Uit Kerk en Scliool.
Godgeleerden."
»Gij weet, M. H." zoo gaat onze ge
liefde broeder voort, Gij weet, M. H., dat
er in den laatsten tijd nog al eens over
>tweëerlei Theologie" is geschreven en ge
sproken."
»'t Is my nog niet gelukt, uit al het ge
schrevene te weten te komen wat de Theo
logie als Wetenschap toch eigenlijk anders wil
zijn dan de xoetenschappelijke Godskennisen
waarin hare studie zich kenmerkend onder
scheidt van de wetenschappelijke studie der
Theologiedie, volgens de verklaring der Sy
node, de roeping is dezer Theologische School.
Maar dit is wel ontegensprekelijk, dat de
wetenschap des geloofs niet uit de algemeen
menschelijke kennis opkomen kan".
»Ik ken, met de Geref. Theologen der al
oude Geref. Kerken, wel velerlei Theologie,
wat indeeling naar trap en mate enz. betreft,
maar principieel slechts eenede Heilige
Godgeleerdheiddie de Godskennis tot inhoud
heeft. En die ware Godgeleerdheid is aan de
Gemeente gegeven en haar gewaarborgd door
den Geest, die bij haar blijft tot in der eeu
wigheid."
Indien er eene Godgeleerdheid ware buiten
on zelfs boven de Gemeente, dan zou de Ge
meente die toch volstrekt niet noodig hebben,
voor haar leven zoomin als voor de opleiding
harer dienaren. Dat ligt in den aard der zaak.
Dat volgt ook uit de algenoegzame zorg des
fleeren voor de Gemeente, die zijn lichaam
is. Zou Hij haar schenken al wat haar ter
zaligheid dient, behalve eene wetenschappe
lijke theologie, die ze toch niet zou kun
nen ontberen De Godgeleerdheid is het bezit
der Gemeenteaan haar zijn, als aan Israël, de
woorden Gods toebetrouwd. De Schrift scheidt
de Gemeente als organisme" volstrekt niet
van de Gemeente als »instituut". Wat uit de
gaven en ambten, aan de institutaire Ge
meente geschonken, niet opkomen kan be
hoort gewis niet tot hare taak, maar even
min tot hare behoeften. En een Theologie als
wetenschap, die iets anders en hooger wil
zijn dan de kennis Gods uit den Heiligen
Geest, kan de Gemeente noch in noch buiten
zich erkennen daartegen zal zij getuigen,
daarvoor zich hoeden De verst gevorderde
Theoloog en de minst kundige belijder zijn
alleen onderscheiden in graad en mate van
de kennis van God."
>Door die wetenschap kunnen de geloovi-
gen ook de predikers onderscheiden, en vol
gen zij die herders niet, die den goeden Her
der niet kennen. Daardoor gevoelen zij ook
zoo innige betrekking op allen die hen kun
nen opbouwen in de kennis Gods. Gaarne
laten zij zich onderwijzen alleen waanwijzen
achten zich boven onderzoek en onderwijs
verheven".
»Maar behalve die algemeene kennis des ge-
loofs en die bizondere gaven, die ook der
Gemeente in haar geheel ten goede komen,
heeft de Heere ook leeraars" aan d3 Ge
meente beloofd: mannen bekwaam en door de
liefde van Christus gedrongen om haar den
weg Gods, de kennis van God en Zijnen wil
in alle dingen zoowel des tijdelijken als des
eeuwigen levens, te onderwijzen."
»Elk opziener zegt Paulus moet be
kwaam zijn, bekwaam om te onderwijzen. 1
Tim. 3: 21, 2 Tim. 2: 24. Dat geldt dus
ook van de ouderlingen, die met de herders
en leeraars opzieners worden genoemd. Ge-»
wichtvol is ook der ouderlingen ambt
>De Schrift spreekt ook van ouderlingen die
meer bepaaldelijk de gave en de roeping heb
ben om met alle kracht der toewijding te
arbeiden in het Woord, de openbare verkon
diging, en in de leering, de onderwijzing.
Gelijk ook het Formulier ter hunner beves
tiging zegt, zijn deze opzieners en onderlingen
degenen die heden ten dage predikanten of
beter, naar de taal der Geref. Kerken, bedie
naren des Woords worden genoemd. Dezen
zijn dus de ambtelijke Godgeleerden.
Nu kan de Heere wel zonder opleiding
herders en leeraars toerusten. In Art. 8 D. K.
erkennen de Geret. Kerken dat onomwonden.
