zoo spoedig mogelijk, te vervoegen bij Mejuffrouw
VERHAGE Krommeweele, die hen van het
gewenschte werk ruimschoots zal voorzien.
Tevens bevelen diakenen al de werkzaamheden dier
Zusterkring ten zeerste in de liefde en steun der ge
meente aan. Ieder jaarverslag heeft nog bewezen,
welk een groote steun de Diakenen, onder den zegen
des Heeren, ontvangen van Diaconaal Hulpbetoon.
Alle steun is dos zeer goed besteed en wordt steeds
dankbaar aangenomen.
Namens Diakenen,
J. A. VAN NEDERVEEN, Voorzitter.
J. j. FANOY, Secretaris.
Middelburg, 11 Juni 1894.
De Kerkeraad der Gereformeerde Kerk van Middel
burg, G. maakt de leden der gemeente bekend, dat
de dienstregeling voor Brs. Ouderlingen en Diakenen,
door eene noodige wijziging in de wijkverdeeling
nu is als volgt:
Voor Brs Ouderlingen.
A. B. R. en het Zand Br. J. Maljers.
D. E. F. G. I.
C. II. L. M.
N. O. S. T.
K.
O.
U. V.
A. B. C. D.
E. F. G. H. 1.
K.
L. M. P. Q.
R. en het Zand.
N. O. S. T. U. V.
M. C. Snijders.
m C. H. de Wagemaker.
m C. Cornelisse.
m A. B. Grucq.
jr G. Verhage.
Voor Brs. Diakenen.
t J. J. Fanoij.
J. J. Stoel.
u J. A. v. Nederveen.
u J. J. Dor maar.
I. de Wolff.
J. G. Tilroe.
Particuliere Synode van Noord-3rabant en Limburg.
Aan belanghebbenden wordt herinnerd, dat de
Particuliere Synode van Noord-Brabant en Limburg,
die D. V. op a. s. Woensdag 20 Juni te Nieuwendijk
zal gehouden worden, ten uro zal aanvangen.
Namens den Kerkeraad der roepende Kerk.
J. A. Goedbloed, Praeses.
J. den Boer. Scriba.
Verantwoording van Liefdegaven.
Ontvangen voor liet doel, (zie vorige Kerkbode)
van Mej. R. f 1.00 en van de H. i 0,50.
J. D. v. d. Velden.
Door den boekh. der K. Kas in dank ontvangen
uit de collecte 310 Juni van M. d. V. f2.50, voor
de plaats f 2,00, idem f 0,30 Diakon. hulpbetoon.
I. de Wolff.
Vlissingen B. Ontvangen collecte voor het pro
vinciaal studie-fondsf 10,89'/., voor het tekort der
kerkelijke Kas f 2,50, voor de Zending contributie
t 1,00, busje van de kinderen L. K., f 7,50, een dank
offer aan den Heere door het blijven van onzen ge-
achten leeraar, te verdeeien als volgtkerkt 3,00,
armen, f3,50, weezen, f2,00, suppletiefonds f2,50.
Namens den Kerkeraad,
P. G. LAERNOES, jr., Scriba.
Verbetering. In het vorig nommer stond vermeld
voor Diakonaal hulpbetoon, f 1,00. Dit moest zijn-
f 1,00, f 1,00, en f 0,85.
Eene korte verklaring van 2 Gorinthe 5 110.
Eerste gedeelte van vers 13.
De apostel behandelt hier het geloof aan
de hemelsche heerlijkheid, hij wijst op de
beproeving van dat geloof, maar ook op des-
zelfs vruchten tot vertroosting en heiligma
king. Handelende van de heerlijkmaking
der uitverkorenen, wordt tevens hun recht-
vaardigmaking en heiligmaking genoemd.
Aanleiding tot dit onder wijs aangaande de
heerlijkheid vond de apostel hierin, dat hij
handelde van de zwakheid zijns lichaams,
van het aarden vat, waarin hij den schat, na
melijk de kennis van het Evangelie en de
roeping en genade om het te verkondigen,
droeg. Onze liehte verdrukking, die zeer haast
voorbijgaat, werkt ons een gansch zeer uitne
mend gewicht der Heerlijkheid. (2 Cor. 4: 17.)
En zoo luidt het dan nu
Want wij wetendatzoo ons aardsche huis
dezes tabernakels gebroken wordtwij een ge
bouw van God hebbeneen huis niet met han
den gemaaktmaar eeuwig in de hemelen.
