Eenige gedachten over onze formulieren, II. Daarom zal Ik nog met ulieden twisten, spreekt de Heereja met uwe kindskinderen zal lk twisten. Jeretuia II9, Het twisten des Heeren met Zijn volk is een heilig twisten. Het is een bestraffen en kastijden, het is een voor oogen stellen van de afwijkingen en de zonden. Dit twisten vloeit voort uit Gods eeuwige trouw en ontferming over Zijne uitverkore nen, het zijn Zijne bemoeienissen, het is het bewijs, dat Hij niet laat varen de werken Zijner handen en dat er nog een overblijfsel is naar de verkiezing der genade, het is een bewijs dat Hij Zijne beloften houdt en vervult. Dit is dan een ander twisten, dan het twisten des H. Geestes met de wereld en dat plaats maakt voor het verderf. (Gen. VI3.) De Verbondsbetrekking tusschen den Heere en Zijn volk is heilig en teeder. Ook de minste ontrouw ot afwijking krenkt haar. En waar er nu geen dag zonder struikeling is, zoo mag er ook geen dag zijn zonder op rechte schuldbelijdenis, geen dag zonder in roeping van het bloed der verzoening, geen dag zonder terugkeer door den H. Geest. Maar er zijn ook algemeene afwijkingen onder den invloed van volkszonden en den geest dezer eeuw, waarbij het volk des Hee ren ontrouw is en tot allerlei afwijking komt. Dan komt de Heere met oordeelen en straf fen, dan worden die zalige vruchten van 's Heeren nabijheid gemist, die zoo rijkelijk worden gesmaakt, als 's Heeren volk dicht bij den Heere leeft, dan spreekt de Ge trouwe Daarom zal Ik nog met ulieden twistenja met uwe kindskinderen zal lk twis ten. En nu komt des Heeren bestraffing wel tot het volk Israël, gelijk het uiterlijk het Bondsvolk was, en zoo ook nu tot de Kerk, gelijk zij zich zichtbaar openbaartmaar de twisting heeft haar vrucht voor de uitverko renen, doch die uitverkorenen leeren dan ook in de algemeene schuld en afwijking, hunne schuld zien en voor den Heere betreuren en belijden. En zoo is de twisting uitvloeisel van Gods trouwe, van Zijn verbond, dat Hij houdt aan kindskinderen en zoo laat de Heere niet af met twisten, tot het wederhoorige is weder gekeerd. De Heere doet Zijne profeten, Zijne getrouwe dienaren de tolken zijn dier twis ting. Zoo Jeremia in de dagen vanJosia. En zouden het ook thans de dienaren niet hebben aan te zeggen, dat de Heere om de zonde en den algemeenen afval eene twisting heeft met Zijn volk Eerst wordt aan Israël voorgesteld, wat teedere band het aan den Heere verbindt lk gedenk der weldadigheid uwer jeugd, der liefde uwer ondertrouw, toen gij Mij nawandel- det in de woestijnin onbezaaid land. Zoo wel de liefde des Heeren tot Zijn volk, als de liefde tot Hem, die daaruit spruit, worden hier vermeld. Bedoeld zijn de eerste dagen na de verlossing uit Egypte. Maar terwijl de Heere dezelfde is gebleven, is het volk afge weken. En diep aangrijpend is de klacht Wat voor onrecht hebben uwe vaders aan Mij gevonden; dat zij verre van Mij geweken zijn en hebben de ij delheid nagewandeld en zij zijn ij del geworden Deze twisting des Heeren zal ook bg Zijne gekenden vruchten dragen en daarom door vertroostingen worden gevolgd. Maar een doodelijk teeken is het, als de twisting niet wordt opgemerkt of verstaan. De nooden en smarten en bewegingen en te leurstellingen op kerkelijk gebied zijn de be wijzen van eenen twist, dien de Heere twist met Zijne kerk in deze landen. Het zijn de bewijzen, dat de Heere nog bemoeienis met haar heeft. Maar nu zal het van belang zijn ook in dezen de teekenen der tg den te ver staan. Want Mijn volk heeft twee boosheden gedaan Mij, den springader des levenden wa ters hebben zij verlaten, om zichzelven bakken uit te houwengebroken bakkendie geen water houden. Hoe verkeert ieder in de betrekking waarin God hem plaatste ten opzichte van den eisch van Gods Woord Dit doet de Heere Jezus schrijven aan de gemeente te Efeze. Maar Jk heb tegen u, dat gij uwe eerste liefde hebt verlaten. Ieder kind Gods zal dit verwijt ten opzichte van zichzelven meer en meer leeren verstaan. Maar daar volgt dan ook opBekeer u en doe de eerste werken. Wat zoon, dien de vader niet kas tijdt. Zonder kastijding zijn ze bastaarden. Daarvoor beware u de HeereHulsebos. Inzake onze Zending. 