Die zeldzame mannen onderscheiden zich eerst
en meest hierdoor dat zij theologen" zijn
mannen begaafd met singnliere gaven, goed
verstand en discretie, mitsgaders gaven van
welsprekendheid. Toelating van anderen dan
die een singuliere mate van de kennis Gods
en groote gaven hebben om die te onderwij
zen en openlijk te verkondigen, zou een schan
delijk misbruik zijn van Art. 8.
Door dat Art. spreken de Geref. Kerken
van vroeger en van heden ook zoo duidelijk
mogelijk uit, dat het doel der studie en der
opleiding in hoofdzaak niets anders is dan het
verkrijgen van datgene, wat die mannen, naar
Gods vrijmachtig bestel zonder bepaalde oplei
ding, zonder wetenschappelijke studie, ontvin
gen. De Geref. Kerken kennen geene klassen
of standen van herders en leeraars. Gods ge
wone weg echter is, de mannen met gaven
te schenken, en door den arbeid der Ge
meente voor de ontwikkeling dier gaven, voor
de bekwaming zoowel als voor de zending
der herders en leeraars te zorgen.
Daarom verdedigt elk goed Gereformeerde
tegen alle Dooperij de onmisbaarheid van
degelijk wetenschappelijke, geheiligde studie
voor de bediening des Woords. Wie nauw
keurig let op het veelomvattende en het ge
wicht van hun ambt, moet het ook wel da
delijk toestemmen."
»Men behoeft dus niet te zeggen of te vree
zen, dat wij geene theologische wetenschap
willen de kwestie is alleen maar, wat gij
wetenschap" noemt. Wij eischen juist den
naam wettenschappelijke Theologie, theologische
wetenschap, Wetenschap der Godgeleerdheid,
op voor de Gemeente, en inzonderheid voor
hare Bedienaren des Woords."
Moge de wrijving der meeningen in de
vereenigde Kerken, waarin ook deze School
soms nog al te zeer wordt betrokken, deze
uitkomst hehben, dat al de Gemeenten haar
kunnen liefhebben als eene kostelyke gave
van God, haar ten goedeals de aanvanke
lijke verwezenlijking van het ideaal der al
oude Geref. Kei ken als de belichaming van
het heilig beginsel dat de Kerken ten allen
tijde van Gods wege geroepen Zijn, eene
eigene inrichting" te hebben tot opleiding'
van Bedienaars des Woords, ten minste wat
de Godgeleerde vorming betreft.
Uit den nood, maar niet als noodhulp,
waarlijk, niet l uit het besef van roeping
is deze School geboren en dat beginsel der
roeping hebben de vereenigde Kerken tege
lijk met deze school aanvaard. God beware
uit genade de Gemeente en alle mannen van
invloed, dat nooit ofte nimmer de Kerk hare
vrijheid zich late ontrooven of bekorten om,
naar hare roeping, zelve hare herders en leer
aars te onderwijzen en te vormen door do
gaven en krachten, die de Heere ook daarvoor
haar geschonken en voor de toekomst in Zijne
beloften gewaarborgd heeft."
Indien de Theologie de vrucht is des ge-
loofs en alleen aan de Gemeente is gegeven
indien de Gemeente de belofte heeft van al
de volheid der gaven des Geestes, tot haar
eigen onderhoud en voor al haar werk in de
wereldziet, dan spreekt het vanzelf, dat zij
bevoegd en verplicht en bekwaam is om
zelve voor de opleiding harer dienaren te zor
gen. Zorgde niet deKerk des O. T. zelve voor
de vorming van de dienaren des heiligdoms
Heeft Jezus niet zelf Zijne Apostelen opge
leid Hij zond hen immers niet naar de
scholen der Godgeleerdheid, die toen onder
de Joden bestonden Geen enkel woord
heeft Hij gesproken, dat voor opleiding Zijner
dienaren in zulke scholen een aanbeveling zou
kunnen geacht worden. Integendeel Hij
heeft den discipelen verboden, den toen
gebruikelyken »wetenschappelijken" titel
Rabbi" te geven en te dragen: «want één
is uw Meester (namelijk) Christus, en gij zijt
allen broeders." Matth. 23 8 De Aposte
len vormden zeiven hunne medearbeiders, en
dezen weder de opzieners der Gemeenten. Pau
lus, die in de school van Gamaliel was on
derwezen, heeft zoo duidelijk mogelijk tegen
die scholen positie genomen en de predikers
van het Kruis alleen van den Heere verwacht,
in en door de Gemeente en de Timotheussen
wekte hy op om aan de toerusting van ge
trouwe mannen te arbeiden. 2 Tim. 2 2.