Weten is de naam voor het krachtig, wel
verzekerd geloof. Het ware, welverzekerde,
klare weten behoort niet bij de ongeloovige
wetenschap, gelijk deze dat steeds voorgeeft,
maar bij het geloof, dat uit God is en door
den H. Geest in Zijne kinderen wordt ge
werkt. Zij zijn de eenige. die bij de groote
vraagstukken des levens, vasten grond onder
de voeten hebben, door de verlichte en aan
hunne zielen toegepaste kennis van Gods
Woord, vasten grond ook met het oog op
de toekomst.
De apostel noemt het verkeeren van Gods
kind hier op aarde, nog in dit sterfelijk li
chaam, nog in zyne onvolmaakten staat, nog
te midden van den strijdeen wonen in den
aardschen tabernakel, of tijdelijke en broze
en bouwvallige hut. Niet onwaarschijnlijk
zijn hem Israels tenten voor oogen, waarin
zij in de woestijn verkeerden en veel onge
mak leden en daartegenover de vaste wonin
gen in het beloofde land, een beeld des he
mels, de plaats der ruste voor het Israël
Gods. Wat nu voortdurend dreigt, zal een
maal geschieden. De tabernakel zal zich
begeven. Maar dan hebben wij een gebouw
van God, zooveel heerlijker dan het aardsch
verblijf, als gewrochten Zijner almacht boven
het werk van menschenhanden zijn verhe
ven. Voor een brooze gebrekkige tent, een
Koninklijk paleis, gewrocht van Gods almacht.
En dat aanstonds. Niet dat het lichaam
aanstonds zal opstaan, dit geschiedt ten jong-
sten dage, maar de ziel wordt aanstonds met
hemelsch heil versierd en in de opwekking
des lichaams zal de heerlij kraaking zijn vol
tooid. En dit gebouw is in de heerlijkste
omgeving, de hemelen, en het wordt niet
meer verbroken of behoeft niet meer te wor
den verlatenhet is eeuwig. En dit alles
uit God
Onbeneveld staart hier het oog des geloofs
in den rijkdom van Gods genade in Chris
tus, die de plaatse heeft bereid, maar daarom
is dit geloof niet zonder beproeving, zon
der worsteling, zonder strijdDe apostel
beschrijft het geloof niet in het afgetrok-
kene, maar gelyk het gekend wordt in de
beoefening.
Want ook in dezen zuchten wijverlangende
met onze woonstededie uit den hemel is, over
kleed te worden. Er is eene werkzaamheid in
dit geloof, eene werkzaamheid onder veel be-
naauwdheid en zuchten. Zwaar drukt menig
maal de strijd, waar zich al het ongemak van
de aardsche tentenwoning, van het wonen in
Mesech, van het verkeeren in de woestijn
doet gevoelen, waar nog zoo menige strui
keling doet uitroepen Ik ellendig mensch
Dan is hetAchmocht ik toch maar mef
de woonstede, die uit den hemel is, overkleed
worden Was ik reeds daarZoo wordt
het geloof beproefd en geoefend. Maar voor
wie is die woonstede bereid Immers voor
de gekenden des Heeren, voor Zijne uitver
korenen, die door Zijne genade ook zullen
volharden ten einde toe En nu zouden wij
geheel miszien, als wij meenden, dat Gods
kind nimmer met die vreeze zou hebben te
worstelenBen ik een gekende des Heeren
Bedrieg ik mijzelven niet de apostel zelf
kent ook die vreeze, die worsteling. Ja, gelijk
wij elders lezen, dat de gedachte hem ontroert,
wat het zou zijn anderen leerende, zelf ver
werpelijk te worden bevonden. Zoo ook hier
Zoo wij ook bekleed en niet naakt zullen ge
vonden wordennamelijk by het sterven, bij
het nederstorten van den aardschen taberna
kel. Naakt wil hier zeggen, zonder het kleed
van Christus gerechtigheid, bekleed is: gerecht
vaardigd door het geloof in hem. (Openb. 3
17, 18.) Ziet deze heerlijke verwachting is
niet, dan voor de gewasschenen in het bloed
des Lams. Ook dit doorziet en overweegt het
geloof, het geloof vnn den apostel en al Gods
kinderen, en Gode zij dank, dat geloof be
zwijkt niet. Hulsebos.
Oefenaars.
Steeds meer wordt in verschillende deelen
des lands openbaar, dat wij terecht steeds
hebben gewaarschuwd tegen het oefenaar
worden" (alsof er zulk een ambt bestond)
en het »tot oefenen toelaten", zooals een
en ander gedurende eenige jaren maar al te
lichtvaardig is geschied. Wij hebben dan
ook nooit iets gevoeld (en gevoelen dit nog
niet) van de door sommigen, beweerde plicht
der kerken om de zorg op zich te laden voor
hen, die dientengevolge in moeilijkheden zijn
gekomen.