1. Inzake onze Zending is door de BB. Dr. Schot en Dr. Wagenaar toegestemd, dat Art. 7 der Kerkenordening niet met het oog op Heidenzending gemaakt is maar dat veel meer de arbeid der z. g. Inwendige Zending" in Noord-Brabant en Limburg binnen de grenzen van dit Artikel valt. Hieruit nu volgt, dat dit Artikel ons niet kan nopen de Heidenzending te wringen in het voor haar veel te enge keurslijf der voor de Ker ken zeer geschikte Kerkenordening. Anderzijds stemmen wij hun gaarne toe, dat de woorden van Art. 7 zouden kunnen toegepast worden op de Heidenzendingmaar de vraag was niet wat men wenschtmaar wat is. Het verband van Kerkenordening en Hei denzending moet o. i. gelegd bij Art. 41 en 47 en 50, enz. 2. Over den strijd, in vele bladen tegen Deputaten tot de Zending gevoerd, hebben wij dusverre gezwegen, en denken wij alsnog te big ven zwijgen. Wij zien het nut er niet van in, onze lezers te onthalen op allerlei twistgeschrijf, dat niet verder brengt. En de zaak der Heidenzending is ons te heilig en voor onze Kerken te gewichtig, dan dat wij Deputaten zouden verdedigen tegen de soms verre van edele wijze, waarop tegen hen is geschreven. Alleen dan zouden wij wellicht hierop ingaan, indien gevaar bestond, dat Deputaten zich daardoor tot ontijdig antwoor den lieten verlokken. 3. Eveneens uit liefde tot de Heidenzen ding gaan wg op dit oogenblik niet in op de zaak van Alphen. 't Komt ons zeer ver keerd voor, dat stukken in een nog niet af gedane tuchtzaak in kerkelijke bladen bespro ken worden. Eveneens zeer bedroevend, dat men in zulke bladen allerlei bedenkingen oppert over zaken zoo teer als die van Batavia en Soerabaia of van genoemden Broeder, zonder zich vooraf tot de daartoe aangewezen Deputaten te wenden. Verkwikkend is wel de teerheid, waarmede de Utrechtsche Kerkbode en de Gereformeerde Kerkbode in deze han delden maar geheel deze publieke bespreking moest niet geschieden over zaken ter Generale Synode zoo voorzichtig behandeld en voor de volgende Generale Synode ter behandeling gegeven. 4. Over utopiën en illusiën in allerlei Zendingstheoriën van de laatste maanden en jaren spreken wij wellicht later eens, voor ditmaal wilden wg slechtslo. verklaring geven van ons stilzwijgen2o. de Zuider- Kerkbode doen uitspreken, dat zij niet mede doet aan het veroordeelen van wat men niet weet3o. de Kerken van het Zuiden opwek ken dat men zich door allerlei twistgeschrijf niet late ontrusten maar met ernst, belang stelling, gebed, en gave de zaak der Zending steunen te meer waar nu door de overname van Middeu-Java ons Zendingsveld meer dan verdubbeld is. Over de zaak-Horstman volgen wg daarbij de Geldersche Kerkbode niet in bespreking dewijl deze zaak eerst door De putaten moet behandeld zijn, eer de Kerke lijke Pers daarover een eenigermate bevoegd en juist oordeel zou kunnen uitspreken. Feringa. Onderscheiden van de liturgische formu lieren, niet wat de leer, maar wat het ge bruik aangaat, zijn de Belijdenis formulieren of Formulieren van Eenigheid. Zij treden meer op den voorgrond en vormen als het ware de uitwendige verweermiddelen of bol werken der Kerk, terwijl de liturgische