦Juich' om haar gelukkig lot."
M. O.
(1). Walcheren wordt de tuin van Zeeland genoemd»