Maar iets anders is het met het onder
houd der vroegere Vereenigings-Evangelisten
en der voormalige Synodale Godsdienst-on
derwijzers. die vóór de actie van 1886 een
positie hadden als zoodanig en nu in verband
met deze actie (op welke wijze dan ook) dit
verloren, alsmede met een of anderen enke
len anderen oefenaar" wiens gezondheid
door den dienst der kerken geknakt mocht
wezen.
Uiteraard kunnen wij ook hierin zelfs
niet aanraden, zulke sprekers te vragen. Maar
wel, de vereeniging, wier verslag wij hier
onder in zijn geheel overnemen, in de finan-
ciëele hulpvaardigheid onzer lezers aanbe
velen. Feeing a,.
VERSLAG.
Op Woensdag 16 Mei 1894, vergaderde de
»Nederlandsche Vereeniging van Vrienden
der Waarheid tot handhaving van de leer en
de rechten der Gereformeerde Kerk" voor de
32e maal en ook ditmaal weer in de kerke-
raadskamer van de Gereformeerde Kerk te
Amsterdam B. De vergadering werd slechts
door weinigen bijgewoond. Van het Hoofd
bestuur waren tegenwoordig Prof. Dr. F. L.
Rutgers, Ds. B. van Schelven en de broeders
W. C. Breen, P. Goedhuijs, J. lJsebrand en
G. H. A. Grosheide. Br. R. Versluis Jr. was
door bijzondere omstandigheden verhinderd de
vergadering by te wonen. Verder waren
slechts acht leden tegenwoordig, waaronder
wij Ds. van Veelo van Rotterdam mochten
tellen.
De Voorzitter opent de vergadering door
te laten zingen Ps. 84 3, leest daarop dien
zelfden Psalm en gaat voor in het gebed.
Na een kort woord van inleiding wordt den
Secretaris gelegenheid gegeven namens het
Bestuur het volgend verslag uit te brengen.
Waarde Broeders
Telkens moeielyker wordt voor uw Bestuur
de taak, om een verslag uit te brengen. We
zouden bijna zeggenhet is te veel van uw
geduld gevergd, om elk jaar weer hetzelfde
eentonige lied te hooren aanheffen, waarvan
toch altijd weer het refrein iszorg over
den financiëelen toestand en het lot onzer
oefenaars. Vergeeft ons, dat we dit alweder
op den voorgrond plaatsen, maar we zouden
zoo gaarne wensehen, dat allen, die onze
zorgen in dit opzicht verlichten kunnen, even
zoo als wij, het gewicht gevoelden van den
last, die ons neerdrukt, opdat zij niet aflaten
konden ons naar vermogen te helpen en wij
daardoor gebaat worden. Gave de Heere,
dat spoedig de broeders, die zooveel jaren
voor het heil der Kerken gearbeid hebben
met groote opoffering, ook door die Kerken
werden aangesteld. Een drietal van hen, de
broeders Josso, Deijs en Levendig, vond reeds
een werkkring in de Amsterdamsche Kerk,
terwijl die Kerk twee van hen beschikbaar
stelde om des Zondags in de vacante Kerken
bijbeloefeningen te houden en de vergoeding,
door die Kerken gegeven, ten voordeele van
de kas der Vereeniging kwam. Konden ook
onze andere broeders zulk een vasten werk
kring bekomen, dan ware aan onze Veree
niging een roemvolle dood en een eervolle
begrafenis gegund.
De Kerken, die ook dit jaar de hulp onzer
broeders inriepen, behoorden meestal tot de
hulpbehoevende Kerken, zoodat hare vergoe
dingen gering waren. Daarenboven ging het
getal contribuanten weder achteruit en be
draagt thans 815, waardoor onze kas geheel
uitgeput was en wij de salarissen onzer oefe
naars niet meer konden betalen. Dit deed ons
besluiten om aan eenige groote Kerken een
bede om hulp te richten. Op die bede boden
de Kerken van Maassluis, en Haarlem ons
aanstonds onderstand met de opmerking, dat
als velen haar voorbeeld volgde, wij spoedig
uit den nood geholpen zouden zijn. Onzen
liartelijken dank aan die broederen, die een
broederhart toonden en ons de broederhand
toestaken om ons te steunen. Ook de Kerk
van Oudewater bewees de oude banden niet
te vergeteïi en, waarschijnlijk aangespoord