Alle gaven, die noodig zijn, van de eerste
voorbereiding af, mag en moet de Gemeente
gebruiken. Ook daarvan geldt de ryke betui
ging zij zijn allen uwe. 1 Kor. 322. En
de Godgeleerden by uitnemendheid, de her
ders en leeraars, zijn in 't bizonder geroepen
tot het heerlijke werk der kweeking van die
naren des Woords. Indien niet allerlei om
standigheden het noodig of meer profijtelijk
maakten voor de Gemeenten, zouden er geene
algemeene Opleidingsscholen behoeven te
zijn iedere Gemeente zou dan voor opleiding
kunnen of moeten zorgen. Principieel blijft
de zaak echter de zelfdeof elke Gemeente
of dat de Gemeente te zamen arbeiden aan
deze roeping. Het ambt der Kerkelijke Doc
toren of Professoren, of, zoo als de leer
aars aan deze School heeten, der Docenten is
dan ook geen afzonderlijk ambt; geen ambt
boven dat der herders en leeraarsalleen een
uitbreiding van dat deel des ambts en des
werks, dat in den naam »leeraar" aan eiken
herder is opgdragen. Calvijn, die bizonderen
nadruk legt op >leeraars" in Ef. 4: 11, on
derscheidt de Doctores van de gewone herders,
en leeraars als dezulken, die zoowel door het
vormen van herders als door andere onder
wijzing geheel de Kerk dienen. Zij zijn niet
gelijk de pastores, aan eene bepaalde Ge
meente of Kerk verbonden de reden daarvoor
is niet, dat wie Doctor, leeraar, is, niet te
vens pastor zou kunnen zijn, maar omdat de
bekwaamheden onderscheiden zijn. Onderwij
zen is de taak van alle herders en leeraren
maar deze leeraars inzonderheid zijn geroepen
om de Schrift uit te leggen en dat is een
bizondere gave, die God schenkt, opdat de
>sanitas dogmatum", de gezonde leer, behou
den blij ve. In elk geval blijkt daaruit wel,
dat ook Calvyn de opleiding van bedienaren
des Woords de roeping en de gave der Ge
meente acht, haar door den Heere geschon
ken in voor dat werk bekwame herders en
leeraars, die Hij voortdurend haar geeften
die zij in rijkere mate mag verwachten, als
de dankzegging voor en de smeeking om die
gaven toenemen zal.
Ook de Kerkenorde van Dordrecht 1618/19
spreekt van Doctoren ofte Professoren in de
Theologie, en omschrijft hun ambt aldus
»de Heilige Schrifture uit te leggen en de
zuivere leer tegen de ketterijen en dolingen
voor te staan." En dat de oude Geref. Ker
ken steeds getracht hebben, zoo groot mo
gelijken invloed op het Theologisch onderwijs
te bekomen behoef ik u slechts te herinneren.
Het Formulier ter onderteekening voor de
Professoren in de Theologie is afdoend bewijs
dat zij geen Theologische Wetenschap bo
ven of los van de Kerken erkenden. Dat
politieken en scholarchen gezorgd hebben,
dat de Kerken slechtsgeringen invloed oefenen
konden, is diep te betreuren 't heeft tot het
spoedig verval van Scholen en Kerken krach
tig medegewerkt. Moge deze les der historie,
deze stemme Gods in de geschiedenis van
Neerlauds Kerk, maar nooit worden ver
geten Laat ze ons ook in deze ure te meer
dringen tot dank aan den God onzer Vaderen
dat Hy deze vrije School der heilige Godge
leerdheid aan de vrijgemaakte Kerken ge
schonken en haar ook dit jaar gezegend heeft.
Niet ons, o Heer, niet ons, U Naam alleen,
Zij om Uw trouw en goedertierenheên
Alle eer en roem gegeven
Zoo zy en blij ve hetLittooij.
BeroepenTe Breukelen G. H. v. Kasteel
te 's Gravenhage.
Aangeaomen Naar 's Gravenmoer door J. H.
Laatsman te Brielle, naar Enschede A. door
J. Gideonse te Broek op Langendyk.
Bedankt: voor Schiedam B. door J. Hania
Pz. te Oosterbierum.