for mulieren als organen dienen voor het inwendige leven der kerk. De formulieren van eenig heid zijn dan ook in het kamp der vijanden wel bekend, de liturgische formulieren tellen daar weinig of niet mede. De formulieren van eenigheid zijn de uit drukking, waarin de gereformeerde kerken hare eenheid belijden en uitspreken, zij vormen het accoord van gemeenschap. Voor kerken en leden en kerkelijke vergaderingen, gewone en meerdere. Men noemt ze ook symbolen of symbolische geschriften. Het woord symbool wordt hier liefst genomen voor veld- of her kenning steeken, vaandel of wachtwoord, waar aan de strijders elkander herkennen, waar onder zij te zamen optrekken. Deze formulieren zijn niet opzettelijk met het doel opgesteld om als Jormulieren van eenigheid voor de Kerk te dienen, gelijk dat b. v. in de Luthersche kerk vanwege de over heid is geschied, maar in den weg van Gods Voorzienigheid zijn zij daartoe bestemd ge worden. Ook het getal drie is niet vooraf door menschen bepaald, maar is zoo door Gods bizonder bestel geworden. De Belijdenis des geloojs, bestaande in 37 artikelen, is opgesteld door Guido de Bres, gereformeerd leeraar te Valenciennes en al daar om het geloof verbrand. Zij was eene blootlegging van de leer der Hervormden, opdat het zou big ken, wie zij waren en de lasterlijke geruchten zouden worden gelogen straft, als kleefde den hervormden de schan delijkheden der Wederdoopers aan. Zij ver scheen in 1561. Reeds in 1563 werd zij op de synode te Armentiers als belijdenisschrift der gereformeerde kerken erkend. De Catechismus is een leerboekje, op last van Frederik III van den Paltz door de Hei- delbergsche Godgeleerden opgesteld. In 1563 verschenen en ook reeds in datzelfde jaar in het Nederlandsch vertaald, werd hg in 1566 opnieuw vertaald door P. Dathenus en meer en meer in de Nederlandsche kerken gekend, verbreid en als geloofsleus erkend, totdat de openlijke en algemeene erkenning tegelijker tijd met de bevestiging als zoodanig van de Belijdenis des geloofs plaats vond te Dord recht, 1618 en 19. De Dordsche leerregelen zijn geboren uit den gevaarlijken strijd met de Remonstrant- sche dwalingen. Zij bevatten eene nadere uit breiding en bevestiging van eenige belang rijke leerstukken der Gereformeerde Belijdenis en de verwerping der dwalingen, daarmede strijdende. Zij heeten leerregelen, besluiten of Canones van Dordrecht en zijn opgesteld door de Synode aldaar gehouden 1618-19. Dit drietal vormt de leer der Gereformeerde Kerk. In deze leer moeten de lidmaten on derwezen, hiervan moeten zij Belijdenis doen. Hierbij moeten zij beloven door Gods genade te zullen volharden. De ambtsdragers bevestigen deze leer als de leer van Gods Woord bij hunne indienst treding, de ouders bij den doop hunner kleine kinderen. De leeraars mogen daarvan niet af wijken of daartegen leeren. Hebben zij bezwaren tegen de Belijdenis, dan moeten zij die openbaren aan de kerke- raad, classe, synode, opdat de kerk op die vergaderingen daarover oordeele. Onfeilbaar zgn de formulieren niet. Zoo op eenig punt strijd met Gods Woord mocht blijken, zoo is de generale Synode bevoegd, het kromme naar Gods Woord recht te buigen. De Kerkenorde is eene uitbreiding van art. 32 der Geloofsbelijdenis. Zg mag nimmer met de Belijdenisschriften strijden. Zij staat onder de belijdenis. Juist omgekeerd handelt de onwettige or ganisatie van 1816/52. Zg plaatst (niet in schijn) maar inderdaadhare ordeningen boven de Belijdenis en dus boven Gods Woord. De Belijdenis aanvaarden en het synodaal bestuur te gehoorzamen, kan niet samen gaan. Hulsebos.

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1894 | | pagina 2